Wonderbaarlijke genezing (1653)
Dat notarisakten niet altijd een droge materie hoeven te zijn bewijst wel deze akte uit 1653, die we vonden bij notaris Van der Buijten te Loenhout.
Op 3 mei 1653 biedt Jenneken Pauwels, de weduwe van Willem Janssens, zich aan bij voornoemde notaris. Zij is afkomstig van "het Slieckgat in Sevenberchs Lant" en voor de notaris en de meegebrachte getuigen, de priester Johan De Baron en de onderpastoor van Loenhout Corneel Van den Kieboom, doet zij haar verhaal.
Al 17 jaar heeft zij ondraaglijke pijnen in haar rechter been als gevolg van "...gecregen heeft derthien gaten en daernaer noch aen tselve been veel meer andere gaten...". Zij heeft meerdere meesters en chirurgijnen bezocht om "de selve te doen cureren..." en niettegenstaande zij zoveel verschillende remedies heeft gebruikt, zijn de wonden in haar been niet genezen. Na dertien jaren van helse pijnen, belooft zij een bedevaart te zullen verrichten ter ere van de heilige martelaar Quirinus in Loenhout. En zie, ze heeft nog maar pas deze belofte gedaan, of de pijn in haar been is bijna verdwenen.
Ze kan zonder al te veel moeite weer gaan. Van zodra de miserie verdwenen, zo is binnen de kortste keren ook de belofte op een bedevaart naar Loenhout bij Jenneken verdwenen. Maar dan is daar plots die helse pijn weer terug en van lieverleed besluit Jenneken dan toch maar haar belofte te volbrengen en op bedevaart te vertrekken. Ze heeft nog maar pas haar belofte hernieuwd of de pijn wordt weer beduidend minder en ze kan, weliswaar met een stok, opnieuw stappen.
Zij vertrekt naar Loenhout, doet er vier volle dagen over om het dorp te bereiken, en als ze in het dorp bij Jan Nijs Van Tijchelt, de waard van een plaatselijke herberg, toekomt, kan ze zelfs al zonder haar stok verder stappen. Zij bezoekt de kerk en vooral de kapel van Sint-Quirinus, drinkt er van het water uit de bron en als bij wonder is haar pijn geheel verdwenen en na vier dagen zijn zelfs de wonden aan haar been genezen, en dat enkel "...daertoe anders nijet gebruijct hebbende als haere devotie ende het water vuijt den put staende ter deele onder het voorseide cappelleken".
Eens terug thuis krijgt zij echter weer helse pijnen en wonden, nu echter aan haar linkerbeen, en gedurende vier jaren tracht zij opnieuw met allerlei remedies de wonden te genezen en de pijn te verdrijven. Ten einde raad besluit Jenneken dan maar opnieuw de lange tocht naar Loenhout te ondernemen.
Plotseling is weer die pijn minder en kan zij met behulp van haar stok opnieuw stappen. Nu stapt zij in drie dagen naar Loenhout, bezoekt er weer de kerk en vooral het kapelletje van Sint-Quirinus, drinkt gretig van het bronwater en keert gelukkig huiswaarts. Het wonder geschiedt opnieuw, want "...is haere voorseide slincke been van de voornoemde gaten ende pijnen binnen vijff a sesse daghen geheelijck genesen geweest...".
Wij zijn nu drie maanden na de laatste feiten, en de pijn is volkomen verdwenen, de vele wonden zijn volledig genezen en Jenneken "...seer wel can gaen ende staen...".
Het hoeft dus niet altijd ver weg te zijn opdat er wonderen zouden gebeuren. Daarenboven zijn het niet enkel verkopen en leningen, die men bij het notariaat aantreft.
(Verschenen in Vlaamse Stam jg. 44, nr. 4, juli 2008)