E.H. Jan-Baptist van Elsacker
Loenhout, 24 juli 1688 - Leidsendam (Veur), 24 juli 1762
Hij wordt op 24 juli 1688 gedoopt als 4de kind in het gezin van Peter Cornelis Van Elsacker (1651-1704) en Elisabeth Marcelli (geb. 1657)
Levensloop
- In 1693 verschijnt hij in de volkstelling van Loenhout. Hij is dan 5 jaar oud.
- In 1698, op 10-jarige leeftijd, woont hij nog steeds in Loenhout, zoals blijkt uit de volkstelling die toen plaatsvond.
- In november 1700, verschijnt zijn naam in het Loenhoutse Schepenregister 182, f° 119bis v° 03.11.1700, in verband met de financiering van zijn toekomstige studies aan de universiteit van Leuven.
- Op 1/3/1705 schrijft hij zich dan op 17-jarige leeftijd in aan de KULeuven.
- 1716: Pastoor te Langendijk.
- 1721: als pastoor naar Berkel gezonden in de plaats van de Jansenistisch-gezinde pastoor A. van Dort, maar eerst in 1723 door de Staten geadmitteerd.
- 1730-31: er zou dan een conflict geweest zijn met enige van zijn parochianen. Stukken i.v.m. dit geschil kunnen ingekeken worden bij het Stadsarchief van Rotterdam.
- 1755: aangesteld tot aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland
- Op 24/7/1762 is hij overleden te Veur (parochie Voorschooten) en begraven te Berkel en Rodenrijs waar hij (nog steeds) priester was.
- Na zijn dood werd hij samen met zijn broer Peter herbegraven in de kathedraal van Antwerpen. De graftekst vindt u hieronder. Bron: Verzameling der graf- en gedenkschriften van de provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Eerste deel, Antwerpen, Cathedrale Kerk, Volume 1 (1856)
We lezen over hem in het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4 (1918) (P.J. Blok, P.C. Molhuysen):
ELSACKER (Joannes Baptista van) was in 1688 in Brabant geboren, maar had te Amsterdam zijne jeugd doorgebracht en zijne opvoeding genoten. Van 1716 was hij pastoor te Langendijk. In 1721 werd hij als pastoor naar Berkel gezonden in de plaats van den Jansenistisch-gezinden pastoor A. van Dort, maar eerst in 1723 door de Staten geadmitteerd. Hij bouwde daar een nieuwe kerk. Door den nuntius Molinari (1755-1763) werd hij in 1755 aangesteld tot aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland, tot groot genoegen der geestelijkheid van de Missie, maar tot ergernis der kapittelheeren, in wier collegie hij geen zitting wenschte te nemen. Onder zijne tijdgenooten stak hij uit door karakter en wetenschap. Hij overleed te Leidschendam den 24en Juli 1762.
Zie: Bijdr. Bisdom Haarlem II, 356; VII, 235; XIV, 60; XVII, 216; XXII, 423-426; Archief aartsbisdom Utrecht VIII, 96, 316, 331; XXII, 208; XXV, 297; Bissch. Oud-Archief Haarlem.