Over klimaat en landbouw

  Terug naar overzicht

In het gouvernement Saratow regent het zeer weinig, doch in de winter valt er veel sneeuw. Ja, ik heb menigmaal gezien dat de sneeuw er hoger lag dan de kaveten, zodat de inwoners verplicht waren door de top [langs het dak] hunner kaveten op straat te komen. De koude is er ook zeer groot, want sommige nachten vindt men scheuren in de grond gevroren, een voet breed en zo men een glas water in de lucht wierp, dan was het ijs voor het op de grond gevallen was. Het begint dikwijls in het begin van de maand november te vriezen en het duurt wel tot einde april, zonder dat het dooit. Men moet niet verwonderd zijn mensen te zien, die dagelijks op het veld zijn, met gaten in het aangezicht gevroren of stukken van neus of oren. Men vindt er weinig hoornbeesten die hun horens of staart nog hebben en niet door de grote koude afgevroren zijn. Want stalling hebben zij niet voor het vee, dat loopt al in het wild zoals hier honden en katten. Als in de winter alles ondergesneeuwd is, dan vindt men er toch nog enigen, die zich een weg banen om hun vee te voederen en als zij het willen laten drinken, dan stouwen zij er mee naar het water, waar zij hele winters gaten open houden in het ijs.

De Russische boeren arbeiden in de winter zeer weinig. Zij doen dan niets anders dan het hout aanhalen dat zij dagelijks kappen naarmate zij het verbranden. Zij halen ook elke dag hun hooi uit het veld. Zij vervoeren het met hun sleden en wel zoveel als zij nodig hebben om te voederen. De rest laten zij hele winters in hopen of "oppers" staan. Dorsen doen zij ook tijdens de winter om stro te hebben, doch altijd als het fel gevroren heeft. Zij dorsen meestal op het ijs als het niet besneeuwd is en dikwijls 's nachts in de maneschijn of bij het licht van stro dat zij verbranden. Degenen, die ver van het water wonen, leggen enige dagen voor zij beginnen te dorsen een plein aan, dat zij begieten met water. Zij dorsen ook niet meer dan zij gebruiken, zo komt het dat men buiten veel graan in mijten ziet staan dat negen, tien jaar oud is. Stro is er in overvloed, want men laat het te allen kant liggen en verrotten. Ja, velen zijn er die hun kaveten afbreken en op een andere plaats terug optimmeren omdat rond de kaveet te veel mest opeengehoopt ligt of te hoog geworden is door de uitwerpselen en het voederen van het vee. Zij hebben vlugger de kaveet afgebroken en heropgebouwd dan rond hun woning de mest opgeladen en weggevoerd. Bij het optrekken van hun woningen gebruiken zij geen ijzer of nagels en ook geen stenen. Zij zijn vervaardigd van bomen, die zij de ene op de andere leggen, nadat zij vooraf de boom aan de bovenzijde wat uitgekapt hebben om de volgende er te kunnen opleggen. Tussen de bomen leggen zij een laag mos opdat de wind er niet zou doordringen. De oven maken zij uit leem of vette aarde.

Wat hun vruchten betreft: rond half mei kunnen zij pas beginnen met het zaaien van de zomervruchten, omdat soms op het einde van april of in het begin van mei de grond nog niet geheel ontdooid is. Men ziet dan, als het veld kan bewerkt worden, de boeren hun brood en gerst medenemen naar het veld om daar te blijven, veertien dagen tot zelfs een maand, zonder naar hun woning terug te keren. De paarden, waarmede zij het veld bewerken, laten zij grazen in de weide die het dichtst bijgelegen is. Het is zeer wonderlijk om zien dat de vruchten in zo korte tijd wassen, want einde mei worden zij gezaaid of geplant en op het einde van juli en in het begin van augustus zijn zij rijp.

  Terug naar overzicht