Tiendenschuur Loenhout (c) Wezel op de foto

De tiendenschuur van Loenhout

 Onderstaande tekst is een bewerking van de toespraak van Etienne Kerremans ter gelegenheid van de officiële inhuldiging van de gerenoveerde Tiendenschuur te Loenhout op 17 december 2022.

Een eerste vermelding over een tiendenschuur in Loenhout vonden we in een akte uit 1517. We vinden er enkel vermeld: “land bij de tiendenschuur dat Antonis Bode in handen heeft”, zonder verdere specificatie van de locatie. Welke tiendenschuur het betreft kan hier dan ook niet uit afgeleid worden want er was eveneens sprake van een tiendenschuur in Sneppel en in Terbeek, maar gezien de nabijheid van land van Antonis Bode (ook Boets, en Bots) betreft het waarschijnlijk de schuur bij de kerk, gezien we in de cijnsboeken van 1530 Anthonis Bode in deze omgeving terugvinden. Verder zullen we trouwens zien dat de tiendenschuur niet steeds op dezelfde plaats stond en dat de schuur zelf ook meer dan eens hernieuwd werd.

Een aanwijzing door wie één dezer schuren getimmerd werd vinden we in een akte uit 1545, waar een aantal dorpsoudsten getuigen over land van de abdij van Sint-Bernardus in Hemiksem. We leren dat er een oude en een nieuwe schuur was, en vermits er niet gespecificeerd wordt waar de nieuwe schuur werd getimmerd, veronderstellen we dat dit op dezelfde plaats als de oude was. We krijgen hier alleszins wel het bewijs dat de tiendenschuur aan de heuvel stond en achter het huis van Jan de Weert. Het feit dat deze mogelijk al eens verplaatst werd is makkelijk te begrijpen: huizen en schuren waren houten constructies die wel eens afbrandden of van plaats werden gewisseld. Een voorbeeld uit 1551:

Schepenregister 142, f° 20 r° 03.04.1551 svl. heer Lambrecht van den Bulcke, pastoor in Loenhout, gemachtigd van de abt van St Bernaerds en Adriaen de Coninck met Jan Peeter Boets mangelen erve om erve nl stede in bezit van Adriaen de Coninck en Jan Peeter Boets gelegen bij de tiende schuur bij de kerk waarbij heer Lambrecht het huis dat Jan Peeters op zelfde erve heeft verzet naar een andere plaats en vs Adriaen een huis zetten bij de oude molenberg

Waar de tiendenschuur vroeger precies heeft gestaan kunnen we ook afleiden uit de cijnsboeken, in samenhang met de gegevens uit het landboek van de Sint-Bernardusabdij en de figuratieve kaart uit 1779. De cijnsboeken uit 1530, 1566 en 1622 leren ons dat er grenzend aan de oostkant van de tiendenschuur huis en hof gelegen waren, welk in 1530 toebehoorde aan Andries Wouts Goossens en via diverse eigenaars na 1622 toekwam aan Aert Robrecht van Gilse. Noord van dit pand vinden we de schoolmeester Hendrick van Erffrenten.

Bekijken we nu de situatie in het landboek van de Sint-Bernardusabdij uit 1669. Dit landboek is van de hand van prior Judocus Bal, ook gewezen pastoor in Wouw. De Sint-Bernardusabdij had in het ancien regime aanzienlijke belangen in Loenhout. In dat landboek vinden we een schets van de nieuwe pastorij en aanliggende landen. We leggen die tegenover de huidige situatie. Wat ons in het bijzonder interesseert, zijn de percelen nrs. 1 en 2 uit het landboek. Merk op dat de bocht die de Kerkblokstraat maakt, verschilt van huidige situatie. Is dit een vergissing in de tekening van de abdij of werd de straat nadien verlegd? Alleszins zien we op de figuratieve kaart dat deze beter aansluit bij de huidige situatie.

De beschrijving van perceel 1 leert ons dat op dit perceel de pastorij staat en dat daar een schuur op gemaakt is, verder dat dit perceel door de abdij werd aangekocht in 1629 van Sijken Michiels Schensels, Sijken zijnde een vorm van Lucia. Nu leert een akte uit 1618 ons het verband tussen Sijken Michiels Schensel en Hendrick van Erffrenten, waarvan we weten dat hij in 1630 cijnsplichtig was op dit stuk erven. Blijkbaar werd Sijken Michiel Schensels eigenares en bleef Hendrick van Erffrenten cijnsplichtig, mogelijk als pachter. We hebben Hendrick van Erffrenten ook gezien als grenzend noord aan het perceel dat westwaarts aan de tiendenschuur kwam, dus de schuur kan pas na 1629 op de pastorij gekomen zijn.

We weten ook uit de beschrijving in het landboek van perceel 2 dat daar ooit de tiendenschuur stond, daarna de doelen van de schuttersgilde, en dat het perceel nadien terug in handen van de abdij kwam. De tiendenschuur heeft dus voor 1629 gestaan waar nu taverne 'Onder den toren' is, of meer waarschijnlijk waar de harmonie is, en vermoedelijk was het hoekpand ook toen al taverne, meer bepaald de herberg van Jan Meus, alias Jan 'De Weerd' die we dan weer kennen uit onze akte uit 1545 (cfr. supra). Dit perceel nr. 2 werd in 1674 door de abdij getransporteerd aan Cornelis Huygens, als we deze lijn  zouden volgen moeten we normaal bij café “Onder den toren” en/of het pand van de harmonie uitkomen.

Keren we nog even terug naar ons landboek en de beschrijving van perceel 1. We zien daarin de koop in 1629 en de vermelding van de schuur die nadien gemaakt werd, dus tussen 1629 en 1669, met vermelding en tekening van de schuur en 'het straetken zuytwaerts' voor het stouwen, wat we nu in feite een erfdienstbaarheid noemen. Dit straatken zien wij heden nog steeds naast 'Den Overkant'.

Op de figuratieve kaart uit 1779 zien we dat het perceel waar we na 1630 de tiendenschuur gevonden hebben, hier perceel 65 is, maar dat de schuur blijkbaar meer westwaarts geplaatst is ten opzichte van de tekening uit het kaartboek, een beetje meer westwaarts ook van het straatken, eigenlijk min of meer op de plaats waar we ze nu treffen.

Conclusie

Resumerend kunnen we dus stellen dat de tiendenschuur eerst gestaan heeft op perceel 5 van deze kaart, dan tussen 1629 en 1669 verplaatst is naar perceel 65 zijnde de pastorij waar ze aanvankelijk waarschijnlijk eerst meer oost van 'het straetken' gestaan heeft en in een later stadium, maar voor 1779, verplaatst werd naar haar huidige positie.

Het perceel nr. 5 op deze kaart behoorde in 1779 toe aan Peeter De Meester, die het op 19 december 1774 kocht van Jan Fran Coninckx. Deze laatste had op zijn beurt op 2 mei 1741 het pand gekocht van de erfgenamen Cornelis Huygens, die we reeds kennen als koper van perceel nr. 2 uit het landboek van de abdij.

Het perceel nr. 6 is eveneens eigendom geweest van Peeter De Meester, die op 13 december 1774 koper was van dit pand van E.H. Guilielmus van Elsacker. Hoe deze laatste het pand verkregen heeft konden wij tot heden niet achterhalen; wel staat vast dat zijn grootoom Joannes Franciscus van Elsacker op 13 februari 1712 het pand kocht van Aert van Gilse, welke we dan weer kennen als cijnsplichtige na 1630. Peeter de Meester is ons in de archieven gekend als herbergier, zowel van afspanning 'De Leeuw' als van afspanning 'De Drie Swaentiens'.