Kloosterdag (3/7/1966)

E.H. Corneel Aernouts

  Terug naar overzicht

Loenhout, 2 mei 1913 - Testelt, 17 februari 1986

Loopbaan

  • 11/06/1938: priesterwijding;
  • 27/08/1938-1944: leraar Hoogstraten, Klein Seminarie;
  • 10/01/1944-1956: onderpastoor Dessel, Sint-Niklaas;
  • 25/03/1956-16/11/1973: pastoor Olen, Onze-Lieve-Vrouw (Achter-Olen);
  • 16/11/1973 : op rust te Testelt.

Dit is zijn stamboom.


Foto

Oude Beurs te Antwerpen, missiehuis van Scheut, 1945. Vanaf 1934 kwamen de Loenhoutse priesters geregeld samen, een initiatief van Aloïs Meeusen. (Uit: Loenhout. Historisch fotoboek door Marcel Leunen) 

Staande: Louis Bogaerts, Corneel Aernouts, Corneel Vermeiren, Jef Vissers, Gerard Vermeiren, Frans Vinck
Zittend: Corneel Meeusen, Eduard Speltincx, Aloïs Meeusen, Louis Quirijnen, Frans Van Gastel

 


Gesprek met E.H. Aernouts

In 1986 verscheen er bij de Heemkundige Kring "de Linde" te Olen een artikel over deze pastoor, getiteld "Herinneringen aan Z.E.H. Korneel Aernouts". (Lindeblad 23 - Lentemaand 1986). We publiceren het op deze website omdat er o.m. interessante herinneringen aan zijn kindertijd tijdens het interbellum in Loenhout vermeld worden en natuurlijk ook vanwege zijn familiale en voorouderlijke banden met het dorp.

E.H. Aernouts woont in de Nieuwstraat, kant Testelt, ongeveer tegenover de inrit van het voetbalveld van F.C. Testelt. Het stukje braakliggend land achter het huis heeft hij omgewerkt tot een lekkere tuin. Al staat het huis in de rij, kalmte en rust vindt hij er wel. We laten hem uitvertellen.

E.H. Aernouts - ik ben geboren in Loenhout, op 2 mei 1913, als tweede oudste van zeven in een boerengezin.

Heimat - Dat was net voor de oorlog, maar daar hebt U waarschijnlijk geen last van gehad.

E.H. Aernouts - Ik herinner me dat een Duitser tegen me zegde: "Ge moet uw duim afkappen, dan moet ge geen soldaat worden".

Heimat - Laat ons die kinderjaren in Loenhout even in herinnering brengen.

E.H. Aernouts - We waren toen een biddende jeugd en een spelende jeugd. Vooreerst een biddende jeugd: twee missen, het lof, het rozenhoedje, met nog een "paternoster-heilige" achterop. Een van de bloeiendste verenigingen was toen de E.K. (Eucharistische Kruistocht), met vooral onze onderpastoor waarvan ik de goede invloed heb ondergaan. We waren ook een spelende jeugd. We woonden op zo een twintig minuten van de school en dat was vier maal per dag die afstand, spelenderwijs. Er waren geen auto's; we hadden de weg voor ons alleen en dat was ons speelterrein, want thuis moesten we werken. Ik heb van jongsaf in het boerenbedrijf moeten helpen: patatten, bieten en alles gebeurde met de hand, b.v. meststoffen moesten we zeer spaarzaam uitspreiden.

Na mijn plechtige communie ben ik naar Hoogstraten gegaan. Dat was nogal normaal: ik had drie kozijns die daar al student waren en dat heeft me mee bewogen om te gaan studeren. Ik ben begonnen in de 7de C, met in mijn achterhoofd al wel de gedachte priester te worden. Het stelde financiële moeilijkheden thuis, want we waren niet zo bemiddeld. Gelukkig bestond toen het werk van de priesterroepingen, dat vanaf de 6de latijnse een deel van mijn studies betaalde.

Een grote moeilijkheid voor mij was het Frans spreken: dat was drie dagen per week verplicht. Ik moest me behelpen met enkele formules. Voor de rest kwam ik er goed van af, met een heleboel ereplaatsen. Wat me is bijgebleven: toen ik in de vijfde zat, is mijn vader ziek geworden en ik was zelf gehandicapt, misschien van het binnenzitten - ik was altijd bezig met muziek en schilderen - en ik heb toen het derde trimester moeten missen. Dat werd toen hard werken het eerste trimester in de vierde, maar het is allemaal in orde gekomen. (Nota van de redactie: spijtig dat er met dat schilderwerk niet is doorgegaan; er hangen daar in zijn bureau twee jeugdprodukten die aan Uceello doen denken).

Gedurende onze humaniora had ook de Vlaamse Studentenbond een grote invloed op ons. In 1931 ging ik naar het seminarie te Mechelen. Ik heb getwijfeld - ik was een week in Tongerlo geweest - maar ik ben tenslotte diocesaan priester geworden. Filosofie was eentonig, saai, zonder kader. Ik had daar wel enkele goede vrienden, o.m. de latere professoren Aubert en Westerlinck; ik kreeg er ook cursus van E.H. Suenens, de latere kardinaal.

In april, toen ik in het tweede jaar filosofie zat, is mijn vader gestorven, 54 jaar. Moeder bleef achter met zeven kinderen: de jongste drie jaar; en een hoop schulden, want we hadden pas een boerderij gekocht die nog niet afbetaald was. Broers en zusters en O.L.Heer en waarschijnlijk ook vader zaliger vanuit de hemel hebben toen hard geholpen.

In september 1934 ging ik naar het Groot Seminarie. Dat gaf meer afwisseling en vrije tijd, want we hadden alleen in de voormiddag cursus.

In 1935 deed ik acht maanden troep in Leopoldsburg: 't was een aangename pauze.

11 juni 1938 was dan de dag van mijn wijding, de dag waarop alle dromen in vervulling gingen, na veel strijd en gebed, bezinning en studie. Dat jaar werden er 78 seminaristen tot priester gewijd.

Eind augustus werd ik benoemd in het seminarie in Hoogstraten als lesgever en regent voor het internaat. Eerst gaf ik rekenkunde in de zevende en zesde, daarna wiskunde in de vijfde, vierde, derde. We zaten toen volop in de oorlog. Ik ben gemobiliseerd geweest in 1938-'39, eerst in Brugge, daarna in Drongen bij Gent. Ik maakte er kennis met Theo Lefèvre, die daar gebivakkeerd was. In 1939 werd ik gedemobiliseerd om terug les te geven. We hebben toen met 14 professoren in plaats van 34 de zaak rechtgehouden! In januari 1944 werd ik benoemd tot onderpastoor in Dessel. Mijn opdracht vanwege Mgr. Van Cauwenbergh was "een beetje leven brengen in die parochie". Na de materiële moeilijkheden - alles was gerantsoeneerd, huis en kerk waren gedeeltelijk kapot gebombardeerd (door de Engelsen nog wel, die zijn blijven schieten totdat twee boeren met een witte vlag hen kwamen duidelijk maken dat de Duitsers weg waren!) - ben ik begonnen met huisbezoeken. Ik heb een nieuw onderkomen moeten vinden voor de diensten. We hebben dan de parochiezaal wat hersteld en er een barak van de Duitsers tegenaan gebouwd en zo konden de mensen naar de mis gaan.

In mei 1946 geeft Mgr. Van Cauwenbergh opdracht toch een gedeelte van de kerk te herstellen. Ik heb me dan een autootje gekocht, ben op weg getrokken naar aannemers en vakmensen en einde 1946 was alles o.k. We zaten toen al met plannen voor een nieuwe kerk en die is er ook gekomen. Buiten de toren en twee zijgevels werd het een verruiming en vergroting van de vroegere kerk. Dat werk is begonnen in juni 1948 en beëindigd in 1950. Het is een aangename ruimte geworden met 900 zitplaatsen en overal goed zicht.

Dan heb ik al wat onder de oorlog verdwenen of verboden was terug opgericht: K.W.B., A.C.V., B.J.B., K.A.J., Christelijke Mutualiteiten, sociale diensten, de Bond van het Heilig Hart (dat was een soort parochieraad en ik het er veel loon aan gehad). Het gebeurde dat ik tot twee, drie uur 's nachts doorwerkte aan allerlei paperassen voor mensen die met problemen zaten, om hen administratief in orde te brengen. Om samen te vatten: Dessel was zwaar, maar aangenaam, met sympathieke mensen en veel medewerkers.


E.H. Aernouts als zesde pastoor van O.L.Vr.-Olen

Door Jos Boeckx.
Noot: Achter-Olen had voorheen ook al een Loenhoutse pastoor gehad, nl. E.H. Jan Van Gestel

Op 27 februari 1956 overleed te Turnhout, in de kliniek, Z.E.H. Otten, als pastoor van de parochie.

Met Palmzondag, 25 maart 1956 te 14u15, werd een nieuwe herder door de geestelijke en burgerlijke overheid verwelkomd aan de grensscheiding Larum en Achter-Olen. Deze eer viel te beurt aan Z.E.H. Korneel Aernouts, geboren te Loenhout op 2 mei 1913. Eerder was hij leraar wiskunde aan het klein seminarie te Hoogstraten (1938-1944), vervolgens onderpastoor te Dessel tot 17 maart 1956.

Ter gelegenheid van zijn inhaling, waarop nog 500 oud-parochianen aanwezig waren, organiseerde het dorp een optocht, door de nieuwe pastoor geschouwd aan de weg naar Meren. Alle verenigingen marcheerden op, met aan het hoofd de plaatselijke fanfare, alsook die van Dessel.

Opgesmukt met talrijke sierlijke praalwagens begaf de stoet zich naar de kerk, waarvan de sleutels de pastoor overhandigd werden door E.H. Faes, onderpastoor. Deze feestelijke dag bereikte zijn hoogtepunt met, na het lof, een plechtige bijeenkomst in de gildezaal, inhoudelijk gesierd met een weelderige bloemenhulde en rijk aan tal van toespraken. Nauwelijks geïnstalleerd, begon de pastoor aan een grondige herstructurering van gebouwen, ten bate van eredienst en onderwijs, zijn "vijf-jarenplan".

Om de kerk aan te passen aan de noden van de tijd, o.a. de nieuwe liturgie, onderging dit gebouw aanzienlijke aanpassingen. Als voornaamste in het oog springend resultaat onderkennen wij de herinrichting van het koor; het naar het kerkvolk gekeerd altaar en het opgeven van de communiebank. Een bijgevoegde sacristie zag het levenslicht langs de westkant, een tweede uitgang vergemakkelijkte de in- en uitweg.

De herschildering, ontdaan van alle franje, moderniseerde de kerk. Gekoppeld aan de verwijdering van preekstoel en enkele heiligenbeelden, ontnam die ingreep haar een deel van haar sacraal karakter. Sommigen voelden zich toch even onwennig bij deze expressie van een nieuwe tijdsgeest. Bewonderen wij nochtans de kunstige koperen kruisweg, vervaardigd in de abdij van Maredsous, die de plaasteren taferelen verving. Evenzo de nieuwe kunstglasramen van de hand van Jan Huet, die ontegensprekelijk een verrijking van het kerkgebouw betekenden.

De parochiezaal, eerder ontworpen om filmvertoningen te geven, kreeg een nieuwe beurt. Het voorste gedeelte onderging een verfraaiing en kon aldus gebruikt worden als vergaderzaal en bibliotheek. Een aanpalend huis werd in eigendom verworven en diende voortaan als woonst van de onderpastoors.

In 1961 verzocht de pastoor het schepencollege op de pastorij, waar het zich kon vergewissen van de slechte toestand van betreffend gebouw. Hij kreeg volmacht een architect aan te stellen en wendde zich tot de heer Schellekens, provinciaal architect te Turnhout. Het ontworpen plan werd, mits kleine aanpassingen, goed bevonden in de bevoegde commissies en in deze diensten klonk volgende beoordeling: "het zal de modernste pastorij van België worden".

In maart 1961 begon aannemer Marcel De Peuter met de funderingswerken van de beroepsschool "St.-Agnes". Reeds in oktober werd beslist daar nog een verdieping aan toe te voegen, zodat het gebouw uitgroeide tot een indrukwekkend geheel. Door deze nieuwbouw verdween het klooster (1838) en twee klaslokalen: de zusters gingen slapen op het theater van de oude gildezaal en de klassen waren verspreid over alle mogelijke plaatsen. E.H. Jans, geestelijk directeur van de zusters te Vorselaar, bracht ter gelegenheid van de inhuldiging door Mgr. Daem (9-1962), hulde aan E.H. Aernouts: "die de laatste dagen in werkshirt stond en zowel metser als timmerman, vloerder als schrijnwerker was". Hij besloot met erop te wijzen dat "E.H. Aernouts en het Olens gemeentebestuur de beste diplomaten waren te Vorselaar".

Op 2 maart 1962 stond op het agenda van het parochiaal comité: 'n brief aan Vorselaar tot het bekomen van een kloostergebouw voor de Eerwaarde Zusters. Dit in het vooruitzicht van de viering van hun 75-jarige onderwijsopdracht in het dorp (1963). Op enkele dagen tijds kreeg de pastoor de nodige respons: 1.200.000 Fr. werd ingezameld. In september 1962 werden de eerste bouwactiviteiten reeds ingezet. Al deze verwezenlijkingen hebben een grondige weerslag gehad op het aanschijn van het parochiecentrum als aanloop tot een nieuwe moderne tijd.

Op zuiver godsdienstig gebied, begon de pastoor met de inrichting van een triduum of Maria-Missie, op 6 januari 1957, gepredikt door twee zijner kozijns, pater Bogaerts en pater Aernouts.



Vrome herinnering aan de
MARIA MISSIE
gepredikt in de parochie van
O. L. Vrouw te ACHTER-OLEN
van 6 tot 13 Januari 1957.
--
Heilige Maria, Moeder Gods en onze Lieve Moeder, aanvaard ons deemoedig voornemen als vrucht van deze Maria-Missie.
Wij beloven U zeer regelmatig de Rozenkrans te bidden zoveel mogelijk te samen in de huiskring:
om ons leven naar uw voorbeeld schoon en rijk te maken;
om ons huisgezin te heiligen;
om ons lijden te verzachten en moedig op te offeren;
om de christelijke naastenliefde beter te beoefenen;
om de zonde en het kwaad uit ons leven te bannen.
Heilige Maria, Uitdeelster van alle genaden, zegen ons allen en geef ons de hulp om dit voornemen heel ons leven trouw te volbrengen. Bescherm onze parochie en moge uw Broederschap van de H. Rozenkrans er bloeien.
O.L. Vrouw van de H. Rozenkrans, bid voor ons.
Uw Pastoor: Z.E.H.K. Aernouts
Uw Onderpastoor: E.H. Decroos(?)
De Predikanten: E.P. Bogaerts o.p., E.P. Aernouts o.p.

In december 1958 volgt de grote missie, met de paters Berghmans, Bogaerts en Mahieu. Ze is de laatste die zal gepredikt worden op de parochie.

Volgt dan de stichting van een parochiaal comité (1961) met als erevoorzitter Lode Laenen (Lodde van 't hof); voorzitter Frans Hermans, schrijver Jos Neyens; schatbewaarder Jos Eggers; leden Leonie Haemhouts, Denis Van Looy, Annie Haesendonckx.

Wie herinnert zich nog het gespreksjaar 1968 met als uitgangspunt: geloven wij in een democratische kerk, heeft iedereen iets te vertellen, als creatief lid van een democratische kerkgemeenschap.

Op die manier heeft de pastoor in onze parochie de brug gelegd naar een kerk van de nieuwe tijd. In deze delicate overgangsperiode was hij voorzichtig progressief.

Ongetwijfeld was hij ook een feestvierder.

Gust Torfs, de eerste en enige eeuweling (8-1961), werd gehonoreerd als een koning, met wimpels, driekleuren, tientallen opschriften, een heel gamma van versieringen. De folkloristische stoet was een uitbeelding van zijn leven. Gust verklaarde altijd veel zout genomen te hebben en na de dankmis stak hij zijn tweede sigaar op!

Op 17 mei 1964 herdacht de parochie haar 100-jarig bestaan. De historische ommegang werd ontworpen door de heer E. Verbruggen van de Vlaamse T.V. Het eerste deel "voor outer en heerd" behandelde het rijke Vlaamse verleden, van Keizer Karel tot de eierboer, van Vlaamse torens tot Pallieter en de St.-Sebastiaan. Het heden was gewijd aan de - toenmalige - huidige beroepsbezigheden en het godsdienstig leven onder het motto: "het woord en het brood". De toekomst vervolgens met een groot beeld van Onze Lieve Vrouwe als patrones van de parochie. Mgr. Daem kwam de feeststoet aanschouwen.

Van de hand van E.H. Remi Verellen verscheen een gelegenheidsuitgave, die de 100-jarige parochiale geschiedenis behandelde.

De pastoor vierde zijn zilveren priesterjubileum in 1963. Deze dag werd opgeluisterd door de aanwezigheid van eersteminister Theo Lefévre, met wie hij in de mobilisatieperiode vriendschapsbanden smeedde. Uitzonderlijk was het feit dat de gevierde aan het altaar geassisteerd werd door zes kozijns priester.

Zijn herinnering stemt ons tot gevoelens van blijheid en dankbaarheid. Wij hebben hem gekend als een joviaal, breeddenkend persoon, met de gulle lach, niet vreemd aan een kwinkslag. Wij zullen hem herinneren als een mens die kon luisteren, uitkwam voor zijn mening, bereid was te helpen, te bemiddelen en te verzoenen. Hij heeft een poging gedaan om de benaming "Achter-Olen" en het begrip dat er achter schuilgaat, te vervangen door iets nieuw. Hij duidde voortaan zijn parochie met de benaming: O.L.Vr.-Olen. Dit om de Olenaars meer bewustzijn, meer fierheid aan te kweken. Omdat Olenaars meer zijn dan de folklore hen tracht toe te wijzen.


In memoriam E.H. Corneel Aernouts

Lijkrede van E.P. Adriaan Arnouts O.P. *

Goede broers en zusters, trouwe huishoudster, naaste verwanten. In naam van de hele gemeenschap die hier samen is rond het stoffelijk overschot van pastoor Aernouts, houd ik eraan u ons christelijk meevoelen uit te drukken bij dit sterven. Voor degene die van nabij de overledene hebben gevolgd in de laatste maanden, weken en dagen van zijn lijden, weten dat het sterven voor hem een bevrijding uit zeer veel en pijnlijk lijden is geweest. Maar gij verliest in hem een trouwe hou en raadsman, een goede Nonkel Pastoor; iemand die naast en bij u is geweest in dagen van vreugde; maar vooral in dagen van lijden en beproeving. En voor ons allen was hij een ijverig priester, een aangename en gezellige vriend. Dit is het einde en het sterven heeft iets onherroepelijk in zich; wij treuren met u om zijn heengaan, maar wij zijn hier ook met een groot en dankbaar hart, met grote dankbaarheid om datgene wat Pastoor Aernouts voor u is geweest. Als priester was hij uiteraard geroepen om de liefde van Jezus tastbaar aanwezig te brengen; hij moest de heraut zijn van christen verlossende liefde. Maar hij heeft dat ook, deze liefde van de Heer duidelijk gemaakt door de gaven van zijn gulle menselijkheid, met gaven van zijn hartelijkheid en zijn menselijke toewijding. De liefde van God heeft hij sacramenteel met trouwe toewijding doorgegeven, maar hij heeft dat ook gedaan in zijn minzame gulhartigheid en menselijke bezorgdheid.

Hij was geroepen door God.

Pastoor Aernouts is opgegroeid in een christelijke familie, in een christelijke dorpsgemeenschap, waar het toen normaal was dat de Heer zijn arbeider kwam zoeken voor de oogst. Het hoorde bijna in de christelijke gezinnen van de Kempen tussen de twee wereldoorlogen. Na de eerste wereldoorlog werd de oude armoede van de schrale Kempen stilaan overwonnen door de ontwikkeling en de zware arbeid van ons boerenvolk. Er kon aan gedacht worden één van de kinderen te laten studeren - het was de grote tijd van het Seminarie van Hoogstraten - met de hoop op een priesterschap. Het gezin was toen een midden van hoogtij van christelijk leven - en de andere leden van het gezin namen op zich wat harder te werken om de student te laten studeren. Toen was het gezin wat het nu nog zou moeten zijn - een bron van leven, een bron van christelijk leven, een bron van kerkelijkheid, een tehuis waar er gebeden wordt. De tijden zijn veranderd, ook in de Kempen. De welvaart is gekomen, ze is gestegen. Het is de grote bekoring geworden. En ook ons Kempisch volk is meegesleurd in het welvaartsverlangen. De mens wil zich materieel en financieel veilig stellen. Het vertrouwen in de vooruitgang heeft het vertrouwen in God vervangen en het christelijke is er verarmd en verschraald. Wij staan vandaag voor het probleem van de roepingen: dat is maar één van de vele problemen van de crisis van het geloofsleven; het probleem van onze christelijke gezinnen is er het basisprobleem van. En dat is even waar voor de Kempen als voor de grootstad. Onze christenen in de Kempen lopen gevaar in het eigen huis van de voorouders te ontwortelen. Het gezin moet terug een kerk worden, een centrum van geloofsleven en van gebed.

Zo was de bakermat van pastoor Aernouts. Van daaruit is hij vertrokken om met Kempische taaiheid en werkkracht de weg van zijn roeping te volgen. Hij herbouwde de verwoeste kerk van Dessel; hij bouwde te Olen aan de scholen en een nieuwe pastorij. Maar ondertussen was zijn taak een levende kerkgemeenschap te bouwen met levende stenen van mensen. Hij werkte zich in in de sociale organisaties en bewegingen die toen nog duidelijk georienteerd waren naar de christelijke beleving en de christelijke belijdenis. Hij heeft voortgebouwd op het oude patroon; toen hij zag dat het niet meer ging is hij ermee gestopt; wij moeten vandaag wellicht een nieuw patroon beginnen dat nog niet is gevonden. Deze organisaties waren voor de priester de weg naar zijn mensen; de herder onder de schapen. Pastoor Aernouts heeft van 1944 tot 1972 de Heer gediend in het herdersambt te Dessel en te Olen. Hij heeft de gelovigen leren kennen en waarderen met een grote openheid en ontvankelijkheid. Hij heeft zich ingezet met hart en ziel, zich dag en nacht ter beschikking gehouden. Door zijn gulle menselijkheid heeft hij de sacramenten van Eucharistie, Biecht en Ziekenzalving doorgegeven als aanvaardbare tekens van de verlossende liefde van de Heer. Zijn ruime menselijkheid maakte hem beter aanvaardbaar als Middelaar tussen God en de mens. De sacramenten die de liefde van God voor de mens uitdrukken wist hij te omkaderen met een hartelijk menselijk gebaar. Hij heeft tijd gemaakt om te luisteren, om de weeklachten te aanhoren van gelovigen die hem het verhaal deden van hun tegenslag, van hun ontgoocheling, van hun moeilijkheden: want hun vreugde kunnen de mensen aan iedereen kwijt. Hij werd zo de raadgever van velen die nergens anders terecht konden.

En naast deze pastorale zielzorg had hij nog iets van de heraut, van de leraar van het Evangelie; die een stuwend woord vond in de preken en toespraken. Hij had nog iets van de leraar van Hoogstraten tot in het onderwijs in Olen: dat naast zijn zware taak als pastoor.

In zijn brief aan Timoteus, drukt Paulus zijn plaatsvervanger op het hart: "Draag uw deel in het lijden voor het Evangelie". In die tijd van vijandigheid en vervolging van de eerste christenen was het lijden voor het Evangelie bijna dagelijks nieuws en ervaring. In onze tijd is het lijden eerder een uitzondering, een gebeuren dat wij zolang mogelijk uit de weg gaan en waartegen wij een leger van geneesheren en wetenschappers hebben ingeschakeld, dikwijls met het gevolg dat het leven van de lijdende mens kunstmatig en nodeloos verlengd wordt.

Pastoor Aernouts heeft van dat lijden ruimschoots zijn deel gehad. De laatste vier jaar van zijn leven was hij niet meer in staat in de basiliek van Scherpenheuvel of de kerk van Testelt zijn diensten aan te bieden; hij was gedwongen thuis aan tafel de H. Mis op te dragen. Soms heeft hij dagen, weken aan een stuk afgezien van pijn en miserie. Maar hij wist ook dat in het lijden van de gelovige de Heer nabij is. Door het sacrament van het priesterschap was hij betrokken in het mysterie van God; mysterie dat wij niet begrijpen; mysterie dat ook het probleem van het lijden inhoudt; mysterie van God dat ook betekent: ik ben met u, ik ben erbij. En zoals mensen van elkaar kunnen houden, en in het lijden elkaar de woorden zullen spreken die ze niet kunnen vinden; maar ze zijn er. Hun aanwezigheid is de uitdrukking van de liefde zonder woorden. En veel sterker dan mensenliefde is de liefde van God! Ik ben er voor u; ik ben bij u, zegt Jahweh. Voor gelovigen heet dat: de kruisweg van Jezus gaat ten einde toe. En wanneer pastoor Aernouts de laatste dagen nog eens tot het bewustzijn kwam volgde hij nog aandachtig de paternoster die voor hem voorgebeden werd, goed bewust dat hij op weg was naar de laatste statie van zijn eigen kruisweg. En de dagen daarvoor kon hij tussenin nog zijn optimisme bewaren. Hij wist zich op weg naar het einde, hij had de aftakeling gevoeld en doorvoeld.

Vandaag staan wij voor het afscheid, voor het graf. Maar wij geloven met Christus in de Verrijzenis, in het eeuwig leven. Amen.

Dankbaar om het goede dat door hem gedaan werd.

Hoopvol omdat we geloven in de Verrijzenis.

Pater Adriaan Aernouts O.P.

MAJOR AUTEM CARITAS
Vroom aandenken aan
KORNEEL AERNOUTS
Priester
Geboren te Loenhout op 2-5-1913
Godvruchtig overleden te Testelt op 17-2-1986

Priester gewijd te Mechelen 1938
Leraar Hoogstraten 1938
Onderpastoor Dessel 1944
Pastoor O.L. Vrouw Olen 1956-1973

De ontmoeting met een goed mens is één
van de schoonste herinneringen van het leven.

Priester
wil hij, Gods mysterie In zich dragend,
bouwen aan Gods kerk, met levende stenen;
naar mensen zien met Jezus' zachte ogen,
Brood reiken van eeuwig Leven;
zieken opbeuren met woorden van hoop
en zalven met gewijde handen;
weldoende rondgaan zonder maat of grens,
rondgaan om te dienen, in vreugde of in leed
en mens ook blijven met een kwetsbaar hart
vol goedheid en verzoening....
uiteindelijk zelf het kruis ook dragen
tot alles is volbracht, zéker van het Licht

Voor uw gebeden en blijken
van christelijke deelneming
dankt de familie Aernouts-Bogaerts
en Julia Huybrechts
die hem steeds trouw verzorgde.

 


* Hij is de zoon van Petrus Joannes Aernouts en Maria Catharina Van Looveren, de half broer van zijn vader en dus zijn kozijn. Geboren te Wuustwezel. Ziehier zijn overlijdensbericht, gepubliceerd in Gazet Van Antwerpen:

Gesterkt door onze christelijke hoopvertrouwen wij toe aan God, onze hemelse Vader,
het leven en sterven
van onze confrater

Adriaan Aernouts
dominicaan

geboren te Wuustwezel op 29 september 1920,geprofest in de dominicanenorde in 1941,
priester gewijd op 3 augustus 1947,
overleden te Gent op 6 februari 2010.

Dit melden u:de provinciaal van de Vlaamse Dominicanen,
de confraters van het klooster van Sint-Amandsberg,
Alfons (†) en Theresia (†) Francken-Aernouts,
kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen,
Frans en Joanna Augustyns-Aernouts,
kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen,
de families Aernouts, Van Looveren en aanverwanten.

De uitvaartliturgie, waartoe u vriendelijk wordt uitgenodigd,zal plaatsvinden in de kerk H. Kruis-Westveld,
Heilig Kruisplein te Sint-Amandsberg,
op vrijdag 12 februari 2010 om 11 uur.

Samenkomst en gelegenheid tot groeten in de kerk vanaf 10.30 uur.
Daarna volgt de teraardebestelling op de begraafplaats te Mariakerke.

Noch bloemen, noch kransen,
noch vlaggen.

Dominicanen
Groot Begijnhof 52
9040 St.-Amandsberg.
Vercruyssen Uitvaartzorg

  Terug naar overzicht