Weggevoerd van het strijdtoneel

  Terug naar overzicht

Nu wederom gevangen zijnde, sprongen zij van hun paard, visiteerden mij en namen mijn horloge en al het geld af dat zij vonden. Zij scheurden de zilveren galons van mijn klederen, rukten mijn halsdoeken van mijn hals en wilden mijn klederen uittrekken. Doch één hunner zegde: "Het is een officier, laat hem zijn klederen behouden en voer hem naar de generaal." Onderweg ontmoetten wij vele troepen, die mij beledigden en dreigden mij neer te schieten en te steken en die met mij handelden alsof ik een grote deugniet of schelm was. Zo kwamen wij tot bij een watermolen, waar het vol militairen lag, die mij wederom behandelden zoals de vorigen en waarvan sommigen mij al enige steken toebrachten, dreigend mij voor de kop te schieten, wat zij wellicht zouden gedaan hebben indien degene, die mij escorteerde, niet voor mij ten beste gesproken had. Verderop gaande kwamen wij bij een jood, die bier en brandewijn verkocht. Ik verzocht om enige verfrissing en mijn escorte beval de jood mij wat drank te geven.

Vandaar ging onze tocht naar Wraklabownoida [Баркалабово, Barkalabovo, Wit-Rusland?], doch onderweg ontmoette ik kapitein Simon, die begon te wenen toen hij mij zag, maar toen wij verder kwamen ontmoetten wij er nog meer anderen, alsook de kolonel Saint-Mars en ongeveer tweehonderd man van ons regiment. Het was op die plaats dat men alles ontnam wat wij tot dan toe behouden hadden. Ja, er waren er, die tot op hun hemd uitgekleed werden. Ik mocht mij wederom gelukkig noemen, want, nadat zij mij geheel onderzocht hadden, behield ik nog vier Louis, die ik met voorbedachtheid aan mijn onderbroek had genaaid in plaats van knopen. Velen waren er die geen klederen, schoenen of laarzen meer hadden en gans zonder middelen waren, anderen waren daarenboven zeer ernstig gewond, ja zo ernstig, dat zij hun ingewanden in hun armen droegen en zo toch nog hun weg moesten vervorderen tot aan het hoofdkwartier van de generaal.

Overzichtskaart

Bij de generaal aangekomen verzochten wij om zijn bescherming en smeekten hem om genade. Hij beloofde ons dat wij zeer zachtzinnig zouden behandeld worden en dat wij bij hem tevens levensmiddelen zouden bekomen. Hij inviteerde de kolonel met de officieren en onderofficieren om bij hem het middagmaal te komen nemen. Wij werden zeer wel getracteerd en de soldaten die buiten kampeerden ontvingen eveneens levensmiddelen.

Nadat wij daar enige uren gepleisterd hadden, vertrokken de soldaten naar Stara Wraklabowa [Баркалабово, Barkalabovo, Wit-Rusland?] en wij bleven bij de generaal tot 's anderendaags 's morgens, alsook de gekwetsten, die met ons op wagens naar voormeld dorp gevoerd werden. Ik was gelukkig, dat de generaal de goedheid had ons wagens te doen geven, want ik kon schier niet gaan tengevolge van die val van mijn paard. Onderweg ontmoetten wij veel ruiters, die ons zeer vervloekten, doch wij deden alsof wij dodelijk ziek waren en lieten alles gedogen.

Te Stara Wraklabowa [Баркалабово, Barkalabovo, Wit-Rusland?] arriveerden wij 's morgens heel vroeg voor het krieken van de dag en werden er gelogeerd in een rijstal bij een jood: het begin van een ongelukkig leven. Zonder de bescherming van de wacht die ons escorteerde, zouden wij door de troepen die voorbijtrokken vermoord zijn geweest. Wij zagen daarenboven vele van onze kameraden de geest geven tengevolge van de verwondingen, die zij op het slagveld hadden opgelopen, zonder dat wij ook in staat waren hun de minste hulp te verlenen.

De 23ste juli 1812 vertrokken wij weder onder escorte van Kozakken naar Bicholownowa [Bykhaw, Wit-Rusland?] zonder enige levensmiddelen ontvangen te hebben, tenzij een klein glaasje Schnaps. Maar ik had het geluk gehad, enige minuten nadat ik gevangen genomen was, een klein zakje en een broodje te vinden, - de Kozakken hadden de goedheid gehad het mij te laten oprapen - en dat ik bewaard had alsof het een kostbare zaak ware geweest.

De 24ste juli 1812 arriveerden wij te Bicholownowa [Bykhaw, Wit-Rusland?], waar wij op het neerhof van een jood gelogeerd werden. Eigenlijk gevangen gezet, want wij hadden de toelating niet om levensmiddelen te gaan zoeken. Ja, zelfs water konden wij niet bekomen om onze dorst te lessen.

De 26ste 's morgens werden wij onder geleide van Russische invalieden naar het stadhuis gebracht om aldaar revue te passeren van de gouverneur. Wij stonden er 's avonds nog op de markt en er werden ons veel beledigingen aangedaan vanwege de Russische soldaten, die aldaar voorbijtrokken. Wij hadden echter nog steeds betrouwen en hoopten voor korte tijd wederom hernomen te zijn door de Franse Armée, vermits men ons zeide dat het Russische leger afgesneden was. 's Avonds laat kwam eindelijk de gouverneur en deelde ons mede, dat wij aanstonds moesten vertrekken, doch dat hij niet wist waarheen. Vooraleer te vertrekken smeekten wij de gouverneur dat hij ons levensmiddelen zou bezorgen. Hij beloofde ons de soldij te betalen zoals zulks door de wet was voorzien. Deze soldij was echter zeer klein - omtrent twee stuivers Brabants. Bovendien hadden wij het ongeluk door de bevolking niet bemind te zijn. Als wij iets wilden kopen, dan antwoordde men, dat wij schelmen en deugnieten waren, geen levensmiddelen konden bekomen en dat men ons zou doen kreperen als honden.

  Terug naar overzicht