Door Frankrijk

  Terug naar overzicht

Begin maart [1806] arriveerden wij te Laon, een schone stad, gebouwd op een hoge berg, midden in nochtans vruchtbaar land. Fruit vindt men er in overvloed, want de akkers en zelfs de wegen zijn er beplant met fruitbomen. Onze tocht voortzettend, bereikten wij Dijon, waar wij rustdag hielden. Dit is een grote, versterkte stad, liggend in het vlakke land, zeer vruchtbaar in granen en in wijnen en bespoeld door twee kleine rivieren, de Ouche en de Suzon. Vandaar vertrokken wij naar Macon, een mooie plaats, eveneens gelegen in Bourgondië en vermaard door de goede wijnen, die men er wint.

Braine-le-Compte naar Lyon via Laon, Dijon en Mâcon (maart 1806)

Verder marcherend bereikten wij Lyon, waar wij andermaal rustdag hielden. Dit is een der grootste steden van Frankrijk, schoon en wel gebouwd: de huizen zijn er heel hoog en de straten maar smal. De inwoners zijn er gemeenzaam en de vreemdelingen worden door hen goed ontvangen. De hoofdkerk, met een allerschoonst uurwerk, is een der prachtigste van Europa. Het stadhuis is zó afgewerkt, dat men het volmaakt heet. De Rhône en de Saône hebben bier hier loop en zijn zeer rijk aan vis. Men vindt er ook de schoonste zijdefabrieken, waar men alle soorten van zijden stoffen voortbrengt.

Grenoble, waar wij veertien dagen bleven, was voor mij het begin van het soldatenleven, dat mij nog steeds als onmogelijk toescheen, al bepraatte ik mij voortdurend dat er geen andere uitkomst overbleef dan maar te volharden...

Ik schreef een brief om mijn ouders in te lichten over mijn toestand en hen te vertellen over het land, waarin ik mij hier bevond en over de zeden der bewoners. Zeer schoon is deze stad en heel sterk bevolkt. Men vindt er vele vruchtbare wijnbergen, bijzonder met witte wijn. Fruit is er in overvloed, zoals okkernoten en kastanjes. Van de noten maken zij hier olie en de kastanjes gebruiken zij voor hun voornaamste potage...

Vanuit Grenoble werden wij gezonden naar Padua, passerend Montmélian, Pont-Bon-Voisin en St. Jean de Maurienne, hoofdstad van Savoye. Dit land is niet al te vruchtbaar, want men ziet er niets dan bergen, waarvan de toppen schier zomer en winter met sneeuw zijn bedekt. De inwoners leven maar armoedig. Hun dagelijkse spijzen zijn kastanjes, Spaanse tarwe en slechts droog brood, want sommigen bakken brood voor zeven, acht maanden lang, hard als beschuit, zodat zij er met een kapmes stukken moeten afhakken. Hun woonplaatsen zijn zeer klein, meestal echter met twee étages, want onder hebben zij hun stallingen en boven wonen zij. Voor glas in de vensters nemen zij wit papier, met olie bestreken, opdat het meer klaarheid zou geven.

Wij waren er zeer slecht gelogeerd. Wij moesten er schier altijd in de stallen slapen bij de beesten. Gedurende de winter verblijven de bewoners steeds in hun stallen. Van de morgen tot de avond vindt men de verzamelde geburen altijd spinnend of naaiend en alzo hun arbeid in de stal verrichtend. Zij doen zulks wegens de grote warmte. In de winter is het in deze streek zeer koud en in de zomer zeer heet. De bewoners zijn zeer klein. Het vrouwvolk heeft een knobbelvormige keel, ja, sommige knobbels zijn wel twee vuisten groot. Het mansvolk is daar niet zo sterk aan onderhevig. Hun klederen zijn gemaakt van grof grijs laken.

Van St. Jean de Maurienne vertrokken wij naar Lans-le-Bourg. Verdubbeling van droefheid, want men verwittigde ons, dat het onmogelijk was er te komen door de grote bergen die wij moesten overtrekken.

Van Lyon naar Susa via Grenoble, Saint-Jean-de-Maurienne, Mont-Cenis (maart 1806)

Eindelijk bereikten wij toch Lans-le-Bourg, aan de voet van de Mont-Cenis, een zeer hoge berg, waar men omtrent drie uren nodig heeft om er op te stijgen en die zeer gevaarlijk is voor de passanten, vooral in de winter. Dan is men dikwijls verplicht aan de voet van de berg te wachten tot de storm is uitgewoed, of op de top, waar een klooster is van de Latrappen [lees: Benedictijnen] en een hospitaal om er de zieken te verzorgen en degenen die niet in staat zijn hun weg te vervolgen. Men hoort schier alle dagen spreken van ongelukken veroorzaakt door de sterke wind, de zware sneeuwval of de hevige koude. Doch mijn kameraad en ik, wij voorzagen ons van klederen en lieten ons met een ezel naar boven brengen mits betaling van drie francs per man. Ziende te allen kant houten kruisen langs de weg, vroegen wij aan onze leidsman wat dat beduidde, waarop hij ons zei, dat op die plaats een ongeluk was geschied.

Men zou niet kunnen geloven welke verandering wij ondervonden. Boven op de Mont-Cenis aangekomen ontvingen wij per man een pint wijn en een half pond brood, als naar gewoonte, want elke militair bekomt een bon voor wijn en brood tot versterking voor de beklimming van de berg, evenals een gids, want de weg is steeds met sneeuw bedekt, zodat het voor een vreemdeling onmogelijk is om de weg te vinden.

Aan de voet van de berg is het altijd koud langs de kant van Lans-le-Bourg, ja schier onverdraaglijk, doch aan de overzijde van de berg, langs de kant van Susa is het het mooiste en aangenaamste weder.

  Terug naar overzicht