'Blijf in uw kot', anno 1784

13 maart 2020 was een historische dag; misschien vertellen we er later nog over aan onze kinderen of kleinkinderen. Op die dag ging het land op slot om de verspreiding van het nieuwe corona-virus tegen te gaan. Bedrijven, winkels en scholen werden verplicht te sluiten; alle verenigingen moesten hun werking staken. Het moet geleden zijn van de laatste wereldoorlog dat scholen en bedrijven voor zulke lange tijd werden gesloten. Het adjectief 'historisch' is dus zeker geen dichterlijke overdrijving.

In de 18de eeuw ging er in onze streken ook een dodelijke ziekte rond, namelijk dysenterie of rode loop, een zware vorm van diarree die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bloed in de ontlasting. Tijdens onze navorsingen over de geschiedenis van Loenhout, botsten we op een boekje uit 1784 van de Loenhoutse geneesheer Peter Van Elsacker, 'Verklaring ende raedgeeving over de dysenterie ofte loopziekte als mede aengaende de gal en soo genaemde rotkoortse'. De aanleiding van dit werk, was een bezoek dat hij in 1783 bracht aan de dorpen van Kontich, Wuustwezel en Loenhout. De dorpsbestuurders hadden hem daar om hulp gevraagd bij de bestrijding van de dysenterie, die daar in die periode lelijk huishield. De raadgevingen die hij gedaan had en door de dorpsbestuurders in de praktijk waren omgezet, waren zo succesvol gebleken, dat hij het nuttig vond hierover een boek te publiceren.

Het boekje, hoewel meer dan 200 jaar geleden gepubliceerd, is verrassend actueel. De aanbevelingen die hij doet, klinken ons zeer bekend in de oren. Het is fascinerend te lezen hoe een arts uit onze streek in die tijd, lang voor Louis Pasteur de wetenschappelijke fundamenten voor de microbiologie legde, reeds zeer goed de dynamiek van een ziekte begreep. Zijn aanbevelingen zouden vandaag nog zo uit de pen van één of andere mediatieke professor-viroloog kunnen komen.

Het eerste deel van Van Elsackers boek behandelt het ziektebeeld en het verloop van de epidemie in tijd en ruimte. Vervolgens bespreekt hij hoe de ziekte het best behandeld wordt, en volgt er een pagina's lange tirade tegen kwakzalvers. Het zijn stielbedervers die de geneeskunst belachelijk maken en zeer veel onheil veroorzaken door hun 'geneesmiddelen' die in het beste geval geen soelaas brengen, maar vaker de situatie nog verergen.

In het tweede en meest interessante deel, komen dan de aanbevelingen aan bod. Ten eerste prijst dr. Van Elsacker 'het gouvernement' om gezondheidszorgen en medicijnen 'zonder hunnen kost' ter beschikking te stellen van de boeren en buitenmensen. Immers, 'eenen behoeftigen ende armen boer of buyteman ziek zynde, zal niet ras geld uytgeven tot zynder genezing'. Hij had dit laatst nog meegemaakt in Kontich, waar een huisvrouw hem voorloog dat haar man niet ziek was. Van zodra hij haar duidelijk maakte dat zowel de consultatie als de medicijnen gratis zouden zijn, 'bragt zy terstont haeren zieken man voor den dag'. Niet veel later was de man genezen.

Een reeks aanbevelingen geldt de omgang met de lichamen van de overledenen. Zij worden best in een afzonderlijke kamer gelegd 'in eene wel beslote ende gepekte kiste' tot het moment van hun begrafenis en zeker niet op plaatsen 'daer men eet, drinkt ofte slaept'. In elk geval dient de begrafenis binnen de 24 uren na overlijden plaats te vinden. De lijkdienst in de kerk kan best zonder kist gebeuren, en als het écht niet anders kan, moet men de kerk nadien goed verluchten 'met vensters en deuren open te setten ende meer als gewoonte te bewieroken'.

Hygiënische maatregelen passeren ook de revue. Zo is het 'nadelig ende onvoorsigtig' dat gezonde mensen plaats zouden nemen op de lijkwagen, of dat de 'stroy bussels' die zich op de lijkwagen bevinden, daarna op de openbare weg zouden belanden. Het beddengoed waarop de overledene geslapen heeft, alsook zijn kleren, worden best niet opnieuw gebruikt 'ten zy wel uytgezuyvert ende naer langen tyd'.

Het ons zo bekende 'social distancing' komt ook aan bod. Van Elsacker beklaagt er zich over dat 'alle welpysende boeren' wel zo voorzichtig zijn om hun zieke dieren meteen af te zonderen van het gezonde vee om besmetting te vermijden, maar dat ze hetzelfde gezond verstand niet aan de dag leggen wanneer het over menselijke huisgenoten gaat: 'Het was te wenschen dat dese luyden de selve voorsorge werkstellig maekten als wanneer onder hun huysgesin den eenen ofte den anderen ziek wierd'.

Naast de lichamelijke gezondheid, moet men ook waken over de geestelijke gezondheid van de mensen. Gelukkige mensen hebben immers een betere weerstand. Het 'dikmaels en langdurig luyden en kleppen der klokken over de doden, hunne begrafenissen en hun uytvaerden' maakt mensen depressief en angstig en moet daarom vermeden worden.

'Blijf in uw kot!' - ook dr. Van Elsacker wist het al in de 18de eeuw. Dat geldt voor zieken evenals voor gezonde mensen. Hij beveelt 'ordonnantiën' aan welke 'op sware straffe verbieden, dat die menschen door ziekte aengedaen, naer geene andere plaetsen mogten vervoert worden, alwaer die ziekte sigh nog niet geopenbaert heeft.' En verder nog: 'dat men zig niet mag bloot-stellen aen die persoonen, de welke ziektens van ontsteekenden ofte besmettelyken aert aengedaen zyn.' Deze raadgeving is evenwel niet van toepassing op zorgverleners wier plicht het is de zieken bij te staan, nl. 'de heeren regeerders, pastors, bigtvaders, geneesheren, ziekedienaers en -dienaeressen etc.'

'Handen wassen!' Hoe vaak hebben we dit al niet gehoord? Ook in de 18de eeuw wist Van Elsacker het al: 'men moet zig reyn en zuyver houden, zig dikmaels van lynwaert ende kleederen verschonen, de handen, aenzigt en voeten wasschen met schoon water en azyn gemengt ende met hetselve den mond uytspoelen.'

Wij wensen hierbij alle lezers een goede gezondheid toe!

Mathias Van Aken (2020)

Biografische schets

Dit artikel is ook (in licht gewijzigde vorm) verschenen in: