Bronzen cista 500 v. Chr. (funeraire emmers), Gallo-Romeins Museum, Tongeren

Voorgeschiedenis der Kempen

De oudste archieven van Loenhout dagtekenen van 1277. Wil dat nu zeggen, dat er van onze gemeente niets gekend is uit vroegere eeuwen? Oudheidskundigen, die hun navorsingen steunen op vaste gronden beweren, dat er in veel vroegere tijden reeds min of meer beschaafde volkeren huisden op de plaats, waar eens de gemeente Loenhout zou oprijzen.

Enige duizenden jaren voor Jezus Christus, tijdens het zogenaamd Maaslands tijdvak, reikte de zee nog tot aan Leopoldsburg, zodat de bodem hier bijna gans met water was bedekt. Het klimaat was heel warm. Op de hoogten leefde de mens. Vele dieren, die thans niet meer bestaan, zoals grote herten, leefden toen in dichte wouden op de moerassige grond. In 1905 werd het geraamte van een dezer dieren te Rijkevorsel gevonden.

Het Campaans tijdvak, dat hierop volgde, is gekenmerkt door een langzame opheffing van de bodem naar het noordwesten, dit wil zeggen, dat de zee zich uit de Kempen verwijderde. Het klimaat veranderde en het werd veel kouder. Ook het dierenrijk onderging een totale wijziging. Het was in deze periode, dat het reuzendier, de mammoet, zich in deze droog gekomen streek schuil hield.

Tijdens het Moesteriaans tijdvak bleef het nog altijd zeer koud. De mensen trokken zich terug in holen en spelonken. Het is zelfs twijfelachtig of de Kempen destijds wel bewoond was. De neushoorn, met gespleten neusvleugels, verbleef in de streek. De mammoet verdween, en het rendier kwam te voorschijn. Dit laatste hield zijn verblijf in onze streek tot aan de historische tijd.

Hierop volgde het Flandrisch tijdvak. Dieren zoals nu nog aan de Pool leven, bevolkten onze streek tijdens deze zogenaamde ijsperiode. De zee bezette opnieuw gans Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen tot aan Mol. Een nieuw ras van volk van zeer grote gestalte, met ronde koppen zoals de Mongolen, verscheen in de Kempenstreek.

Het Magdaleaans tijdvak brengt meer beschaving. Het koude klimaat wordt milder. De mens van die tijd bouwt hutten in leem op het platte land, en paalhuizen of meerhuisjes op moerassige grond. Denk even aan de streek "Meerhuisjes" gelegen tussen Brecht en Wuustwezel en Loenhout. Scheepjes, gemaakt van uitgeholde boomstammen, dienen om langs rivieren de opkomende handel te bevorderen. Het is ook in deze periode, dat de lijkverbranding zijn aanvang neemt. De as werd in stenen potten, urnen genaamd, op gemeenschappelijke begraafplaatsen bijgezet. Zoals men weet, werden op de hoogte van de Tommelberg verscheidene urnen gevonden, die men nog in het Oudheidskundig museum van Brecht kan bewonderen. In 1875 werden insgelijks prachtige urnen opgegraven in de Wachelbergen.

Meen nu niet, dat wij in het voorgaande slechts handelen over een korte tijdsruimte. Wij herhalen nogmaals, dat de vijf tijdvakken, die wij bondig beschreven, duizenden jaren duurden; dat wij, slechts enige karakteristieken aanhaalden uit het vierde of quaternaire tijdperk, een zeer lange tijdruimte, die reeds door drie zulke tijdperken werd voorafgegaan. In vele geschiedenisboeken, wordt de voorhistorie, die wij beschreven, verdeeld in stenen-, bronzen- en ijzeren tijdperken. Deze indeling wordt zo genoemd niet alleen, omdat die stoffen in die tijd gekend waren, maar vooral omdat de toenmalige wapens, zoals: messen, bijlen en pijlpunten, onderscheidenlijk in genoemde tijdperken, uit die grondstoffen vervaardigd werden.