Ellendige tijd
Na het bloeiende einde van de XV° en het begin der XVI° eeuw, volgt voor onze Kempense gemeenten een zeer ellendige tijd.
Na de dood van Keizer Karel V wilde zijn opvolger Philips II veertien nieuwe bisdommen in de Nederlanden stichten. Dit zou zeer grote geldsommen kosten, en de kloosters werden verplicht hiertoe bij te dragen. Bang voor de Inquisitie, moesten de heren toegeven en de adel geraakte verarmd. Daarenboven mislukte in deze jaren de oogst; het volk verviel in de grootste armoede.
In 1566 kwam de beeldenstorm. Doch Loenhout, in tegenstelling met omliggende dorpen, heeft hieronder weinig geleden.
In 1576 is de tijd zeer onrustig. Alle mannen tussen 25 en 40 jaar moesten soldaat worden. Elke inwoner moest om de vier dagen de wacht optrekken met knevelstok of bus, voorzien van een half pond poeder, zes loden kogels en voldoende lont. Telkens moest de bus eenmaal afgevuurd worden, om te zien of zij in goede staat bevond. Op de toren werden elke nacht twee wakers geplaatst met lantaarn, die elk uur op hun hoorn moesten blazen, en stormen als er onraad was. Aan de herbergiers werd verboden, na negen uur 's avonds nog open te houden. Het was eveneens verboden na dit uur nog te dansen of rumoer te maken, om de wacht toe te laten goed toezicht te houden. Aanhoudend lagen vendels soldaten in het dorp. De gemeentekas geraakte uitgeput, zodat men verplicht was lening op lening aan te gaan. De gemeente had bovendien paarden en legerwagens te leveren. Van de soldaten, die op het kasteel van Hoogstraten lagen, had Loenhout veel te lijden. In 1578 voerden deze allerlei eetwaren mede, benevens een aanzienlijk aantal lammeren, schapen, kalveren enz... Op het kasteel van Loenhout lagen troepen van Luitenant Scharenborch.
Al had Loenhout van de Prins van Parma een sauvegarde (beschermbrief) bekomen, waardoor hij de gemeente onder zijn bescherming had genomen, baatte het toch zeer weinig, want in de maanden oktober, november en december 1579 moest het dorp 1837 Carolusgulden betalen aan de vrijheid Hoogstraten. Paarden, koeien, schapen, koren en allerlei goederen werden uit Loenhout ontvoerd.
Nu was de toestand onhoudbaar geworden. De inwoners vluchtten op het slot, anderen in de kerk, en velen weken uit naar Noord-Brabant.
In 1580 kwamen de Staatstroepen, en een partij krijgsvolk, onder kapitein Ridden, en bleef er bestendig gelegerd.
In 1581 werd het slot van Loenhout ingenomen door een bende ruiters, genaamd "de groene Bende". Vele meubelen werden verbrand, en de overige werden van het kasteel weggehaald. Verder werden allerlei boeten opgelegd, zoals het leveren van 200 pond poeder en 100 pond lont.
In 1583 nam de graaf Mansfeld het kasteel van Loenhout in, en legde er een Spaanse bezetting. Van dit krijgsvolk had het dorp, evenals de omliggende gemeenten, veel te verduren.
Toen de prins van Parma het beleg voor Antwerpen sloeg, steeg de ellende ten top. Hoeven en schuren werden afgebrand, al het vee werd weg gehaald, en zelfs geen mensenleven werd ontzien. Heel de streek werd een onbewoonde wildernis. Potten met geld, van die tijd worden soms nu nog in heggen en kanten weergevonden.