Terug naar overzicht

In 1556 kwam het eerste werk van Joannes Stadius "Leonnouthesius" van de pers bij de gekende Keulsche drukkers Birckmann. Het droeg voor titel "Ephemerides novae et exactae".

Met een zeer vleienden en aanmoedigenden brief van den beroemden Gemma Frisius, alsdan leeraar aan de Leuvensche Hoogeschool, wordt dit werk als volgt ingeleid:

"Quid cessas Stadi quur ante tubam tremor occupat artus? Toto jam pectore desidero videre labores tuos vere Herculeos, quos in colligendis motibus planetarum diurnis, atque (ut vocat Ptolomaeus) συζυγίαίς desudasti.

Uwe nieuwe ephemeriden zullen wel beknibbelingen opwekken, daar zij indruischen tegen de bestaande begrippen, onberedeneerd overgenomen uit Ptolomaeus en uit de "Tabulae Alphonsinae", maar toch zullen zij zich opdringen, zoowel als het werk van een Copernicus "vir ingeniosissimus et solertissimus", die door zijne waarnemingen onbetwistbaar bewezen heeft dat niet de aarde, maar wel de zon het middenpunt van het heelal is.

Perge bonis avibus absolve stadium propositum, amicissime Stadi: crede mihi (si quid ego rede iudico) accipies Βραβείον nominis aeternitatem."

Brief van Gemma Frisius uit Leuven, gedagteekend den 20 Februari 1555.

Stadius' werk vangt aan met de door hem geinterpreteerde "Iathromathematica Hermetis Trismegisti", dat is het verband van de geneeskunde met de mathematica. Deze verhandeling moet ons hier geenszins verwonderen. Het geloof aan den invloed der sterren op het leven en de toekomst van den mensch inderdaad was zoo sterk ingeworteld dat tot in de XVIIe eeuw de studie der geneeskunde steeds gepaard ging met deze der mathematieken en bijzonderlijk der sterrenkunde. Een geneesheer kende grondig niet alleen de theoriën der sphera, hij kon ook waarnemingen doen. In tal van hoogescholen werden beide wetenschappen door één en dezelfde leeraar gedoceerd, zoo geschiedde bij voorbeeld aan de Universiteit van Leuven, waar vanaf omstreeks 1540 tot 1650, R. Gemma Frisius, C. Gemma, zijn zoon, P. Beausard, Adr. Romain, J. Sturm en G. Van Gutschoven professor zijn én van de mathematieken én van de geneeskunde.

Deze verhandeling werd later ook opgenomen in andere werken.

Hierna heeft Stadius het over de huizen of figuren des hemels "de domibus sivi caeli figuris" waarvan hij beschrijving geeft, met opgave der wijze van opmaken, der vast te stellen hoeveelheid, en met eene korte methode der afleidingen of richtingen der Planeten. Dit alles vergeleken met de stelsels van Ptolemaeus en Regiomontanus.

Daarop volgen allerlei "tabulae" en "catalogi".

Dit vormt het eerste deel van dit werk.

Het tweede deel omvat de eigenlijke "Ephemerides", berekend op de lengte der alleredelste haven van Antwerpen (Ad longitudinem Andouerpiae emporii longe nobilissimi).

In dit sterrenkundig werk worden dag voor dag aangeduid de astronomische feiten die elkanderen moeten opvolgen, meer bepaaldelijk de plaats van elke planeet in den dierenriem. Zij reiken in de

Drie uitgaven zagen het licht tijdens het leven van Stadius. De twee eerste zijn opgedragen aan Philips II; de derde aan Lazarus Schuendius, Baron van Lantzberg en aan Augerius a Boesbeque, gewezen gezant bij Soliman.

De twee laatste uitgaven verschenen na het afsterven van Stadius.

Deze van 1581 werd bezorgd door zijnen zoon Hieronymus, die ze opdroeg aan den Landgraaf sterrenkundigen Willem IV van Hesse. Zij bevat een Epitaphium op Joannes Stadius, met verkeerde opgave van dezes sterfdag, en ook nog eene tabel van den sinus berekend op straal 60.

De laatste druk verscheen in 1585. In deze uitgave wordt aan den tekst door Giuntini niet veel veranderd ; laat hij de in vorige 3 uitgave bijvoegde tabel weg, dan last hij daarentegen vele bijvoegsels in die nog meer het hoofdgebrek van dit werk doen uitkomen, namelijk zijn meer astrologische dan sterrenkundige aard.

Deze Ephemeriden werden bij hun verschijnen met belangstelling onthaald. De vijf uitgaven trouwens komen dit bevestigen.

Op de lijst der boeken die Joannes Moufflinius, de vriend van Plantin, in 1575 naar Spanje meenam, komt een exemplaar der Ephemerides voor; het kostte toen 3 gulden (Denucé, correspondence de Chr. Plantin. T.V, blz. 7.).

Om te eindigen hebben wij eene schier onbegrijpelijke missing te recht te wijzen. Prof. Van Ortroy (op cit., blz. 342) vermeldt een zogezegd "Tractatus in Ephemerides Stadii" door J. Dee, een handschrift bewaard in de Hoogeschool-bibliotheek van Oxford.

Dit tractaat bestaat eenvoudigweg niet. Op de randen van een exemplaar van Stadius' "Ephemerides" (1570), bewaard in de Bodleian Library te Oxford, en gecoteerd Ashmole 487, heeft Dr. John Dee een journaal geschreven, dat te Londen in 1842 door de Camden Society uitgegeven is geworden onder den titel: "Diary of Dr John Dee" (mededeling van dhr. Craster, sub bibliothecaris in de Bodleian Library te Oxford).

  Terug naar overzicht