1256 NN
Op 4 november 1256 wordt vermeld dat de pastoor van Loenhout, samen met de pastoors van Rijsbergen en Minderhout moeten zorgen voor de aanstelling van de pastoor van Meer. Doch de naam van de pastoor wordt niet genoemd.
Lees meerOp 4 november 1256 wordt vermeld dat de pastoor van Loenhout, samen met de pastoors van Rijsbergen en Minderhout moeten zorgen voor de aanstelling van de pastoor van Meer. Doch de naam van de pastoor wordt niet genoemd.
Lees meerDe eerste naam van een "pastoor" duikt op in een acte van 1277: het betreft een zekere Paulus. Hij was namelijk pastoor van Loenhout, toen Arnold van Leuven, de heer van Breda, de tienden welke hij te Loenhout bezat, verkocht aan de Abdij van Sint-Bernards…
Lees meerIn een acte van 5 juli 1310 staat: "quondam curatus ecclesiae de Loenhoudt', d.i. hij was vroeger pastoor te Loenhout.
Lees meer"Curatus seu investitus ecclesiae de Loenhout" staat in een acte van 5 juli 1310 als getuige met Joannes, deken van het kapittel van O.L.V. te Antwerpen en Rutger, pastoor van Edegem. Hij is dus huidig pastoor van Loenhout.
Lees meerHij wordt genoemd in 1399.
Lees meer