----------------------- Page 1----------------------- RIJKSUNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Academiejaar 1989-1990 EEN ONDERZOEK NAAR HET KRIMINEEL GEDRAG IN DE PLATTELANDSGEMEENTEN LOENHOUT EN BRECHT IN DE 17de en 18de EEUV. Proefschrift tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis (Nieuwe Tijden) Promotor: Prof. Dr. Chr. VANDENBROEKE VAN LAER GRIET UNIVER SITEITS BIBLIO THEEK GENT ----------------------- Page 2----------------------- INHOUDSTAFEL p. II BIBLIOGRAFIE INLEIDING | INLEIDEND HOOFDSTUK HOOFDSTUK I: ANALYSE VAN DE GERECHTELIJKE PROCEDURE I.A. Verhouding processen — kriminele processen p. 16 I.B. Duur van het proces Pp. 24 I.C, Omvang van het proces I.D. Bewijsvoering en verdediging I.E. De verdediging I.F. Besluit HOOFDSTUK II: ALGEMENE BESPREKING VAN DE DELIKTEN p. 46 II.A. Kriminaliteitsindex II.B. Verhouding bestrafte — gekende delikten IIG. Overzicht van de gekende misdrijven II.D. Evolutie van de gekende misdrijven ----------------------- Page 3----------------------- 68 HOOFDSTUK III: BESPREKING VAN DE DELIKTEN 69 III.A. De vermogensdelikten 69 III,A.1. Overzicht 88 III.A.2. Profiel van de beschuldigde III.A.3. Profiel van de slachtoffers 97 III.B: De geweldsdelikten 97 III.B.1. Overzicht 116 III.B.2, Profiel van beschuldigde en slachtoffer IEC, Delikten tegen de openbare orde III.D. De politionele delikten III, B. De seksuele en morele delikten 142 TET. FE. Besluit 148 HOOFDSTUK IV: DE BESTRAFFING 164 SLOTWOORD 169 KAART 171 BIJLAGEN ----------------------- Page 4----------------------- Hierbij wil ik al diegenen bedanken die mij hebben geholpen bij de realisatie van deze eindverhandeling. Ik denk hierbij vooral aan mijn promotor Prof. Dr, Chr. Vandenbroeke, die mij de voorbije twee jaar heeft begeleid. Verder bedank ík ook Mathias voor het uittikken van de tekst en alle familieleden (vooral Sus en Hilde) en vrienden voor de steun. ----------------------- Page 5----------------------- FI BIBLIOGRAFIE 1) processtukken: nummers 9985/15 986/16 988/16 988/18 9899/17 9990/25 991/1 991/3 991/4 992/1 992/2 992/3 9992/13 9935/14 1001/17 1001/21 1002/4 1002/14 1002/16 1002/17 1003/11 1003/12 1003/17 1007/3 1007/4 1007/77 1008/2 1010/77 1010/8 1013/8 1014/17 1015/6 1015/8 1015/17 1016/12 1023/6 1025/14 1025/20 1026/6 1026/77 1026/8 1028/4 1030/83 1035/21 1035/26 1036/5 1044/77 1055/12 1055/26 1056/77 1060/40 1061/4 1064/3 1065/5 1065/21 1065/28 1065/32 1066/9 1066/19 1066/37 1067/14 1067/18 1067/24 1068/6 1069/20 1071/17 1071/31 1071/32 1074/11 1074/15 1075/9 1078/5 1078/5B 1078/21 1086/6 1088/2 1088/18 1089/17 1093/8 1094/15 1096/8 1096/17 1097/1 1097/2 1098/1 1100/2 1100/6 1100/24 1101/1 1102/77 1103/1 1103/4 1103/8 1104/77 1105/1 1107/2 1109//7 1110/8 1110/13 1112/53 1112/6 1112/6B 1120/2 1123/1 1133/1 1133/5 1136/1 1136/77 1142/8 1152/1 1152/3 11538/1 1155/2 1159/1 1163/2 1164/3 ----------------------- Page 6----------------------- EIL 2) plakkaten en ordonnanties nummer 25 B: a) 1636-1794 b) 1736-1761 ec) 1762-1775 d) 1776-1785 e) 1786-1788 f) 1789-1794 B) Rijksarchief Antwerpen, Oud Gemeentearchief Loenhout 1) processtukken a) Criminele processen: nrs. 3763 t/m 3818 b) Rechtspraak in geschillen: nummers: 1429 1484 1503 1507 1521 1630 1657 1690 1709 1711 1729 1754 1901 1914 1955 1976 1977 1979 1999 2030 2042 2044 2045 2047 2052 2063 2069 2081 2088 2089 2090 2091 2092 2093 2099 2100 2115 2119 2127 2143 2144 2145 2146 2151 2154 2157 2172 2173 2176 2179 2180 2183 2200 2205 2214 2216 2229 2230 2231 2360 2375 2406 2418 2452 2470 2489 2523 2546 2603 2622 2654 2669 2670 2743 2759 2811 2863 2941 ----------------------- Page 7----------------------- IV 2977 2980 3027 3051 3078 3079 3108 3188 3195 3207 3234 3237 3307 3320 3322 3344 3352 3355 3413 3416 3420 3440 3443 3461 3462 3467 3472 3490 3500 3508 3509 3510 3511 3515 3517 3532 3538 3539 3541 3543 3544 3548 3549 3552 3555 3582 S590 3592 3597 3508 3621 3624 3625 3632 3634 3635 3638 3677 3693 3694 3699 3721 3722 3723 3726 3729 3731 3738 3745 3748, 2) Ordonnanties I.e. 11: registers van verscheidene zaken, 1641-1651 I-e, 12: ardonnanties, 1600-1794 ----------------------- Page 8----------------------- Malines, Bruxelles, 1878, pp. 598. DE LONGE «G.), Coutumes du Pays et Duché de Brabant: quartier d'Anvers, tome sixième: Coutumes de Santhoven, de Turnhout et de Rumst, Bruxelles, 1877, pp. 675. RECUEIL DES ORDONNANCES des Pays-Bas, _ KRêgne d'Albert et Isabelle. 1597-1621, Par V, Brants, 2 delen, Brussel, 1909- 1912, RECUEIL DES ORDONNANCES des Pays-Bas. troisième série, 1700-1794, Par M,. Gachard, MJ. le Court, P, Verhaegen,..., 15 delen, Brussel, 1860-1942, VERLINDEN £(C.), Documenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant, Brugge, 1959-1973, 4 dln. ABBIATECI (A. ) — BILLACOIS CF.) — BONGERT (Y.) — CASTAN {N,) — CASTAN £(Y.) — PETROVITCH (P.), Crimes et eriminalité en France __ 17e-18e siècles, Cahiers des annales, 38, Paris, 1971, 268 pp. ----------------------- Page 9----------------------- VI BAELDE (M.D), Het _ historisch onderzoek betreffende de in DE SCHEPPER (H.) (ed.), Bronnen geschiedenis voor de van de instellingen in België., Brussel, 1977, pp. 137-147. BEATTIE (J.M), The Pattern of Crime in England, 1660-1800, Past and Present, 62 (1974), pp. 47-96. BEATTIE (J.M), Crime and the Courts in Surrey, 1736-1758, in COCKBURN (J.S) (ed), Crime in England, 1550-1800, New Jersey, 1977, pp. 155-186. BETERAMS (G.), Inventaris gemeentearchieven van de van Brecht, Brussel, 1968 (deel 1), 1986 (deel 2). BILLACOIS (F.), Pour une enquête sur la criminalité dans la France __d'Ancien Régime, Annales Economies Sociétés Civilisations, 22 (1967), nr. 2, pp. 340-349, BONGERT (Y.), Délinquance juvénile et responsabilité pénale du mineur au XVIIIe siècle, in ABBIATECI,.. (ed.), Crimes et __criminalité en France, 17e-18e siècles, Cahiers des annales, 33, Paris, 1971, pp. 49-91. BOUTELET (B.), Etude par sondage de la criminalité dans le baillage du Pont-de-l'Arche <(XVIIle-XVIlle siècles), Annales de Normandie, 12 (1962), pp. 235-263. BRAUDEL (F.), L'identité de la France. Espace et Histoire, tome I, Paris, 1986, 368 pp. BRUNEEL (C.), La population du duché de Brabant en 1755, Bijdragen voor de Geschiedenis, 58 (1975), pp. 220-283. CAMERON (I.A.), Crime and repression in the Auvergne and the Guyenne, 1720-1790, Cambridge, 1981. ----------------------- Page 10----------------------- VII CASTAN (N.), La Justice expeditive, Annales Economies Sociétés Civilisations, 31 (1976), nr. 2, pp. 931-361. CASTAN £«N.), La criminalité familiale dans le ressort du Parlement de Toulouse (1690-1750), in ABBIATECI, .. C(ed.), Crimes et criminalité en France, 1/e-18e siècles, Cahiers des annales, 38, Paris, 1971, pp. 91-107, CASTAN (N.), Justice et répression en Languedoc à l'époque des lumières, Paris, 1980, 313 pp. CASTAN (N.) — CASTAN (Y.), Beroep behoefte op, aan en gevoel Et 4 Eficiël hbentant 3 mn 18de eeuw, Tijdschrift voor criminologie, 20 (1978), pp. 121-132. CASTAN (Y.), Mentalités rurale et _urbaine à la fin de ge EG = s in ABBIATECI,.. (ed.), Crimes criminalité et en France. 17e-18e siëcles, Cahiers des annales, 33, Paris, 1971, pp. 109-176, CHAMPIN (M.M.), La criminalité dans le baillage d'Alencon de 1715 à 1745, Annales de Normandie, 22 (1972), pp. 47-84, CLOET (M.), Het gelovige volk in de 18de eeuw, Nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel IX, Haarlem, 1980, pp. 396-412, COCKBURN (J.S), Crime in England (1550-1800), New Jersey, 1977, 364 pp. ----------------------- Page 11----------------------- VIII COPPENS (H.), De organisatie regionale van het Antwerpse platteland tijdens de 17de eeuw. Organisatie en verdeling van de Kempen op politiek en religieus gebied tijdens het Ancien Régime, s.l., 1981 (Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen, VII), pp. 57-72. COSEMANS «(A.)>, Alcoholisme en drankbestrijding in vroegere eeuwen, Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, deel X, Oudenaarde, 1956, pp. 81-127, COSEMANS (A.), De bevolking van Brabant in de XVIIIde en XVIIIde eeuw, Brussel, 19359, 261 pp. CRAEYBECKX (J.), De prijzen van granen en van brood te Antwerpen van 1608 tot 1817, in VERLINDEN {(C.) (o.l.v.), Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant, 125ste aflevering (deel I), Brugge, 1959, pp. 504-522. d'ARRAS d'HAUDRECY (L.) — DORBAN («M,) — DUPONT-BOUCHAT (M.S.), La eriminalité en Wallonie sous 1l'Ancien Régime. Irois essais, Louvain, 1976, 175 pp. DE BROUWER (J.), De ontspanningsleven kerk en het omstreeks 1700, Spiegel Historiael, 11 (1976), pp. 209-215. DELVAUX (H.), Inventaris van het Oud Archief van de gemeente Loenhout, Algemeen Rijksarchief, Brussel, deel 1, 1974, deel 2, 1975. DEPREEUW (W.), Landloperij, bedelarij en thuisloosheid, Een sacio-historische _ analyse van _ repressie, bijstand en instellingen, Interuniversitaire reeks criminologie en strafwetenschappen, deel 16, Leuven, 1988. ----------------------- Page 12----------------------- DE SMEDT CH.), Ruim historische een kwart eeuw navorsing op bibliografisch overzicht (1945-1972), Bijdragen tot de Geschiedenis, 55 (1972), pp. 264-278, DE ZUTTERE (P.), Loenhout en Wuustwezel, Analfabetisme op het einde van de 1ôde eeuw, Oudheid en Kunst, 38 (1955), pp. 164-172, DIEDERIKS C(H.) — FABER (S.J.), Misdaad en straf: verleden tijd ?, Tijdschrift voor criminologie, 20 (1978), pp. 105- 113. DUPONT-BOUCHAT (M.S.), Criminalité et mentalités à Nivelles au __XYyIlle siècle, in d'ARRAS d'HAUDRECY,.. Led. ), La Criminalité en Wallonie sous l'Ancien Régime, Louvain, 1976, pp. 49-173. ELTON (G.R.), Introduction: Crime and the Historian, in COCKBURN (J.S.) (ed.), The History of Crime in England £1550-1800), New Jersey, 1977, pp. 2-6. EMSLEY , The Community State, the and the Criminal Law in Early Modern Europe, in GATRELL (V.A.C.),.…. ‘ed.), Crime and the Law: The History Social of Crime in Yestern Europe since 1509, London, 1980, pp. 11-48. LIS £(C,) — SOLY (H.) — VAN DAMME (D.), Op vrije voeten? Sociale politiek in West-Europa <1450-1914), Leuven, 1985, 240 pp. LIS £«C.) — SOLY (H.), Armoede en kapitalisme in pre- industrieel Europa, Antwerpen, 1980, 293 pp. MARECHAL (G.), Armenzorg te Brecht, 1495-1620, Taxandria, Nieuwe reeks, 63 (1986), pp. 29-72, ----------------------- Page 16----------------------- XIII MARGOT (A.), La criminalité dans le baillage de Mamers, 1895-1750, Annales de Normandie, 22 (1972), pp. 185-224, MER (L.B.), La procédure criminelle au XVIIIe siècle: l'enseignement des archives bretonnes, Revue Historique, nr. 555, 1985, pp. 9-43, MICHIELSEN (J.), Brecht: aanstelling van de laatste schout van Brecht, Oudheid en Kunst, 4 (1908), pp. 5-9. MICHIELSEN 3 naanden 33 23, 40% > 3 maanden 6 9,67% niet duidelijk 89 63, 12% niet duidelijk 29 46,77 totaal 141 100% totaal 62 100% B)Brecht ai 1600 - 1699 1700 - 1799 | tot 15 dagen 17 22, 97% 1 tot 15 dagen 8 19, 04% 16 dagen tot 16 dagen tot | maand IJ 1,35% Ì maand 6 14, 28% 1 tot 2 maanden Ì 1,35% l tot 2 maanden 2 4,76% 2 tot 3 naanden 0 0,00% 2 tot 3 maanden 3 7,14% > 3 maanden 8 10,80% > 3 maanden 4d 9 52% TO riet duidelijk 47 63, 51% niet duidelijk 19 45, 23% totaal 74 100% totaal 42 100% ----------------------- Page 44----------------------- Opmerkelijk is wel dat processen van een gemiddelde duur (£ 1 tot 3 maanden) nergens sterk vertegenwoordigd zijn. We kunnen besluiten met de stelling dat er een zekere tendens is waar te nemen om de processen binnen een kortere tijdsspanne af te werken, waarbij de toename van de korte- duur-processen van Loenhout vooral te wijten was aan de toename van de overtredingen tegen het politiereglement en meer bepaald overtredingen tegen de ordonnantie van 10 juli 1711 — herbergbezoek op zondag, verbod op bruiloften met bier, samenkomsten van ongehuwde meisjes en jongens —, die, op een paar uitzonderingen na, op 1 dag werden afgehandeld (20), Processen die in een kort tijdsbestek konden worden afgehandeld zijn processen waarbij de overtreding en de strafmaat duidelijk waren afgebakend — herbergbezoek op zondag tijdens de hoogmis —, waarbij er voldoende bewijslast voorhanden was ed een herbergruzie met verscheidene ooggetuigen — of de overtreder op heterdaad betrapt was =— een schaapsherder die zijn schapen liet grazen op het eigendom van zijn gebuur en die door de vorster werd betrapt Ook wanneer de beschuldigde de feiten bekende en geen verdedigingsakte neerlegde, waardoor de procedure niet bleef aanslepen, was het proces meestal van korte duur. Toch blijkt maar al te vaak dat het gerechtelijk apparaat op dit lage echelon niet al te efficiënt werkte. Vaak deed de schepenbank beroep op een hogere instantie om een juridisch advies in te winnen, omdat het verloop van het proces volledig vastzat. Zelfs een op het eerste zicht gemakkelijke zaak, een inbreuk op het eigendomsrecht bij (20) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 346), 3462, 3467, 3472, 3592, 3597, 3598, 3621, 3624, 3625, 3632, 3634, 3635, 3677, 3693, 3721, 3722, Zie ook; Recueil des ordonnances, 10 juli 1711 ----------------------- Page 45----------------------- _ 21- voorbeeld, was vaak moeilijk te bewijzen. De beschuldigde misbruikte soms met opzet het eigendom van zijn buur, maar even vaak was hij er zich niet van bewust, omdat hij er al jaren het vruchtgebruik van had (21). Zo werd een inwoner ervan beschuldigd enkele bomen te hebben omgehakt die toebehoorden aan de heer van Loenhout. De beschuldigde bleef dit ontkennen en beweerde dat het zijn bomen waren. Na een zes jaar durend proces werd hij dan toch vrijgesproken (22), Langdurige processen kwamen vaak voor bij inbreuken tegen de morele orde zoals bij concubinaat en overspel. Daar dit een zaak was die bij uitstek behoorde tot de privésfeer en voor een deel ook onder de bevoegdheid van de kerkelijke rechtspraak viel, had de aanklager dikwijls de grootste moeite om zijn aanklacht hard te maken. Zo werd een inwonende knecht ervan verdacht bij de dochter des huizes een kind te hebben verwekt; de beschuldigde ontkende evenwel dat hij “aldaer enighe tijt soude hebben aengehouden den dochter aldaer N, Hij werd toch veroordeeld, hoewel de aanklager noch hem noch het meisje had ondervraagd. Vervolgens richtte hij een gratieverzoek aan de soeverein, wat hem werd toegekend op basis van de zware procedurefouten die gemaakt werden (23). Een proces van overspel tussen een getrouwde werkgever en zijn dienstmeid sleepte twee jaar aan omdat er een bevoegdheidskonflikt was tussen de schout en de promoter, waardoor deze zaak zelfs voorkwam bij het Officiaal van Brussel (24). (21) CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', pp, 122-126, (22) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2030, (23) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1074/11, (24) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1152/1, ----------------------- Page 46----------------------- — 22- Een zwangere dienstmeid kwam werken bij. de chirurgijn van Loenhout en zijn vrouw. In de nacht van 19 oktober beviel zij van haar kind. Haar werkgevers vermoedden dat zij haar kind had vermoord in haar ‘voorschoot' en meldden dit aan de schout. Na een langdurig proces van een jaar, waarbij de schout zelfs de werkgevers van medeplichtigheid beschuldigde, bleek uit de onderzoeken van twee chirurgijnen dat de ongehuwde meid haar kind dood had gebaard en werd ze vrijgesproken. De proceskosten waren voor de aanklager €25). Op driekoningenavond vielen drie jonge mannen Catelijne Janssen, “wesende eene aerme persoone die haeren cost met werken ende de liedens te gaen dienen moet winnen", en een knecht die werkte bij een weduwe in Loenhout aan. De knecht werd tegen de grond geslagen; ook Catelijne kreeg er van langs en werd "op haer lijf tot aensight toe besyckt". De drie beschuldigden ontkenden dit voorval en beweerden dat het slachtoffer gekend was om haar lasterpraatjes die ze overal ging rondstrooien, zodat men met haar onmogelijk rekening kon houden, Bovendien waren er geen ooggetuigen. De aanklager kon dan ook pas na een hele tijd hun individuele schuld bepalen (26). Anneke Jacobs was een vermaard ruziestookster die het vooral gemunt had op de notabelen van het dorp. Hoewel ze twaalf jaar geleden al eens het huis van schepen Merten Vanden Bossche was binnengelopen, zijn bedlegerige vrouw had aangevallen en de oude man zelf met een dik stuk hout afgeranseld had, was er geen vervolging van gekomen en was het paar uit angst buiten het dorp gaan wonen. Zoveel jaren later had ze het gemunt op de vrouw van de herbergier (25) R.A.A., 0D,6,A., Loenhout, procesnr, 3816, (26) R.A.A., 0D,6,A., Loenhout, procesnr, 3792, ----------------------- Page 47----------------------- — 23- Michiel Cornelis Van Elsacker. Op Sebastiaansdag 1679 kwam zij in de herberg met haar man en eistte brandewijn. De waardin zei dat er geen meer was waarop Anneke ruzie begon te stoken, de overleden vader van de waardin te beledigen en haar zo hard toe te takelen dat men vreesde voor het leven van haar ongeboren kind. Toch diende de waardin niet meteen een klacht in en pas nadat Anneke meerdere keren naar haar erf was gekomen, schoot de schout in aktie. Anneke moest zich in gebannen vierschaar verontschuldigen voor de beledigingen die zij onterecht de herbergier en zijn vrouw had aangedaan en werd "in gijselinge ghestelt" in het huis van de vorster om een periode van rust in te lassen. Toch slaagde ze erin te ontsnappen, naar de herberg te gaan om er opnieuw amok te maken. Hiervoor werd ze veroordeeld en terug opgesloten bij de vorster; en deze keer... “doen sluyten van handen en voeten" (27), Gans de procedure nam twee jaar in beslag, maar opmerkelijk is wel dat men uit angst voor represailles pas laattijdig klacht heeft ingediend, d.w.z. pas wanneer de situatie onhoudbaar werd (28). Ook werd de beschuldigde niet al te streng aangepakt en achtte men een permanente bewaking overbodig, zodat ze pas na haar vluchtpoging, waarbij haar onverbeterlijk karakter nog eens naar boven kwam, echt werd opgesloten. De vorster van Loenhout had 's avonds tussen 10 en 11 uur het paard van Peeter de Wijze meegenomen en in de schutskooi gezet omdat het op het veld van iemand anders stond te grazen. Wanneer hij 's morgens naar het paard ging kijken, stelde hij vast dat het verdwenen was en de deur openstond. (27) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3079, (28) HUFTON, 'Le paysan et la loi en France', p‚ 685, ----------------------- Page 48----------------------- _ 24- De verdenking ging meteen uit naar de eigenaar van het paard. Die ontkende alle schuld en beweerde zelfs dat de verklaring van de vorster verzonnen was omdat zijn paard om 1l uur 's avonds nog in de wei stond, toen hij er voorbijliep van de herberg op weg naar huis (29). Deze zaak ging dan ook tot in de Raad van Brabant, bevoegd voor het bestraffen van overtredingen, begaan door gerechtsofficieren bij het uitoefenen van hun ambt (30), De beschuldigde werd vrijgesproken. Uit de voorgaande voorbeelden blijkt overduidelijk dat de processen soms nodeloos lang aansleepten en dat dit deels te wijten was aan de gebrekkige werking van de schepenbank. De aanklager had problemen om zijn beschuldiging te staven en het verloop van het proces gebeurde niet altijd volgens de regels; de aanklager baseerde zijn aanklacht op loze geruchten, verloor zijn tijd in geharrewar over bevoegdheden, greep laattijdig in en verschafte de slachtoffers weinig rechtszekerheid. Zijn dienaars zelf waren ook niet altijd vrij te spreken van enige subjektiviteit. I.C.) Omvang van het proces Om de omvang van het proces te berekenen hebben we ons gebaseerd op het aantal akten, in plaats van het aantal pagina's, omdat deze te sterk afhankelijk zijn van het handschrift en de lineatie, Wanneer we de tabellen 2 en 3 bekijken, merken we meteen de weinig omvangrijke processtukken op. Brecht heeft een gemiddelde (29) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3355, (30) POULLET, Histoire du droit pénal, p‚, 292, ----------------------- Page 49----------------------- _— 25- van 2,83 akten per proces in de periode 1600-1699, dat stijgt naar gemiddeld 4,8 stukken per proces voor de volgende eeuw. Bij Loenhout bemerken we een omgekeerde tendens: het gemiddelde van 3,43 stukken per proces daalt tot 2,5 akten. Over de ganse lijn bemerken we het overwicht ( >73% en <87%) van de kategorie 1-5 akten. Dit valt te verklaren door het groot aantal processen zonder eindvonnis, waarvan we hoger ook de duur niet konden bepalen; daarnaast zijn er ook de lacunes in het bronnenmateriaal. Immers, gemiddeld één tiende van de processtukken waarvan de duur niet is gekend, telt al meer dan 5 akten, zodat we mogen aannemen dat het proces zich niet meer in een beginstadium bevond en dat dus de overige akten niet meer bewaard zijn gebleven. Voor Brecht in de 17de eeuw (zie tabel 2) telt het meest omvangrijke proces 19 akten en 1ì verklaringen (van getuigen, slachtoffer of beschuldigde, hoewel bekentenissen van beschuldigden slechts zelden voorkwamen). Het behandelt de doodslag op een inwoner van Loenhout met wie de beschuldigde in onmin leefde (31). Zulke kwesties vereisten immers een delikate aanpak: de hoofdverdachte was na zijn daad meestal voortvluchtig, zodat de aanklager voor zijn verdere onderzoek beroep moest doen op valabele getuigen, een arrestatiebevel moest laten uitvaardigen en zich voor advies moest richten tot de schepenen van de hoofdrechtbank van Antwerpen, wiens vonnis zij moesten uitspreken (32). Het meest uitgewerkt processtuk voor de 18de eeuw telt 24 akten met 9 getuigenissen. Opnieuw behandelt het een doodslag, ditmaal met een licht 'politiek' karakter: het slachtoffer was een gewezen burgemeester en inner van dorpslasten, die door een wanbetaler "in gramme woede" was neergeslagen (33), (31) RAA, 0,6, Brecht, 1078/5, (32) DE LONGE, Coutune de Santhoven, p‚, 17, (33) R‚A.A., 0,G,A., Brecht, 1096/17, ----------------------- Page 50----------------------- on 26- Tabel 2; Omvang van de processen: Brecht, 1600-1800 A) 1600 - 1699 Verklaringen Ô 1-5 6-10 1-15 16-20 21-25 Akten 1-5 47 16 / 1 / Ï 6-10 / 3 2 1 1 / 1-15 / 2 / / / / 16-20 / Í / Ì / / 21-25 Ì / Í { / / Totaal= 74 B) /700 - 1799 Verklaringen 0 1-5 6-10 1-15 16-20 21-25 Akten 1-5 24 1 / / / / 6-10 2 3 ] / / { 11-15 1 { / / / / 16-20 / ] 2 / { { 21-25 / / 1 / / / Totaal= 42 ----------------------- Page 51----------------------- — 27- Hoewel voor Loenhout de doodslagen ook zeer uitgebreid werden behandeld, vallen de meest omvangrijke processtukken niet onder deze kategorie. In de periode 1600-1699 werd een proces tegen een concubinaat afgesloten met 20 akten en 9 verklaringen door getuigen (zie tabel 3). Het dossier is zo uitgebreid omdat de beschuldigde de feiten bleef ontkennen en aanvoerde dat de pastoor hen al had gehuwd en hij hem als hogere autoriteit erkende (34). Voor de 18de eeuw bemerken we dat het proces met 13 akten onder de kategorie van de overtredingen valt, ogenschijnlijk niet de meest voor de hand liggende groep die het rekord aantal akten bevat. Ook ditmaal was de beschuldigde verantwoordelijk voor de trage afhandeling: hij moest een boete betalen voor de aanwezigheid van zijn zoon op een “foije van drije ofte vier tonne bier", die een buurman had gegeven als dank voor de hulp bij de bouw van zijn schuur. De vader weigerde dit te betalen omdat hijzelf ook aanwezig was en er volgens hem niets onbehoorlijks voorgevallen was. Na meer dan 5 jaar procederen zonder eindvonnis, ging de zaak in beroep in Antwerpen (35). Algemeen gesproken kunnen we stellen dat de processtukken waarin eenvoudige zaken afgehandeld werden weinig akten bevatten: dieren die op de wei van iemand anders graasden, herbergruzies, het niet betalen van opgelopen boetes, herbergbezoek op zondag tijdens de mis, verboden jacht, bruiloften waar kwanselbier werd geschonken,enz... Daarentegen zijn de hierna volgende processtukken van grotere omvang en duurden ze meestal langer: stukken met een kombinatie van een aantal delikten, moeilijk bewijsbare dossiers — diefstal van hout, beplanten van de weg, concubinaat, overspel —, (34) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1977, (35) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3694, ----------------------- Page 53----------------------- delikten die een zwaardere bestraffing vereisten — doodslag, paardediefstal, aanranding en verkrachting -, processen met een moeilijk verloop 5 procedurefouten, ongegronde aanklacht, betwisting van de feiten of het verloop van de zaak door de beschuldigde — . M.M. Champin merkt op dat de duur van de processen variabel is: slechts enkele maanden voor geweldsdelikten, tot meerdere jaren voor moord, diefstal en plundering van erfenissen (36). Uit tabel 4 leiden we af dat slechts bij een minderheid van de processen getuigen of slachtoffers werden verhoord in de loop van de procedure. De verhouding tussen processtukken met en zonder opgenomen verklaringen in de 17de en 18de eeuw blijft vrijwel konstant voor de twee onderzochte dorpen, hoewel Loenhout ook op dit vlak weer relatief slechter scoort. Het grootst aantal verklaringen komt driemaal voor bij doodslag (37). Voor één geval kennen we de precieze omstandigheden niet, ondanks het feit dat er 22 getuigen werden opgeroepen (38). Verder komen er bij de lichtere geweldsdelikten getuigen en slachtoffers aan bod: dit is grotendeels te verklaren door het feit dat de beschuldigde dikwijls zijn slachtoffer in het openbaar aanviel, zodat er geregeld veel omstaanders bij betrokken waren (39). Ook bij de kategorie van de vermogensdelikten treffen we enkele getuigen en slachtoffers in de processtukken aan. (36) CHAMPIN, 'La criminalité dans le baillage d'Alengon', p‚, 50, (37) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1096/17, Loenhout, procesnrs, 3803 en 3814, (38) R.A.A., D,6,A., Brecht, procesnr, 9390/25, (39) WEISSER, ‘Crime Punishment and in Early Modern Spain', p‚, 87, ----------------------- Page 55----------------------- _ 31- Getuigenissen van gerechtsofficieren (vorsters in dit geval) vinden we terug bij verboden jacht, beplanten van de weg, e.d., dus bij overtredingen zonder een rechtstreeks slachtoffer, terwijl getuigende burgers slechts optraden wanneer de benadeelde partij een mededorpeling was. Het is opmerkelijk dat bij de drie gevallen van paardediefstal telkens verklaringen werden afgelegd die een precieze beschrijving van het gestolen paard weergaven: blijkbaar was een paard zo kostbaar dat de dorpelingen dit meteen opmerkten. Bij één geval van overspel werd het slachtoffer verhoord (40), terwijl bij een verkrachting van een veertienjarige dienstmeid zijzelf en haar meester ondervraagd werden (41). Ook de dorpelingen zelf blijken goed op de hoogte geweest te zijn van de ongeoorloofde relaties in het dorp. Negen personen getuigden immers tegen een paar dat ongehuwd samenwoonde, waaronder de voormalige verloofde van het meisje en zijn moeder (42). In een zaak van overspel van een vrouw die met een afwezige soldaat gehuwd was, droegen drie getuigen doorslaggevend materiaal aan (43). Bij verzet tegen inbeslagname, belemmering bij de uitoefening van het ambt en belediging van de schepenen, de schout en de rechtspraak waren de getuigen die werden verhoord meestal ook de slachtoffers, dus de gezagsdragers zelf (44), (40) R.A.A., 0,6G,A., Brecht, procesnr, 1055/26, (41) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1069/20, (42) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1977, (43) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2045, (44) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2863 - 3804 - 3355 - 3511 - 3533 - 3541, en Brecht, procesnr, 1064/3, ----------------------- Page 56----------------------- — 32- we zijn dan ook van mening dat er maar weinig getuigenverslagen werden opgenomen in de verscheidene procesbundels, hoewel de aanklager er zich vermoedelijk wel op baseerde en de bevolking wel degelijk op de hoogte moet geweest zijn van de meeste vergrijpen. Toch blijft de indruk bestaan dat zij slechts bereid waren te getuigen als ze er zelf het nut van inzagen. Dit houdt onder meer in dat men weinig getuigen zal terugvinden bij processen inzake inbreuken tegen de openbare orde, jachtmisdrijf en/of politionele overtredingen. I.D.) Bewijsvoering en verdediging Hoe ging de aanklager te werk om de klacht te bewijzen? Verzamelde hij konkrete bewijsstukken, baseerde hij zich op de verklaringen van getuigen en slachtoffers of werd de beschuldigde aan een kruisverhoor onderworpen? Bij deze vraagstelling moeten we vaststellen dat de bronnen veel gebreken vertonen: voor Brecht hebben we slechts in de helft van de gevallen de basis van de aanklacht kunnen achterhalen, voor Loenhout geldt dit voor een derde van de processtukken. Ondervraging van de beschuldigde komt slechts zelden voor. Dit heeft alles te maken met de manier van procederen: slechts in kriminele zaken werd de beschuldigde verplicht persoonlijk te antwoorden op de tegen hem geuite aantijgingen. Deze bekentenis werd dan ook als bewijsstuk tegen hem gehanteerd, In andere gevallen — soms ook in kriminele procedures die door gebrek aan bewijs, door verzachtende omstandigheden zo werden gevoerd — werd de beschuldigde wel eerst ondervraagd, maar vervolgens in ----------------------- Page 57----------------------- —_ 33- voorlopige vrijheid gesteld en kon hij zich door een advokaat of raadsheer laten vertegenwoordigen (45). Slechts in vier gevallen is er een geschreven neerslag van de ondervraging van de beschuldigde: een beschuldigde, "inde wandelingh genaemt sleuteleer voordien hier ende daer heeft gewoont”, had een ton karpers opengebroken en een deel eruit genomen en verder verkocht. Hij werd ondervraagd voor twee schepenen en bekende de feiten (46), Een dienstknecht, afkomstig van Rijkevorsel, die vier jaar had ingewoond bij verscheidene meesters in Brecht, werd verdacht van een aantal diefstallen, onder andere bij zijn meester. Hij werd gearresteerd en bekende voor de twee schepenen de aanklacht (47). Drie soldaten die bij inwoners van Loenhout gelegerd waren, plunderden onder bedreiging van hun degens de voorraadkast van hun gastfamilies. Hun strooptocht eindigde bij een weduwe met haar kinderen, waar ze bier en brandewijn opeisten en de zoon met een degen afsloegen. De buurman kwam hen ter hulp en werd door één van de soldaten neergeschoten. De drie soldaten werden ondervraagd, de twee medeplichtigen schoven alle schuld af op Joannes de Marquez die het schot had gelost. Hijzelf hield vol dat de hele zaak een spijtig ongeluk was (48). Tot slot werd bij een geval van nachtelijke inbraak de beschuldigde gearresteerd en ondervraagd. De beschuldigde, afkomstig van Zundert, bekende vrijwillig de aanklacht (49). (45) POULLET, Histoire du droit pénal, pp, 313-314, (46) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 991/3, (47) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1001/17, (48) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3803, (49) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3810, ----------------------- Page 58----------------------- — 34- Het is ons inziens geen toeval dat het in deze vier gevallen steeds gaat om vreemdelingen, niet om autochtonen. De eigen dorpelingen werden in netelige kwesties met meer omzichtigheid benaderd. Een vrouw werd ervan beschuldigd tijdens de oorlogstroebelen een deel boekweit dat was opgeslagen in de kerk, te hebben weggenomen en bij haar voorraad te hebben gelegd. Zij werd niet verhoord en uiteindelijk vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen (50). In één geval van concubinaat kwam de beschuldigde zich vrijwillig aangeven in de hoop zo te ontsnappen aan de kerkelijke rechtspraak (51). Vervolgens zijn er nog drie gevallen bekend waar het slachtoffer klacht neerlegde: een weduwe die door de molenaar werd verkracht en direkt na het voorval klacht indiende (52), een landbouwer wiens buurman een deel van de oogst had weggehaald en niet wou teruggeven (59) en een klacht tegen enkele eigenaars van schapenkuddes die ondanks herhaalde waarschuwingen, hun schapen op de grond van de gedupeerden lieten voort grazen (54). Slechts éénmaal liet de aanklager een huiszoeking verrichten waarbij de stronk van een afgehakte berkeboom als bewijsmateriaal in beslag werd genomen (55). Betrapping op heterdaad komt slechts bij enkele specifieke overtredingen voor: wanneer paarden, schapen, koeien niet op de grond van de eigenaar graasden, bij verboden jacht en (50) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1015/8, (51) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1075/9, (52) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 991/1, (53) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1014/17, (54) R.A.A., D,6,A., Brecht, procesnr, 1026/7, (55) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2489, ----------------------- Page 59----------------------- _ 35- ook bij een aantal overtredingen van politiereglementen — niet naleven van de zondagsrust, herbergbezoek tijdens de hoogmis of na negen uur 's avonds —; kortom, die overtredingen waar de dienaars van de schout op moesten toezien (56). Ook bij persoonlijke beledigingen, bedreigingen en geweld tegen gezagsdragers en belemmering bij de uitoefening van hun gezag kan men in zekere zin spreken van een direkt bewijs voor de aanklager (57), De belangrijkste bewijslast voor de aanklacht waren evenwel de verklaringen van getuigen en van slachtoffers in zeer persoonlijke aangelegenheden. Het belang dat eraan werd gehecht, kunnen we afleiden uit de stukken zelf: soms stuurden schepenen van naburige dorpen verzoekschriften om ook in Loenhout of Brecht getuigen op te sporen voor hun lopende zaak. Zo getuigden vier inwoners van Brecht tegen de molenaar van Ekeren die in herberg 'de Croone' openlijk had gedreigd enkele huizen in brand te steken als hij het proces dat tegen de drossaard van Ekeren liep zou verliezen (58). Ander voorbeeld: het proces tegen de oudschepen van Brecht, die ervan verdacht werd paarden te hebben gestolen en steekpenningen van soldaten te hebben ontvangen, liep vast bij gebrek aan getuigen (59). Uit tabel 5 blijkt dat meer dan de helft van de verklaringen ooggetuigenverslagen waren ten laste van de beschuldigde, zodat het mogelijk was bij gelijklopende getuigenissen het gebeuren te rekonstrueren. (56) bv.,R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1026/7, 992/13, 1056/7 en 1094/15, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 1521 - 2172 - 2977, (57) bv.,R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1112/3 - 1123/1 - 992/1, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 1521 - 1979 - 2044 - 3777 - 3789, (58) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1055/12, (59) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1002/4, ----------------------- Page 60----------------------- — 36- Tabel 5: Soorten getuigen en slachtoffers, 1600 - 1800 A)Brecht 1600-1699 1700-1799 7 Getuigen Slachtoffers Getuigen Slachtoffers Ooggetuigen à charge 58 71,60% 6 100% 35 74,46% 1 50% Geen ooggetuigen à charge 10 12, 34% / / 1 23,40% Ì 50% Ooggetuigen à decharge / / / / Ï 2,12% / / Geen ooggetuigen à decharge Ì 1,23% / / / / 1 / Neutrale ooggetuigen / / / / ! / / / Geen neutrale ooggetuigen Ì 1,23% / / / / / { Niet bepaald u 13, 58% / / { / / / Totaal 81 100% 6 100% 47 100% 2 100% ----------------------- Page 61----------------------- _ 37- B)Loenhout 1600-1699 1700-1799 Getuigen Slachtoffers Getuigen Slachtoffers Ooggetuigen à charge 59 54 41% 9 100% 22 56414 4 100% Geen ooggetuigen â charge 42 37,61% / / 15 38,46% / / Ooggetuigen à decharge 0,91% / / ! / 1 ! Geen ooggetuigen à decharge 7 7,33% / { Ï 2,56% / / Neutrale ooggetuigen / / / / / / / / Geen neutrale ooggetuigen / / / / / / / / Niet bepaald / / / / 1 2,56% / / Totaal 109 100% 9 100% 39 100% 4 100% ----------------------- Page 62----------------------- — 38- Ook niet-ooggetuigen konden belangrijke informatie aanbrengen. Zo legde een chirurgijn na elke doodslag of zwaar geweldsdelikt een verklaring af over de aard van de verwonding, met welk voorwerp ze was veroorzaakt, of het een dodelijke wonde was of slechts een vleeswonde die door komplikaties gevaarlijk was geworden (60). Gewone getuigen brachten eveneens bezwarende informatie aan: zij verklaarden bijvoorbeeld dat de beschuldigde voordien al bedreigingen had geuit tegen zijn slachtoffer (61) of dat zij de onenigheid zagen aankomen (62), hoorden de beschuldigde zijn intenties verklaren <63) of de beschuldigde legde een bekentenis af aan de getuigen omtrent zijn zaak (64), Slechts 11 van 276 getuigen (= 4%) legden een verklaring af ten gunste van de beschuldigde. Vier getuigen ontkenden de beschuldiging volledig, hoewel andere getuigen ze bevestigden: het gaat hier om personen waarmee de beschuldigde een nauwe band had (knecht, goede vriend, _medeeigenaar van een schuur) en bereid waren om in hun voordeel meineed te plegen voor de schepenen (65). (60) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1025/14 - 1068/6 - 1088/2 - 1103/1 - 1112/6 - 1098/1, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3795 - 3803 - 3805, (61) bv., R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1066/19, (62) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1002/17, (63) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1103/1, (64) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1002/17, (65) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1136/7, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2231 en 3078, ----------------------- Page 63----------------------- DE 39- In de overige gevallen werden de notabelen van het dorp, de vorster, de chirurgijn en de pastoor, opgetrommeld om een goed woordje te doen voor de beschuldigde. Twee bevriende burgers van de gevangen soldaten beweerden dat de hoofdbeschuldigde die een dorpsbewoner neerschoot (zie hoger), spijt had van zijn daad en het hele gebeuren slechts een uit de hand gelopen ongeluk was. De twee vorsters en de chirurgijn verklaarden dat de man in kwestie niet goed behandeld werd in de gevangenis: zijn hele lichaam stond vol blauwe plekken en bulten (66). In een andere zaak verklaarde de pastoor dat aan het slachtoffer van een caféruzie pas dagen later, als gevolg van haar slecht verzorgde wonde, haar de laatste sakramenten waren toegediend (67), Tenslotte, een laatste bemerking... Deze getuigenverslagen leveren ons in veel gevallen weinig bijkomende achtergrondinformatie over het gebeuren: geen gegevens over het achterliggend motief, over de relatie tussen beschuldigde en slachtoffer, de direkte oorzaak, enz... Dit is enigszins te verklaren uit het feit dat de getuigen bepaalde vragen moesten beantwoorden en daarbij eventueel verdere informatie gaven. Toch blijft de ganse informatie slechts opgebouwd met feiten, zonder echte achtergrondgegevens, d.w.z. de getuigen brachten slechts datgene naar voor wat ze vanuit hun standpunt gezien en gehoord hadden, zonder daarbij blijk te geven van enige betrokkenheid bij het voorval, zelfs wanneer ze ooggetuigen waren (68), (66) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3803, (67) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3812, (68) zie ook: CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', p, 140, ----------------------- Page 64----------------------- — 40- I.E.) De verdediging De beschuldigde kreeg ook de kans om via zijn raadsheer geschreven akten neer te leggen tegen de ingebrachte beschuldiging van de aanklager. Voor ‘Brecht werden er op 74 processtukken 25 verdedigingsakten neergelegd of bijna 34% van de gevallen voor de 17de eeuw; dit aantal nam af in de 18de eeuw tot bijna 22,5%, Voor Loenhout konstateren we dezelfde afname: van 36% in de 17de eeuw naar 24% in de 18de eeuw. Deze afname van het aantal verdedigingsakten kan toevallig zijn. Ve hebben reeds opgemerkt dat de relatieve bestraffingsgraad toenam in dezelfde periode. Het gerecht trad wellicht strenger op tegen de beschuldigde en legde bijgevolg de verdedigingsakten vlugger naast zich neer, zodat de beschuldigden er ook minder indienden wegens het geringe effekt dat ze nog teweeg brachten. In ongeveer een derde van de akten bekende de beschuldigde de feiten op zich, Hij voerde wel verzachtende omstandigheden aan of leverde kritiek op de wijze van procederen. Een vaak ingeroepen verdediging bij geweldsdelikten was het feit dat het slachtoffer de vechtpartij zelf uitgelokt had. Na eerst zijn tegenstander te hebben beledigd en uitgedaagd, bracht hij de eerste slag toe; de aanklager zou dus beter eerst het slachtoffer dagvaardigen, redeneerde de beschuldigde (68), (68) R R.A.A., 0,6,A., A, Brecht, procesnrs, 1068/6 - 1112/3 - 1152/3, R.A.A., AA 0,6,A., 6 Loenhout, procesnrs, 3728 - 3806 - 3807, ----------------------- Page 65----------------------- — 41- Een herder die twee schapen van een konkurrent had doodgeslagen, verdedigde zich door te beweren dat het slachtoffer zijn kinderen en zijn schapen altijd lastig: viel; moe getergd, had hij uiteindelijk wraak genomen (69). Vaak minimaliseerde de beschuldigde de hele zaak. Zo werd een inwoner van Wuustwezel ervan verdacht een beemd aldaar te hebben verhuurd. Hij zou zich daarbij hebben uitgegeven voor de rechtmatige eigenaar die echter in Brecht woonde. De beschuldigde ontkende dit ten stelligste: de potentiële huurder had hem op straat aangesproken en hem gevraagd de beemd te verhuren. Hij antwoordde dat het zijn eigendom niet was. Later in de herberg kwam hij weer vragen het stuk land aan hem te verhuren, hij replikeerde dat het eigendom van Maes was, Daarop begonnen klanten in de herberg hem spottend Maes te noemen, zodat hij ten langen leste al lachend toezei de beemd te verhuren (70), Ook trok de beschuldigde in de verdedigingsakten de bevoegdheid van de aanklager voor de zaak in twijfel. Een jongeman die 's avonds om half zeven door de vorster werd betrapt met zijn geweer, ontkende de feiten niet, wel beweerde hij dat de schepenbank niet bevoegd was voor de jachtovertredingen en dat de warentkamer (=bevoegd voor de jacht) dit moest onderzoeken (71). Sans gaat de beschuldigde zelfs zo ver dat hij de aanklager van vooringenomenheid in de zaak en van subjektiviteit t.o.v. zijn persoon beschuldigde. Zo beweerde een beschuldigde die zijn slachtoffer afsloeg en met een mes (69) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1955, (70) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1007/4, (71) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1153/1, ----------------------- Page 66----------------------- — 42- bedreigde — hij had immers zijn moeder beledigd -, dat de schout hem slechts had aangeklaagd omdat * hij aen sijne moeder een merckelijke somme schuldigh is over gelevert brood ende winkelwaer", Voorts meende hij dat het bezit van een mes met een scherpe punt niet voldoende gegrond was om verbanning te eisen omdat "bij aldin alle ingesetenen van Bracht en van andere plaetsen van Brabant hebbende messen met punten mosten gebannen worden..." (72). Wanneer de bewijsstukken toch voldoende waren voor een veroordeling en de beschuldigde niet anders kon dan de feiten bekennen, probeerde hij zich steeds te verdedigen in de hoop een lagere straf te krijgen. Zo bekende Jan Lambrecht Jordaens wel dat hij een patrijs had geschoten, maar betwistte de boete die hij zesmaal te hoog vond (73); op zijn beurt gaf Wouter Lenaerts toe dat hij de knecht had geslagen, maar dat het slechts om schaafwonden ging en dat hij dus geen boete wenste te betalen voor deze kwetsuren (74). Niet alleen ontkende de beschuldigde in zijn verdedigingsstukken alle ten laste gelegde feiten, tevens liet hij niet na nog eens alle bewijsmateriaal te ontkrachten, de verklaring van het slachtoffer als laster te bestempelen en de basis, waarop de schout zich voor zijn aanklacht steunde, als ongegrond af te doen (75), Tot slot kon de beschuldigde ook nog getuigen oproepen die een verklaring in zijn voordeel aflegden. Hoger hebben we echter aangetoond dat slechts weinig personen bereid waren te getuigen in tegenspraak met de andere versies. (72) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1123/1, (73) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 986/16, (74) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 988/26, (75) bv., R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1003/11 - 1015/8 - 1030/3 - 1044/7 - 1055/26, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3771 - 1977 - 3792 - 3797 - 3355 - 3817, ----------------------- Page 67----------------------- — 43- Een gratieverzoek richten aan de soeverein was de laatste poging om alsnog een beslissing ongedaan te maken. In de doorgenomen processtukken komt slechts één goedgekeurd gratieverzoek voor. Een jonge knecht zou namelijk een relatie met de dochter des huizes hebben gehad en bij haar een kind hebben verwekt. Hij ontkende dit, maar werd zonder enige ondervraging van hem of het meisje veroordeeld, zodat hij gratie kreeg (76). I.F,) Besluit We hebben in dit hoofdstuk getracht de procedure toe te lichten van de processen die door de schout aanhangig werden gemaakt, m.a.w., de kriminele stukken. Vooreerst hebben we de verhouding nagegaan tussen deze processen en de totale produktie van de schepenbank. Ve leiden eruit af dat ze beide een serieuze terugval kenden ín de 18de eeuw, maar dat de door de schout gevoerde processen in verhouding niet zo sterk afnamen; ook ís het zo dat een piekperiode voor alle processen niet noodzakelijk een stijging betekende voor de kriminele processen. Het omgekeerde ging evenmin altijd op. Door dit vast te stellen, mogen we aannemen dat de evolutie van de kriminele processtukken niet volledig afhankelijk is van de graad van bewaring van het bronnenmateriaal en dat er sprake is van een autonome evolutie, ondanks alle gebreken die eigen zijn aan dit onderwerp. (76) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1074/11, ----------------------- Page 68----------------------- —_ 44- Wat de duur van de processen betreft, kunnen we een tendens waarnemen om de zaken in een kortere tijdsspanne af te werken. Dit gaat vooral op voor Loenhout en in mindere mate voor Brecht, Toch blijkt ook dat op dit lage niveau het Juridisch apparaat dikwijls gebrekkig funktioneerde, wat veel onnodig tijdsverlies met zich meebracht door het pover bewijsmateriaal, de procedurefouten, bevoegdheidskonflikten, valse geruchten, laattijdige ingrepen, tekort aan middelen en bekwaam personeel. Ook de lage bestraffingsgraad is hiervan een sprekend voorbeeld. Door ons te baseren op het aantal akten en verklaringen — van beschuldigden, slachtoffers, getuigen —, hebben we getracht de omvang van de processen na te gaan. Algauw bleek dat dit zeer moeilijk was door het groot aantal onvoltooide processtukken, zodat er een overwicht was in de kategorie 1 t/m 5 akten. Ook waren er slechts in een minderheid van de processtukken verklaringen opgenomen, hoewel de aanklager vermoedelijk steunde op de geruchten die de ronde deden in het dorp. Toch bleek dat juist deze getuigenissen belangrijk waren om de feiten te rekonstrueren en in veel mindere mate de ondervraging van de beschuldigde en de betrapping op heterdaad. De overgrote meerderheid van de getuigen legde een verklaring af ten laste van de beschuldigde. Het ging hier vooral om ooggetuigen, hoewel andere getuigen eveneensbelangrijke aanwijzingen konden aanbrengen. Bovendien leverden deze getuigenissen niet erg veel bijkomende achtergrondinformatie op: elke persoon deed zijn relaas vanuit zijn standpunt, zonder blijk te geven van enige mening of standpunt over het gebeuren. ----------------------- Page 69----------------------- —_ 45- De beschuldigde kreeg verder de kans zich te verdedigen door middel van een raadsheer; in de 18de eeuw lag het aantal ingediende verdedigingsakten lager dan in de vorige eeuw. Een sluitende verklaring hiervoor hebben we niet, maar mogelijkerwijs was dit een gevolg van het kordater optreden van de schepenbank, daar de bestraffingsgraad ook hoger lag in de 18de eeuw. In deze verdedigingsstukken probeerde de beschuldigde steeds. zijn eigen persoon in een gunstig daglicht te stellen, door omstandigheden in te roepen die zijn gedrag voor een deel konden verklaren of door op het geringe belang van de zaak te wijzen. Soms beschuldigde hij zijn slachtoffer ervan leugens rond te strooien of betwistte hij de bevoegdheid of de objektiviteit van de aanklager. ----------------------- Page 70----------------------- HOOFDSTUK II: ALGEMENE BESPREKING VAN DE MISDRIJVEN II.A.)Kriminaliteitsindex Tot nog toe hebben we ons steeds gebaseerd op de processtukken zelf. Om een beter inzicht in de materie te krijgen, is het echter nodig na te gaan hoeveel delikten zij bevatten, om vervolgens de verhouding met de bevolkingscijfers, die in het vorige hoofdstuk vermeld werden, te onderzoeken. Voor Loenhout bedraagt het totaal aantal gekende delikten in de 17de eeuw 178, voor Brecht 105. Deze cijfers samengenomen, bekomen we gemiddeld 2,83 delikten per jaar. Het bevolkingscijfer voor Loenhout en Brecht samen bedraagt 3120 inwoners (1). Dit betekent dus 0,90 per jaar per duizend inwoners voor de 17de eeuw. Dit beeld verandert totaal wanneer we slechts de bestrafte delikten als uitgangspunt nemen: het totaal van de bestrafte delikten is 89 voor de 17de eeuw. Hierdoor daalt het aantal delikten per jaar per duizend inwoners met meer dan twee derde, namelijk tot 0,28 delikten. Voor de 18de eeuw bekomen we een jaarlijks gemiddelde van 1,43 gekende delikten en, in vergelijking tot de bevolking van Loenhout en Brecht in die eeuw (2), vinden we 0,44 delikten per duizend inwoners. (1) vgl, Hoofdstuk 1, p, 13; 1151 voor Loenhout in 1693 en 1969 voor Brecht = 3120, (2) Iden ‚Pp. 13: gemiddeld bevolkingscijfer voor de 18de eeuw; 1205 voor Loenhout en 2068 voor Brecht = 3273, ----------------------- Page 71----------------------- Dn 47 Met de bestrafte delikten als basis, komen we slechts op een jaarlijks gemiddelde van 0,71 delikten per jaar en 0,22 delikten per duizend inwoners, wat een afname betekent met de helft ten opzichte van de gekende misdrijven. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat deze relatief hoge gemiddelden vooral op rekening van Loenhout te schrijven zijn, voor Brecht alleen liggen de cijfere een stuk lager, zeker als we in acht nemen dat dit dorp een grotere bevolking kende. De gemiddelden (per duizend inwoners) voor Brecht zijn slechts een derde van de gemiddelden van Loenhout, zowel voor de gekende als de bestrafte kriminaliteit, In de 18de eeuw neemt de door het Brechtse gerecht bestrafte kriminaliteit wel iets toe (3). Hieruit kan worden afgeleid dat zowel de door het gerecht gekende als bestrafte kriminaliteit een stuk hoger lag in de 17de eeuw, maar dat in de volgende eeuwde door de schepenbank bestrafte delikten niet zo sterk afnemen als de gekende. Het is niet eenvoudig om deze index te vergelijken met andere cijfers. Ten eerste is onze studie beperkt tot het niveau van de schepenbank in twee kleine heerlijkheden met een beperkte bevolking. Andere studies behandelen vooral grotere omschrijvingen, wat bijgevolg totaal andere resultaten met zich meebrengt. Bovendien worden in diverse (3) Brecht: 17de eeuw: bestrafte delikten: 0,12 per jaar per 1000 inwoners, gekende delikten: 0,53 per jaar per 1000 inwoners, 18de eeuw: bestrafte delikten: 0,15 per jaar per 1000 inwoners, gekende delikten; 0,26 per jaar per 1000 inwoners, Loenhout: 17de eeuw: bestrafte delikten; 0,56 per jaar per 1000 inwoners, gekende delikten: 1,52 per jaar per 1000 inwoners, 18de eeuw: bestrafte delikten:; 0,33 per jaar per 1000 inwoners, gekende delikten; 0,75 per jaar per 1000 inwoners, ----------------------- Page 72----------------------- _ 48- Tabel 6: De verhouding gekende - bestrafte delikten, opgedeeld per kategorie, 1600-1800 A)Laenhout. 1600 - 1699 1700 - 1799 gekende bestrafte gekende bestrafte Vermogensdelikten 79 44, 38% 22 12,35% 38 42, 69% 10 1,4 Delikten tegen de openbare orde 27 15, 16% 9 5,05% u 12,35% 6 6,66% Geweldsdelikten 56 31,46% 25 14, 04% 17 19,10% 5 5,55% Delikten tegen de politiereglementen 3 1,68% 2 1,12% 21 23, 59% 19 2,18 Seksuele delikten 10 5,69% 4 2,24% Ì 1,12% / / Religieuze delikten 1 / / / / / / 1 Onbepaald 3 1,68% 3 1,68% Ì 1,12% / / Totaal 178 100% 65 36, 51% 89 100% 40 44, 44% B)Brechi 1600 - 1699 1700 - 1799 gekende bestrafte gekende bestrafte Vermogensdelikten 43 40,95% 8 7,61% 15 28,30 10 18,86% Delikten tegen de openbare orde 16 15,23% 2 1,90% 3 5,66% 3 5,66% Geweldsdelikten 31 29 52% 8 7,61% 28 52,83% 16 30, 18% Delikten tegen de politiereglementen 5 4,76% / / 2 3,774 1 1,884 Seksuele delikten 8 7,69% 4 3,80% Ï 1,88% 1 1,88% Religieuze delikten Ì 0,35% Ì 0,95% / / / / Onbepaald Ì 0,95% Ì 0,95% 4 7,54% / / Totaal 105 100% 24 22 85% 53 100% 31 58, 49% ----------------------- Page 73----------------------- _ 49 C)Loenhout en Brecht 1600 - 1699 1700 - 1799 gekende bestrafte gekende bestrafte Vermogensdelikten 122 43, 10% 30 10,60% 53 37,32% 20 13,98% Delikten tegen de openbare orde 43 15,19% n 3,88% 14 9,85% 9 6,29% Geweldsdelikten 87 30,74% 33 11,66% 45 31,69% 21 14,68% Delikten tegen de politiereglementen 6 2,82% 2 0,70% 23 16, 19% 20 13, 98% Seksuele delikten 18 6,36% 8 2,82% 2 1,40% Ì 0,69% Religieuze delikten Ì 0,35% Ì 0,35% / / / / Onbepaald 4 1,41% 4 1,41% 5 3,52% / / Totaal 283 100% 83 31, 44% 142 100% 7 49 65% ----------------------- Page 74----------------------- _ 50- onderzoeken andere criteria aangewend (men telt bijvoorbeeld alleen de processtukken) en vermelden ze vaak het bevolkingscijfer niet. Ook is een vergelijking soms weinig relevant daar deze index slechts de wijzigingen van het aantal delikten vermeldt, maar ons niets over de aard ervan meedeelt (wat alleszins verschillend is in onze studie). Een vergelijking met de kasselrij Oudburg, periode 1700- 1789, volstaat dan ook ruimschoots. Els Otte stelde voor de bestrafte delikten een index op van 0,14 per duizend inwoners (periode 1700-1789), voor de gekende delikten een index van 0,22 per duizend inwoners voor de periode 1715- 1725 en 0,24 per duizend inwoners voor de periode 1775-1784 4), Onze cijfers liggen een stukje hoger, alle opmerkingen bij dergelijke vergelijkingen in acht genomen. III.B.) De verhouding bestrafte — gekende delikten Uit het voorgaande bleek duidelijk dat er een grote discrepantie bestond tussen de gekende en de bestrafte delikten. Redenen waarom een procedure niet werd afgewerkt, kunnen van velerlei aard zijn. Ten eerste is het mogelijk dat in het processtuk wel een vannis werd uitgesproken, maar dat de registratie ervan niet bewaard is gebleven. Deze vonnissen werden immers in een aparte bundel bijgehouden, Zowel voor Loenhout als voor Brecht zjn deze vonnisboeken onvolledig bewaard gebleven (5). Ook ís het mogelijk dat deze processen wel werden (4) OTTE, Criminaliteit in de kasselrij Oudburg 1700-1783, pp, 57-58, (5) DELVAUX, Inventaris van het Oud Archief van Loenhout, nrs, 1334-1336, BETERANS, Inventaris geneentearchieven van de van Brecht, nr, 950, ----------------------- Page 75----------------------- — 51- afgesloten, maar dat in de loop der jaren een aantal stukken verloren zijn gegaan (6). Een tweede plausibele verklaring is dat de aanklager zijn onderzoek heeft stopgezet bij gebrek aan bewijzen of omdat zijn aanklacht ongegrond was en dat deze bemerking niet werd genoteerd — dit is goed mogelijk want bij de processen waarbij dit het geval was, was het dikwijls zeer moeilijk te achterhalen — (7). Ten derde: de procedure werd afgebroken omdat de zaak van weinig belang was en de aanklacht werd ingetrokken. Tenslotte kan het zijn dat ingewikkelde zaken werden doorverwezen naar een rechtbank van een hogere instantie, naar een gespecialiseerde rechtbank, of naar een andere schepenbank. Dit kwam trouwens vaak voor op het niveau van de lokale schepenbank wegens haar beperkte middelen en bevoegdheid. Toch behouden we de indruk dat deze schepenbanken niet erg efficiënt werkten. Dit blijkt overduidelijk uit de vele problemen die er rijzen bij het vinden van doorslaggevend bewijsmateriaal, bij het opsporen van delinkwenten die na hun daad voortvluchtig waren, maar ook uit de lage bestraffingsgraad (zie tabel 6 en grafieken V, VI, VII en MEIIJe Om meer duidelijkheid te scheppen, hebben we de delikten opgedeeld in een zestal kategorieën die veelvuldig gehanteerd worden in andere kriminaliteitsstudies: vermogensdelikten, delikten tegen de openbare orde, geweldsdelikten, overtredingen tegen het politiereglement, (6) DELVAUX, Inventaris van het Dud Archief van Loenhout, p‚, 9, (7) bv, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1103/4, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3355, ----------------------- Page 76----------------------- seksuele delikten en tot slot religieuze delikten (8). Ve komen er uitgebreider op terug, maar we gebruiken nu al deze indelingen om eventuele evoluties beter te kunnen nagaan. De bestrafte kriminaliteit neemt lichtjes toe voor Loenhout in de 18de eeuw. Dat wil niet zeggen dat de schepenbank op een efficiëntere manier te werk ging. Immers, deze toename is volledig te wijten aan de stijging van het aantal gekende en bestrafte politionele delikten en van de bestrafte delikten tegen de openbare orde. Deze delikten waren gemakkelijk te bestraffen zonder dat er al te veel onderzoekswerk aan te pas kwam, daar het meestal ging om een betrapping op heterdaad. In Brecht daarentegen is de bestrafte kriminaliteit in de 17de eeuw zeer laag, in de 18de eeuw neemt ze daarentegen met meer dan de helft toe. Dit wordt veroorzaakt door de stijging van de bestrafte delikten in elke kategorie, waarbij enkel de gekende geweldsdelikten in verhouding toenemen. Omdat het aantal processen dat met een vonnis werd afgesloten, over de ganse periode vrij laag blijft, zullen we ons voor het verder onderzoek niet baseren op de bestrafte kriminaliteit, maar wel op de gekende, omdat zij ons inziens beter de werkelijkheid benadert. (8) OTTE, Criminaliteit in de kasselrij van Oudburg 1700-1789, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, ROETS, ZRudessen, dieften ende andere crinen*, Misdadigheid te Gent in de zeventiende ht Liand kwantitati kwalitati ee onuitgegeven doctoraatsverhandeling, — 53- II.C.) Overzicht van de gekende misdrijven In het vorige onderdeel kwam de verhouding bestrafte — gekende kriminaliteit aan bod. Precies omdat er zo weinig processen werden afgesloten met een vonnis, besloten we als basis voor ons onderzoek de gekende delikten te nemen, wat wel vertekenend kan werken, daar zij niet echt bewezen zijn. Tabel 7: Gekende delikten, 1600-1799 Loenhout Brecht Vermogensdelikten 17 43,82% 58 36, 29% Misdrijven tegen nn de openbare orde 38 14, 23% 13 12,02% Geweldsdelikten 7773 27, 343 59 37, 343 Overtredingen van 7 ‚de politiereglementen 24 8,984 7 4,434 Seksuele misdrijven n 4,11% 9 5,69% Religieuze misdrijven 7 / / Î 0,63% Onbepaald ° á 1,49% 5 3,16% Totaal 267 100% 158 100% Vooreerst onderzoeken we de statistische verhouding tussen de zes kategorieën delikten Ctabel 7). Wat de onderverdeling religieuze misdrijven betreft, hebben we slechts één geval van blasfemie gevonden. Kerkdiefstal klasseerden we onder vermogensdelikten, te meer daar het ----------------------- Page 82----------------------- hier om het wegnemen van een deel boekweit ging, dat tijdens de oorlogsperikelen in de kerk was opgeslagen. Beledigingen en geweld tegen geestelijken zijn ondergebracht bij de geweldsdelikten, net zoals we deze tegen officiële gezagsdragers aldaar hebben geplaatst, tenzij ze voorkomen in kombinatie met andere delikten. Tot slot zou men nog een aantal overtredingen van de politiereglementen en seksuele delikten (concubinaat en overspel) religieuze delikten kunnen noemen. De vermogensdelikten (tabel 8) maken voor Loenhout de grootste groep uit, voor Brecht zijn ze de tweede grootste groep, nipt ingehaald door de geweldsdelikten. Binnen deze kategorie leggen schending van het eigendom C=het onrechtmatig gebruiken van andermans grond), weiderecht ‘zzijn dieren laten grazen op plaatsen waar ze niet mogen) en gewone diefstal het zwaarste gewicht in de schaal. Bij zo een diefstal moeten we ons niets opzienbarends voorstellen: meestal ging het om voedingswaren en eenvoudige gebruiksvoorwerpen. Dit wordt uitvoerig behandeld in het volgende hoofdstuk. In de tabel zien we voorts nog typische plattelandsdelikten als diefstal van hout en turf en het overtreden van het jachtverbod (vooral op patrijzen). Beschadiging van het eigendom (vooral van gewassen op het veld) en de meer specifieke vorm ervan, namelijk huisvredebreuk, die meestal met enige vorm van geweld gepaard ging, vormen de kleinste kategorie, samen met nog vijf gevallen van oplichting en afpersing, die alle voorvielen in Brecht. ----------------------- Page 83----------------------- Tabel 8; Gekende vermogensdelikten, 1600-1799 Loenhout Brecht Schending van eigendon En en weiderecht 43 36, 75% 12 20,68% Diefstal en heling 24 20,51 “20 34 48% Diefstal van hout en turf ' 23 19,65% 7 12,06% Beschadiging van eigen- don en huisvredebreuk 10 8,54% 5 8,62% Verboden jacht 17 14,52% 9 15,5% Oplichting / Afpersing / / 5 8,62% Totaal 17 100% 58 100% Geweldsdelikten (tabel 9) zijn voor Loenhout de tweede grootste kategorie delikten, voor Brecht de grootste gedurende de twee eeuwen. Hierbij gaat het voornamelijk om eenvoudige twisten tussen twee personen, veelal in de herberg of bij het verlaten ervan, dus meestal onder invloed van alcohol. De aanleiding is dikwijls banaal; men voelt zich beledigd en maakt er een erezaak van (9). Soms ligt de oorzaak dieper, een langdurige wrok tegenover een bepaald persoon bijvoorbeeld. Dit komt echter later nog ter sprake. Deze sterk impulsieve houding heeft tot gevolg dat de meeste doodslagen slechts geweldsdelikten zijn met een ongelukkige afloop, omdat het slachtoffer erna bezweek aan zijn verwondingen. Slechts in één geval kunnen we (9) MUCHENBLED, La violence au village, p‚ 31 en p‚, 42, ----------------------- Page 84----------------------- — 56- van een werkelijke moord met voorbedachte rade; de beschuldigde had zich namelijk een mes aangeschaft met de intentie zijn slachtoffer om te brengen (10), Voorts vermelden we nog een geval van kindermoord, dat na onderzoek om een doodgeborene bleek te gaan, en een verdenking van medeplichtigheid in diezelfde zaak (11). Slechts twee gevallen van eenvoudige beledigingen werden behandeld, vermoedelijk omdat deze zaken te gering werden geacht voor een publieke vervolging en eerder afgehandeld werden tussen twee burgerlijke partijen, met het oog op een eventuele schadevergoeding (12). Tabel 9; Gekende geweldsdelikten, 1600-1799 Loenhout Brecht Doodslag en moord 7 9,58% 10 16, 94% Medeplichtigheid Ì 1,36% / / Slagen en verwondingen 64 87,67% 47 79,66% Beledigingen en bedreigingen 1 1,36% 2 3,38% Totaal 73 100% 59 100% De derde grootste groep zijn de delikten tegen de openbare orde (tabel 10). Deze kategorie brengt zeer uiteenlopende delikten onder één noemer. De politieke misdrijven vormen de hoofdmoot en omvatten alle delikten die een uiting zijn van een of andere vorm van minachting ten opzichte van het centraal gezag: gewelddadig verzet bij de arrestatie, de (10) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1103/1, (11) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3816 en 3817, (12) WEISSER, Crime Punishment and in Early Modern Europe, p‚, 46, ----------------------- Page 85----------------------- _ 57- gerechtsdienaars belemmeren in het uitoefenen van hun funktie, zich geringschattend uitlaten tegenover het gerecht en zijn dienaars — of zelfs in enkele gevallen zeer gewelddadig optreden -, negeren van een uitgesproken vonnis, niet betalen van een opgelopen boete,... Zoals we hoger hebben opgemerkt, hebben we alleen die geweldsdelikten tegenover officiële gezagsdragers ingeschreven onder deze kategorie, die in kombinatie met andere voorkomen. Ve mogen immers niet uit het oog verliezen dat ook zij deel uitmaakten van die kleine gemeenschap, zodat het moeilijk is een onderscheid vast te stellen tussen persoonlijke en officiële relaties (13). Slechts één militair delikt komt voor; een schepen uit Meer heeft een luitenant van het leger omgekocht in de hoop zo aan de verplichte inkwartiering van de troepen te ontsnappen C14). Tabel 10; Gekende delikten tegen de openbare orde, 1600-1799 Loenhout Brecht Politieke delikten 32 84,21% 15 78,94% Militaire delikten Î 2,63% / / Delikten tegen de openbare trouw 5 13, 15% 4 21,05% Totaal 38 100% 19 100% (13) SHARPE, 'Enforcing the Law in Seventeenth Century English Village, p‚ 99, (14) R.A.A., 0D,6,A., Loenhout, procesnr, 2176, ----------------------- Page 86----------------------- — 58- Tot slot vermelden we nog 9 delikten tegen de openbare trouw, d.w.z., valse borgstelling, misbruiken van een titel of een valse identiteit opgeven. Persoonlijk winstbejag was hierbij het voornaamste motief. Overtredingen tegen de politiereglementen (tabel 11) houden vooral verband met het toezicht op de morele gedragingen van de dorpsbewoners, zoals herbergbezoek op zon- en feestdagen tijdens de mis, het samenkomen van ongehuwde meisjes en jongens, werken op zondag, enz... Het gaat m.a.w. om die overtredingen waartegen de kerkelijke overheden fulmineerden, maar die de wereldlijke overheid bestrafte 15). Openbare dronkenschap op zich werd geen enkele keer vervolgd, terwijl ze overduidelijk als een belangrijke kriminogene faktor kan worden beschouwd. ' Toen werd dit evenwel niet zo aanzien (16). Tabel 11; Gekende delikten tegenover de politiereglenenten, 1600-1799 Loenhout Brecht Verboden herbergbezoek 6 25% 3 42 85% Ongeoorloofde — samenkomsten 10 41, 66% Î 14,28% Niet naleven van de zondagsrust 2 8, 33% 2 28, 57% Openbare dronkenschap / / OY Á Varia 6 254 14, 28% Totaal 24 100% 7 100% (15) DE BROUWER, 'De ontspanningsleven kerk en het omstreeks 1700, p‚ 211, (16) VANHEMELRIJCK, De criminaliteit in de amnanie van Brussel van de late Middeleeuwen tot het einde van het Ancien Régime, p‚, 467, ----------------------- Page 87----------------------- De groep varia bestaat uit het niet naleven van de processievoorschriften, het toelaten van jongemannen in de gilden en nog enkele andere kleine overtredingen. Seksuele en morele delikten (tabel 12) vormen de kleinste groep in het overzicht. Hierbij is vooral het ongehuwd samenwonen van man en vrouw geviseerd, meestal onechtelijke verhoudingen tussen de meester en zijn dienstmeid, waarbij de meid ongehuwd zwanger werd. Verkrachting komt slechts in drie gevallen voor; dit zal wellicht mede te wijten zijn aan de ondermaatse rapportering. Tabel 12: Gekende seksuele en morele delikten, 1600-1799 Loenhout Brecht Concubinaat en overspel n 1004 6 66, 66% Verkrachting / 1 3 33, 33% Totaal n 100% 9 100% II.D.) De evolutie van de gekende misdrijven Uit grafieken IX, X en XI en tabel 13 trachten we de evolutie van de gekende kriminaliteit aan te tonen en mogelijke verklaringen aan te brengen. Eerst wijzen we wel op een aantal problemen die de interpretatie bemoeilijken. In de eerste plaats houden we rekening met de gebreken die eigen zijn aan dit onderwerp en vooral met het feit dat er steeds een aantal delikten nooit werden gemeld of vervolgd. We kunnen ze bijgevolg niet in kaart brengen (17). We hebben’'al herhaalde malen gewezen op de gebrekkige werking (17) PARKER, ' Crime and the Early Modern Historian: a Review Article', pp, 595-596, ----------------------- Page 88----------------------- U V % / A / U H O U W e l W W d f e r n p U y W E W e r o o ECNARF NE EUQIRBAF .A.S REIFLOGTNOM & NOSNAC SEIRETEPAP ----------------------- Page 89----------------------- W I B O W O Y O M A U D y A ) B U I t y U O W O M O O W U P O d O p A y o p O H ECNARF NE EUQIRBAF .A.S REIFLOGTNOM & NOSNAC SEIRETEPAP ----------------------- Page 90----------------------- B f U A U O M O O H O W N W W A A N W o p ECNARF NE EUQIRBAF .A.S REIFLOGTNOM & NOSNAC SEIRETEPAP ----------------------- Page 91----------------------- — 60- van het juridisch systeem en het politieapparaat; ook de gemeenschap zelf stond veelal afkerig tegenover een juridische aktie en verkoos de zaak door een bemiddelaar -— de pastoor, de heer, de notaris,...=- te laten regelen. Een schadevergoeding of een minnelijke schikking was te verkiezen boven een tijdrovende en geldverslindende procedure, die zowel. voor het slachtoffer als de beschuldigde nadelig was. Pas in laatste instantie — wanneer geen enkele verzoeningspoging nog mogelijk was — stapte men naar de officiële justitie (18). Ten tweede, lacunes in het bronnenmateriaal kunnen foutieve interpretaties opleveren; ofwel werd het verloop niet verder neergeschreven, ofwel zijn de bronnen niet bewaard gebleven. Naar onze mening gaat deze redenering zeker op voor de jaren waarin weinig of geen zaken werden behandeld, In de derde plaats is het risico aanwezig dat niet de evolutie van de gekende kriminaliteit wordt weergegeven, maar wel van de repressie: een stijging of daling in het verloop kan immers volledig te wijten zijn aan verhoogde vervolging binnen een bepaalde kategorie delikten of andersom aan een soepelere houding van het gerecht. Zo weten we uit de bronnen dat er pas een gerechtelijke aktie voor kleinere vergrijpen werd ingespannen, nadat herhaalde waarschuwingen aan het adres van de beschuldigde hun uitwerking misten. Met deze opmerkingen in het achterhoofd bekijken we nu de grafieken van de gekende kriminaliteit voor Brecht en Loenhout. Ve hebben voor tienjaarlijkse gemiddelden geopteerd, om zo het verloop van de kurve beter te laten (18) CASTAN, Beroep op, behoefte aan en gevoel voor recht tegenover de officiële rechtspleging gedurende de 18de eeuw in Frankrijk, pp, 122-128, ----------------------- Page 92----------------------- — 61- uitkomen, daar er geregeld ontbrekende jaren waren (19). Wat ons meteen opvalt is de lagere gekende kriminaliteit voor Brecht: voor het overgrote deel van de tienjaarlijkse gemiddelden schommelt zij tussen de O en 1 . Nochtans kende Brecht, zoals eerder gezegd, een grotere bevolking. Een sluitende verklaring hiervoor hebben we niet; mogelijk zijn de hiaten in het bronnenmateriaal een oorzaak. Toch blijft het zeer moeilijk een gelijklopende evolutie te ontdekken tussen beide dorpen: er zijn wel overeenkomsten, maar evenzeer verschilpunten aanwijsbaar. Een mogelijke verklaringsfaktor kan de invloed van het oorlogsgebeuren op de gedomicilieerde bevolking zijn. Zijn invloed zou op twee manieren werken: het gerechtelijk apparaat trad pas in werking na het oorlogsgebeuren, zodat de verhoogde kriminaliteit slechts het gevolg was van het volledig opnieuw funktioneren van de schepenbank. De oorlogsellende kan ook een rechtstreekse invloed hebben op de bevolking, die op alle mogelijke manieren deze moeilijke periode poogde te overleven (20). Ook kan na de ontbinding van de troepen het land onveilig worden gemaakt door rondzwervende soldaten (21). Zo merken we duidelijk een verhoogde kriminaliteit te Loenhout in de periode 1640-1649. We zien ook dat na de afloop van het twaalfjarig bestand (1609-1621) en meer bepaald in de woelige periode 1634-1639, wanneer er zware druk vanuit het noorden op de Noordbrabantse Kempen werd uitgeoefend, het repressieapparaat gedeeltelijk stil viel. Dit geeft ons dan ook een lagere gekende kriminaliteit. De Spaanse Successieoorlog (1701-1714) heeft blijkbaar weinig invloed gehad op de werking van het juridisch apparaat, (19) M‚a,w,; het jaar 1600 balt het gemiddelde van de jaren 1600 tot en met 1609 samen, 1610 de jaren 1610 tot en met 1619, enz.,, (20) VANHEMELRIJCK, Criminaliteit in de anmanie van Brussel, p, 496, (21) VANDEN EERENBEENT, In spanningsveld het der Armoede, p‚ 20, ----------------------- Page 93----------------------- — 62- hoewel er ook in de Noorderkempen krijgsverrichtingen plaatsvonden (22), De Oostenrijkse Successieoorlog (1740- 1748) heeft daarentegen wel een weerslag gehad op de werking van het gerechtelijk apparaat, hoewel we voor de daaropvolgende periode van rust moeilijk van een toename van de gekende kriminaliteit, kunnen spreken, omdat voor Loenhout de cijfers ontbreken voor de periode 1760-1769 en voor Brecht het aantal gekende delikten zeer laag ligt. Ook het verband tussen kriminaliteit en ekonomische omstandigheden geeft ons een mogelijke verklaringsfaktor. Het merendeel van de landbouwproducenten produceerde toen enkel om zichzelf in het levensonderhoud te voorzien; een deel van de huishoudens kon bovendien niet leven van de bedrijfsprodukten, zodat nog andere beroepen moesten uitoefend worden om in het onderhoud te voorzien (23). Het is dan ook niet te verwonderen dat ze bij minder gunstige omstandigheden in de problemen konden komen en bijna noodgedwongen hun toevlucht moesten nemen tot kleine diefstallen om overeind te blijven (24). Toch lijkt het ons onzinnig om de pieken in de grafieken te korreleren met jaren van misoogsten, omdat Loenhout en Brecht elkaar juist niet in die pieken volgen. Ve moeten ons dus noodgedwongen aan het schetsen van een algemener beeld houden, Uit de literatuur weten we dat de 17de eeuw als een ongelukseeuw wordt bestempeld: het eerste derde van de 17de eeuw werd gekenmerkt door een kortstondige expansie van de plattelandsekonomie, hoewel die voor Loenhout en Brecht niet al te belangrijk zal geweest zijn als gevolg van het oorlogsgebeuren. (22) MICHIELSEN, Brechi: ' Í kleine kronijk', p‚, 38, (23) KLEP, groaidvaaniek an stagnatie in den agrarisch grensgebied, Pp. VAN LAER, enen nn ee pp. 153-154, (24) BEATTIE, 'Ihe Pattern of Crine in England 1660-1800, p‚ 92, ----------------------- Page 94----------------------- m_ 63- Aan deze situatie kwam snel een einde door onder meer de verhoogde fiskale druk en de winstderving; tijdens de tweede helft van de 17de eeuw werd zelfs opnieuw een dieptepunt bereikt, dat nog verergerde door allerlei nevenverschijnselen als pestepidemieën, dysenterie epidemieën en herhaalde misoogsten en hongersnoden. In het begin van de 18de eeuw was er een ommekeer. Tijdens het tweede en derde kwart van de 18de eeuw kende het platteland zelfs een relatieve voorspoed, maar tegen het einde van de 18de eeuw verslechterde de toestand echter opnieuw (25), P, Klep bevestigt dat de verpaupering toenam op het einde van de 18de eeuw, door de bevolkingsgroei, de afname van de werkgelegenheid en de gebrekkige arbeidsmobiliteit, zodat veel mensen noodgedwongen tewerkgesteld werden als dagloners in een weinig intensieve landbouw (26). Bovendien werden in de Kempen weinig of geen armen ondersteund, precies omdat de streek op zich te arm was om een behoorlijke armensteun te organiseren (27), Het gebruik van de gemene gronden heeft wel de verpaupering van menig dagloner of keuterboer ingeperkt (28). Voor het einde van de 18de eeuw hebben we geen informatie, omdat het bronnenmateriaal ontbreekt. We stellen vast dat er in de 17de eeuw een verhoogde gekende kriminaliteit was, vooral wat de eerste helft van de eeuw betreft — de moeilijke omstandigheden als gevolg van het oorlogsgebeuren waren daar zeker niet vreemd aan — , maar dat zij ook in de tweede helft nog hoog lag en pas rond 1730 een terugval kende. (25) VANDENBROEKE, Sociale geschiedenis van het Vlaanse volk, pp, 33-34 en p‚ 235, SCHOLLIERS- =VANDENBROEKE, ‘Structuur en conjunctuur in de Zuidelijke Nederlanden', p. 259 en p‚ 297, (26) KLEP, Groeidvnaniek en stagnatie in een agrarisch grondgebied, p‚ 40 en p‚, 78, (27) VANHEMELRIJCK, ‘Pauperisne en nisdadigheid in Brabant in de \êde eeuw', p, 602, (28) VAN LAER, Ean microstudie van een Noorderkenpische plattelandsgeneente, p, 194, ----------------------- Page 95----------------------- —_ 64 Het ís wel aangewezen om ook de evolutie van de kategorieën delikten en hun aandeel in de totale gekende kriminaliteit na te gaan. Elke groep op zich kan in principe verantwoordelijk zijn voor een eventuele toename van de totale gekende kriminaliteit. Hiervoor hebben we onze gegevens per 50 jaar geschikt, omdat een kleinere onderverdeling te veel toevalligheden zou meebrengen. Uit tabel 18 kunnen we afleiden dat afwisselend de vermogens- en de geweldsdelikten de grootste groep uitmaken. Voor de eerste helft van de 17de eeuw zijn voor zowel Loenhout als Brecht de vermogensdelikten ruim in de meerderheid, in de tweede helft verwerven de geweldsdelikten in beide dorpen het overwicht. Ook in de 18de eeuw blijven geweldsdelikten de belangrijkste kategorie, uitgezonderd voor Loenhout in de eerste helft — de vermogensdelikten bedroegen er meer dan het drievoudige van de geweldsdelikten. Een mogelijke verklaring voor het overwicht van de vermogensdelikten in de eerste helft van de 17de eeuw is dat de bevolking trachtte te overleven in deze onrustige periode door op diefstal terug te vallen en dat persoonlijke konflikten op de achtergrond werden geschoven (29). Uit wat voorafging blijkt ook duidelijk dat de stelling van L. Stone niet opgaat; deze auteur beweert namelijk dat de overgang van feodale waarden naar waarden van de burgermaatschappij ook een verandering teweeg bracht in het kriminele patroon: delikten tegen personen namen geleidelijk af, terwijl delikten tegen eigendommen toenamen; meer bepaald doodslag zou vanaf 1660 in verhouding afnemen en een zeer laag niveau bereiken in het begin van de 19de eeuw <30), (29) VANHENELRIJCK, Crimiinn dae almmainiet vaen Birutsse l, pp, 492-498, (30) SHARPE-STONE, ‘Debate: The History of Violence in England: Sone Observations’, Pp, 211, ----------------------- Page 96----------------------- _ 65- Voor zowel Brecht als Loenhout neemt het aandeel van de geweldsdelikten gestadig toe naar het einde van de 18de eeuw, hoewel wel voor de eerste helft van de 18de eeuw voor Loenhout dit patroon onderbroken wordt. Deze evolutie kan men ook vanuit het standpunt van de bestraften bekijken: gaandeweg tolereerden de diverse overheden steeds minder deze uitbarstingen van geweld, zodat ze ook strenger werden vervolgd. Zo lijkt ons de vervolging van de overtredingen tegen het politiereglement sterk afhankelijk van de ijver van de gerechtsdienaars zelf: voor Brecht blijft zij gedurende de ganse periode procentueel stabiel en verdwijnt zelfs in de laatste helft van de 18de eeuw, terwijl zij in Loenhout een sterke toename kent vanaf de 18de eeuw. Deze plotse toename in de 18de eeuw van de bestrijding van het volksvermaak lijkt ons erg vreemd, vooral omdat we uit de literatuur weten dat deze strijd tegen de feestkultuur en voor het uitzuiveren van het geloof al vanaf de late 16de eeuw-begin 17de eeuw werd gevoerd <31), We weten wel dat deze ordonnanties herhaaldelijk werden heruitgegeven — in de bronnen zelf wordt trouwens verwezen naar de ordonnantie van 10 juli 1711 —, maar dan zou zij logisch gezien ook enig effekt moeten scoren in het naburige dorp. We besluiten eruit dat de plotse toename binnen de groep delikten tegen de politiereglementen hoogstwaarschijnlijk in essentie is toe te schrijven aan de ijver van bepaalde gerechtsdienaars. Vermoedelijk zal enig winstbejag hieraan niet vreemd geweest zijn, want één derde van de vastgestelde boete ging naar de desbetreffende ambtenaar (32). (31) LIS-SOLY-VANDAMME, Op vrije voeten . Sociale politiek in West-Europa 1450-1914, pp. 63-66, (32) Recueil des ordonnances, 10 juillet 1711, ----------------------- Page 97----------------------- — 66- De derde belangrijkste kategorie zijn de delikten tegen de openbare orde. Vooral in de 17de eeuw is het aandeel van van deze groep in de totale delikten groot; het neemt wel af in de 18de eeuw. Hoger zagen we reeds dat het vooral ging om uitingen van weinig respekt tegenover het gezag. Om evenwel te konkluderen dat het officiële gezag beter werd aanvaard in de 18de eeuw, daarvoor is het doorgenomen bronnenmateriaal te kleinschalig. Tot slot vermelden we nog de seksuele delikten. Zij zijn gering voor de ganse periode. Een uitzondering dient niettemin gemaakt te worden voor de tweede helft van de 17de eeuw, wanneer vooral de gekende gevallen van overspel en concubinaat toenamen. ----------------------- Page 98----------------------- en 67- Tabel 13: evolutie van de verschillende kategorieën gekende delikten A)Loenhout, 1600-1793 1600-1649 1650-1699 1700-1749 1750-1799 Totaal Vermogensdelikten 51 56, 04% 28 33, 33% 33 46 47% 5 29 41% 117 44, 48% Geweldsdelikten 26 28,57% 30 35714 10 14,08 7 AIT 73 27,75% he Delikten tegen de 7 EE 7 ë openbare orde 8 8,79% 19 22, 61% 10 14,08% 1 5,88% 38 14 39% Delikten tegen de politiereglenenten 2 219% 1 11% 17 23,94% A 23,52 24 9,0% Seksuele delikten 443 O6 OTK O1 1,4% O7 416% 5 Totaal 91 100% 84 100% 71 100% 17 100% _ 2634) 100% (4) + 4 onbepaalde delikten = 267 B)Brecht 1600-1793 1600-1643 1650-1639 1700-1749 1750-1799 Totaal Vernogensdelikten 33 48,524 10 2,57% 12 33,3% 3 23074 58 38,15 Geweldsdelikten 18 26,47% 13 37,14 19 52,77% 9 69,20K 59 38,81 Delikten tegen de 7 7 De ei openbare orde 12 17,64 4 MA 3 BK 4 1 19 _ 12,50% Delikten tegen de 7 EE politiereglementen 3 BAK 2 5,78% 2 5,55% / { 7 4,6% Seksuele delikten 2 2E 6 OMME O7 TEM O9 EK Totaal 68 100% 35 100% 36 100% 13 100% 15204100 mn (2) + 1 religieus en 5 onbepaalde delikten = 158 ----------------------- Page 99----------------------- —_ 68- HOOFDSTUK III: BESPREKING VAN DE DELIKTEN Inleiding In dit hoofdstuk worden de delikten uitvoeriger besproken. Is er enige evolutie op te sporen tussen de 17de en 18de eeuw? Is deze evolutie het gevolg van verschuivingen binnen een bepaalde groep? Welke zijn de mogelijke verklaringen? Tevens zullen we de verschillende delikten afzonderlijk belichten, nagaan in welke omstandigheden ze gebeurden en welke gevolgen ze meebrachten. Ve trachten eveneens een profiel van de beschuldigde te schetsen en onderzoeken of er enige relatie met het slachtoffer was en van welke aard die was, of een bepaalde groep personen meer kans liep het slachtoffer te worden,enz.,. Een sluitend antwoord op deze vragen geven zal zeer moeilijk zijn. De bronnen verschaffen ons immers schaarse inlichtingen over deze persoonsgebonden materie: zo wordt bijvoorbeeld de leeftijd bijna nooit vermeld, tenzij bij ondervraging van slachtoffer, getuige of beschuldigde. Dit geldt ook voor de burgerlijke staat, alhoewel die soms uit de kontekst afgeleid kan worden. Enkel specifieke beroepen worden vermeld. Ook de relatie met het slachtoffer wordt zelden neergeschreven. We menen nochtans dat er bijna altijd een relatie was, want de bewoners van deze kleine dorpen kenden elkaar persoonlijk — dit blijkt onder andere uit de getuigenverslagen waarin steeds de naam vermeld stond, tenzij het om een vreemdeling ging; dan krijgen we een gedetailleerde beschrijving van zijn uiterlijk —. De onderlinge verhoudingen en twisten waren dus genoegzaam bekend in het ganse dorp. ----------------------- Page 100----------------------- _ 69 III. A.)>De vermogensdelikten III.A.1.) Overzicht van de verschillende vermogensdelikten Tabel 14 toont ons duidelijk dat het aantal vermogensdelikten, uitgedrukt in absolute cijfers, een sterke terugval kent in de 18de eeuw: in Loenhout bemerken we een afname met ongeveer de helft, in Brecht bijna met twee derde. Zoals we hoger echter hebben aangetoond, wordt de 18de eeuw gekenmerkt door een terugval van de totale delikten, zodat in verhouding de vermogensdelikten zelfs stabiel blijven voor Loenhout en slechts met één vierde afnemen voor Brecht. Nog opmerkelijker lijken ons de gewijzigde verhoudingen binnen deze deliktengroep: de 'gewone' diefstallen, oplichting en afpersing nemen een kleiner aandeel in de 18de eeuw in, terwijl de zogenaamde plattelandsdelikten in verhouding toenemen. Vooral voor Loenhout is deze tendens goed merkbaar. Beschadiging van het eigendom verdwijnt voor Loenhout in de 18de eeuw, voor Brecht neemt het daarentegen toe in absolute cijfers — de gevallen op zich zijn echter weinig frekwent. De diefstallen van de 17de eeuw moeten wel gerelativeerd worden: van de 22 diefstallen, gepleegd in Loenhout, zijn er negen op rekening van één persoon te schrijven en in Brecht heeft één enkele beschuldigde elf diefstallen op zijn aktief. Dat laat toch niet weg dat er in de 18de eeuw minder diefstallen voorkomen. Hoe kunnen we dit verklaren? Y. Castan merkt in zijn studie op dat diefstal van voorwerpen een hevige reaktie te weeg bracht, omdat een objekt een duidelijk omlijnde, afgebakende vorm heeft, waarover geen diskussie kan bestaan aan wie het toebehoort — ----------------------- Page 101----------------------- — 70- Tabel 14; Evolutie van de verschillende vermogensdelikten, 1600-1799 A)loenhout en Brecht apart Loenhout Brecht 7600 = 1689 1700 - 1799 7 1600 - 1699 1700 - 1799 1, DIEFSTAL 2 27,84% 25264 17 39,53 3 20% 1,1, Gewone diefstal 22 Ì 17 3 1.2, Diefstal met braa 1 Jl 7 Ì / 2, AFPERSING/BEDROG / / / / 5 11,624 / / 3, 'PLATTELANDSDELIKTEN' 47 59, 49% 36 94,73% 19 44, 18% 9 604 3,1, Schending eigen- dom en weiderecht 18 25 NH l SZ Diefstal van hout en turf 23 / 7 / 3,3, Verboden jacht 6 ni 7 8 4, BESCHADIGING EIGEN- DOM/HUISVREDEBREUK 10 12,65% / / 2 4,65% 3 20% 5, TOTAAL 79 100% 38 100% 43 100% 15 100% 6, % tov, TOTALE 7 in 7 DELIKTEN (4) 175 45, 14% 88 43, 18% 104 41,34% 49 30,614 (4) de onbepaalde delikten zijn hier niet bijgerekend ----------------------- Page 102----------------------- — 71- B)Loenhout en Brecht samen Totaal Totaal 1600 - 1699 1700 - 1799 1, DIEFSTAL 39 31,96% „56 9,43% 1,1, Gewone diefstal 39 4 1,2, Diefstal met braak / Ï 2, AFPERSING/BEDROG 5 4,09% / / 3, ‘PLATTELANDSDEL IKTEN' 66 54, 09% 45 84,90% 3,1, Schending eigen- dom en weiderecht 29 26 3,2, Diefstal van hout en turf 30 / 3,3, Verboden jacht 7 19 d, BESCHADIGING EIGEN- DOM/HUISVREDEBREUK 12 9,83% 3 5,66% 5, TOTAAL 122 100% 53 190% 6, % tov, TOTALE DELIKTEN (4) 279 43,72% 137 38, 68% (X) de onbepaalde delikten zijn hier niet bijgerekend ----------------------- Page 103----------------------- in tegenstelling tot hout, stukken grond, en dergelijke (1). In zijn artikel over geweld in Parijs in de tweede helft van de 18de eeuw schreef A. Farge dat een kleine diefstal eerder werd aangegeven dan een ernstige geweldspleging. De waarde van gebruiksvoorwerpen, voedsel,.. werd namelijk zeer hoog ingeschat (2), Uit deze twee bemerkingen zouden we kunnen afleiden dat er zeer weinig kleine diefstallen werden gepleegd in Brecht en Loenhout. Toch menen we datdeze materie nog op een andere manier kan worden bekeken. R. Muchembled stelt dat de plattelandsbewoners een diefstal liever onder elkaar regelden dan zich tot een officiële instantie te wenden, die deze zaak meteen als een vergrijp beschouwde: “,. De ce fait, le vol, à la campagne tout au moins, (..) est sous- } représenté lorsque sont établies des statistiques de pfocès €33), De reakties van het slachtoffer waren boviWdien afhankelijk van de waarde van het gestolen goed of n de persoon — bijvoorbeeld, een buitenstaander of een recidivist —- die de diefstal pleegde (4), Laten we nu deze stelling toetsen aan ons bronnenmateriaal. Voor Loenhout is dit moeilijker omdat we vaak geen informatie hebben, noch over de omvang van het gestolene, noch over de beschuldigde. Voor Brecht staat het alleszins vast dat meer dan de helft van de diefstallen, namelijk veertien, gepleegd werden door “niet-permanente" dorpsbewoners; elf van die diefstallen werden echter wel begaan door één dienstknecht die van Rijkevorsel afkomstig was (5). (1) CASTAN, 'Mentalités rurale ef urbaine', p, 126, (2) FARGE, 'Geweld in Parijs in de tweede helft van de lêde eeuw', p, 140, (3) MUCHENBLED, La violence au village (Ve — XVlle siècle), p, 75, (4) MUCHENBLED, La violence au village (XVe — IVlle siècle), p‚ 77, HUFTON, 'Le paysan et la loi en France au XVIlle siècle', p, 685, (5) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1001/17, ----------------------- Page 104----------------------- _ 3- Het zou dus louter toeval kunnen zijn dat het hier om buitenstaanders gaat, maar bij de stelende dorpsbewoners ís er ook steeds sprake van verzwarende omstandigheden. Boekweit stelen, dat in de kerk opgestapeld lag omwille van de dreiging die uitging van plunderende soldaten, werd als bezwarende faktor aanzien, en niet zozeer omdat dit als een vorm van kerkdiefstal werd beschouwd. De eigenaars van de weggeborgen goederen waren echter in deze situatie volledig afhankelijk van de eerlijkheid van de andere dorpelingen; want wie kon zijn eigen goed in dergelijke toestand nog beschermen (6) 7 Ook de waarde van het gestolen goed speelde een belangrijke rol: paardediefstal werd bijgevolg aanzien als een zwaar vergrijp (cfr. "furtum capitale" in de Romeinse en Germaanse rechtspraak) (7). Vermoedelijk hield de schepenbank ook rekening met de persoonlijke situatie van het slachtoffer. Zo werden diefstallen bij weerloze slachtoffers (weduwen, wezen, knechten,...) slechter bekeken en vlugger voorgebracht daar zij geen verwanten, meer bepaald het mannelijk gezinshoofd, hebben die als verdedigers van het eigendom optraden (8). Voor Loenhout zijn deze opmerkingen iets minder duidelijk te staven, hoewel het patroon van aangegeven diefstallen in grote lijnen met dat van Brecht overeenkomt (9), (6) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1015/8, (7) VANHEMELRIJCK, ‘Criminaliteit in de annanie van Brussel, p. 228 R.A.A., 0,6 A, Brecht, procesnrs, 1002/4 en 1088/18, (8) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1120/2 en 1155/2, CASTAN, ‘La crininalité familiale dans le ressort du Parlement de Toulouse’, p, 107, (9) Over de woonplaats zijn we slecht ingelicht, Een diefstal met braak werd vel toegeschreven aan een jongeman uit Zundert; R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3810, Diefstal door dorpelingen; R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3772 (diefstal tijdens oorlogstroebelen), procesnrs, 1914 en 3510 (met weduwe als slachtoffer), procesnrs, 3802 en 3307 (diefstal van paard), ----------------------- Page 105----------------------- — 74- Slechts vijf gevallen van oplichting en afpersing komen voor en dan nog alleen in Brecht. Drie ervan stonden in rechtstreeks verband met de krijgsverrichtingen in de eerste helft van de 17de eeuw. Zo werd Merten Van Nyen, schepen van Brecht, ervan verdacht dat hij tijdens het beleg van Bergen-op-Zoom in 1622 “‚..secrete muctuele correspondentie met soldaeten gehouden heeft ende oock de penninghen ende het gelt dwelck hij met henlieden heeft geparticipeert ende gedeelt,...", maar de beschuldigde “",..hoochelijck exclamerende op sijne naeme ende faeme...“ ontkent dat hij de soldaten een rijke buit heeft aangewezen en voor zijn diensten steekpenningen heeft ontvangen (10). Maar de soldaten zelf ontplooien ook enig initiatief om hun soldij aan te spekken: zij hielden langs de weg "de goede huyslieden"” aan in Ranst en Bergen-op-Zoom en eisten hun geld op «11. Aert Bode "alias reysere" heeft niet alleen zijn slachtoffer op eigen houtje proberen te dagvaarden, maar hem "...soo te overlaeden met dreijgementen van bescrijvinghe voor de hoofstadt van Antwerpen...“ en hem bovendien volledig onwettig een som geld laten betalen, “onder het pretext dat het soen souden wesen" (12). Eén geval van bedriegelijke handel konden we terugvinden. Een molenaar op de windmolen van Vorselaar is volgens zijn knecht ",..vele duysenden (,.) berijckt ten wijlen hij aldaer gemaelen heeft...” door frauduleuze praktijken. Hij laat zich eerst betalen voor zijn diensten in geld, naderhand neemt hij zijn deel meel uit de zakken (13). (10) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1002/4, (11) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1008/2, (12) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1007/7, (13) R.A.A., D,6,A., Brecht, procesnr, 1066/19, ----------------------- Page 106----------------------- _ T5- Tabel 15; Gestolen voorwerpen bij diefstal en bedrog/afpersing, Loenhout en Brecht, 1600 - 1799, voorwerpen (aantal X gestolen) Totaal (1600-1699) Totaal (1700-1799) Geld of waardepapieren 3 29, 54% / / Voedselwaren 9 20,45% 2 40% Gebruiksvoorwerpen 12 27,27 2 404 Dieren (paard) 77 6,814 204 Onbekend 7 15, 504 / 1 Totaal 44 100% 5 100% Uit tabel 15 leiden we de buit van de diefstallen en afpersing af. Bij afpersing gaat het in alle gevallen om geld, uitgezonderd bij de bedrieglijke handel waarbij de molenaar “"enighe emmers graenen” voor zich hield. Op het eerste zicht lijkt het of de de diefstal van gebruiksvoorwerpen en geld de hoofdmoot uitmaakt; laten we echter niet vergeten dat er respektievelijk negen en elf delikten door één en dezelfde persoon werden gepleegd. Het gaat hier vermoedelijk om personen die veel kontakten buiten het dorp hebben om op die manier hun gestolen waren zo snel mogelijk weg te krijgen. Het bezit van veel geld en gebruiksvoorwerpen zou al snel opvallen. Bovendien bestond het gevaar dat de gedupeerde eigenaar zijn goederen zou herkennen en opeisen (14). (14) CASTAN, 'Nentalités rurale et urbaine', p, 127, ----------------------- Page 107----------------------- — 76- Zo heeft een dienstknecht van Rijkevorsel, die zo vermetel was geweest een boek te stelen van "de heere commissaris van de legerwaegens van sijne Majesteit", zijn buit direkt naar zijn geboortedorp gebracht om ze daar te verkopen. Zijn volgende onderneming liep minder goed af, want hij werd betrapt in het bezit van ",..seker vierroer , XXXV copere stucken (n.v.d.a., van zijn eigen meester gestolen), drij berbieren knipscheire, een berbieren scheersmes, noch een stuck mes met eenen witten hecht, noch een ijseren fluytmes, noch een beker met een mes sonder hecht, noch een leren cokerken met naelden ende spellen, twee tenne kelckens, drij borstelkens, een borse, een christelijne knoppe...*” (15), Deze buit. kan ons onbenullig lijken, maar voor de tijdgenoot was die wel omvangrijk, zeker omdat gebruiksvoorwerpen toen veel meer (gevoels-)waarde hadden voor de eigenaar dan nu (16), Toch werden op het platteland vooral goederen voor direkt verbruik gestolen en meer bepaald voedingswaren. Die waren niet moeilijk te verbergen: men legde ze gewoon bij de eigen voorraad (17). Deze diefstallen vereisten meestal weinig voorbereiding. Ze vonden plaats wanneer de omstandigheden gunstig waren: op het veld, de eigenaar was afwezig, de dorpelingen hadden hun levensmiddelen weggeborgen wegens de dreiging van plunderende soldaten,... . Toch zijn ons enkele gevallen bekend waar enige voorbereiding of durf noodzakelijk was. (15) R.A.A., 0,G,A., Brecht, procesnr, 1001/17, (16) CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', p, 126, (17) WEISSER, Crime and Punishment in Early Modern Europe, p, 44, ----------------------- Page 108----------------------- _ T- Hendrik Kerstens bijvoorbeeld glipte niet alleen de stal van Greete Matthysen ongemerkt binnen, maar brak ook “besloeten ende toegemaeckte vate" open, nam er een partij karpers uit met de bedoeling ze later te verkopen. Dat het hem aan lef niet ontbrak, blijkt duidelijk uit het processtuk: niet alleen stak hij nog een slachtoffer "“... zonder enighe questie of ruchte te hebben (..) zeer verraderlijck met eenen opsteker in de buyck...", maar slingerde ook nog 's nachts voor het huis van de vorster allerlei bedreigingen naar zijn hoofd (18), Dominicus Verschueren van Zundert en zijn medeplichtigen pakten de zaak nog grootser aan. Zij maakten eerst een gat in de muur, waar de hoofdbeschuldigde doorkroop. De buit was aanzienlijk: *.,..acht groote rogge brooden, twee hespen ende twee zeyden spek gesneden in vier stucken...“ (19). Als laatste vorm van diefstal bespreken we de paardediefstal. Hoger hebben we al vermeld dat dit als een zwaar vergrijp werd aanzien. Ook de beschuldigden schenen er zich van bewust dat ze grote risico's liepen: op één uitzondering na, waren ze allemaal voortvluchtig na hun diefstal. Paarden waren immers zeer waardevol; in de Noordantwerpse Kempen gebruikte men meer ossen als trekkracht, daar paarden een te grote investering betekenden voor de meeste boeren die niet over voldoende kapitaal beschikten (20). Enkel de grote uitbatingen bezaten meerdere paarden (21). Een beschuldigde ontvreemdde bijgevolg niet zo vlug een paard in zijn eigen streek; de kans op herkenning was er te groot. (18) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 991/3 (19) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3810 (20) KLEP, Groeidvnamiek en stagnatie, pp, 139-140, (21) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkenpische plattelandsgeneente, pp, 116-117, ----------------------- Page 109----------------------- Immers, de dorpelingen merkten het voorbijkomen van een paard wel degelijk op, ze gaven een nauwkeurige beschrijving van paard en berijder en dikwijls kon de schepenbank aan de hand van deze getuigenissen de vluchtroute van de paardedief rekonstrueren. Een uitzondering hierop is Jan Jacobs Van Tychelt, die zo onverstandig was "“,.,.binnen dese dorpen te Loenhout een swert bruyn peert..." te stelen. Hoewel de beschuldigde zijn nieuwsgierige buurman probeerde wijs te maken dat hij het paard had gekocht in Antwerpen voor 12 pond, lijken de dorpsbewoners zijn verhaal niet te geloven, Wanneer het paard vermist werd in het dorp, deed algauw het gerucht de ronde dat hij het gestolen had. In een laatste, wanhopige poging liet de beschuldigde het paard lopen. Dit mocht niet baten want hij werd ter dood veroordeeld (22). Jan Maes, inwoner van Aarschot, pakte de zaken professioneler aan: hij slaagde erin om 's nachts op kerstmis uit de stal van een inwoner van Brecht een grijze merrie te ontvreemden en te vluchten. De gedupeerde eigenaar ontdekte snel de verdwijning en ging navraag doen tot in het naburige Loenhout. Daar weet "een sekere hantwercker genaemt Wouter Van Gorp" te vertellen dat "hij hadde sien voorbij rijden eene persoon int bruynvossen cleeden”", De beschuldigde werd gevat. Uit de getuigenis van een meid die twee jaar gewerkt had in de herberg "de Roode Leeuw" in St.-Antonius, blijkt dat het om een ervaren paardedief ging, omdat "...hij drij ende vier besondere reysen met verscheyde peerden aldaer heeft gelogeert comende vanden Hollantsen cant (..) ende dat hij voorsien was van elfst peertsleutels dienende een peertslote te openen..." (23). (22) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3802, A, (23) R.A.A., 0,6 ‚A., Brecht, procesnr, 1068/18, ----------------------- Page 110----------------------- — 7G- Ook binnen de kategorie van de typische plattelandsmisdrijven merken we enkele verschuivingen op: hout- en turfdiefstal verdwijnt volledig uit de processtukken in de 18de eeuw, terwijl de jachtovertredingen gevoelig toenemen en het gebruiken van andermans weide of eigendom respektievelijk voor Loenhout toeneemt en voor Brecht afneemt. Wat houden nu deze delikten in? Een eerste vorm van eigendomsschending bestaat erin dat de betichte zijn land ten koste van de publieke weg uitbreidde door de haag te verplanten, een kuil dicht te gooien, enz.., waardoor de doorgang werd bemoeilijkt. Deze overtredingen lijken onbelangrijk, maar ze gaven toch aanleiding tot het opstellen van zeer uitgebreide dossiers (24). Sons eigende de beschuldigde zich een volledig stuk land toe en bewerkte het voor eigen opbrengst. Zo bleven twee buren gebruik maken van een stuk grond, hoewel ze daarover met elkaar in proces liggen (25). Niet alle gevallen waren even onschuldig. Elisabeth Van Elsacker maakte al 16 jaar gebruik van drie percelen grond die eigendom waren van “...eene weduwe met haere kinderen, geholpen vande aerme bijstande van tijd tot tijd...“ (26). De oorzaak kon echter ook het afsluiten van een nieuw pachtkontrakt zijn, waarbij de voormalige pachter weigerde afstand te doen van de grond. Zo had de schout van Loenhout een paar percelen grond gekocht, maar ondanks rechterlijk verbod, bleef de vorige pachter de grond verder bewerken BT. (24) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1003/11, 1003/17, 1015/17, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 1976, 2115, 2654, (25) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2145, 2146, (26) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3517, (27) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3543, ----------------------- Page 111----------------------- — 80- Tot slot gebeurde het zeer frekwent dat de beschuldigde zijn dieren zonder toelating liet grazen op stukken grond waarvan hij geen eigenaar was. Hierbij ging het vooral om kuddes schapen (in mindere mate paarden en koeien) die tot ín de 18de eeuw zeer uitgebreid waren in de Noorderkempen en die zowel belangrijk waren voor de wol- als voor de mestproduktie (28). Op deze overtredingen moest vooral de vorster toezien. Bij vaststelling van overtreding leidde hij de dieren van de grond weg en plaatste ze in de “"schutbocht” (schutkooi) tot de eigenaar van de dieren de "schutboete" en de veroorzaakte schade had vergoed. Dergelijke overtredingen kwamen vrij frekwent voor; de ordonnanties werden herhaaldelijk vernieuwd en soms zijn er ook kopieën in de procesbundels terug te vinden: ",..de voorschreven heere aanleggere {..) seght waerachtigh te weten dat opde menichvuldige clachten bij de gemeyne ingesetene gedaen is geordonneert onder andere dat soo wie werde bevonden te sitten hueden oft stouwen met sijne beeste in eens andermans lieden bempden oft weyden, t'elke reyse ‘soude verbuere de somme van sesse guldens (.,.) ende daerenboven arbitraerlyck gestraft te worden ten exemple (..) mitsgaders oock te betaelen de schaede die de partije daer doore souden hebben geleden..." (29), We menen dat we dit fenomeen niet louter en alleen kunnen interpreteren als een overlevingsstrategie van de armere boeren die zelf te weinig grond bezaten om hun schapen op te laten grazen (30), (28) KLEP, Groeidynaniek en stagnatie, p, 145, (29) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1026/7: ordonnanties van 14 juni 1626, 12 juni 1635, 5 december 1645, (30) We vinden deze stelling terug bij: WEISSER, Crime and Punishment in Early Nodern Europe, p‚ 42, BEATTIE, ‘The Pattern of Crine in England. 1660-1800', p‚ 95, ----------------------- Page 112----------------------- —_ 81- Immers, tot in de 18de eeuw kenden de gemene heidegronden nog een aanzienlijke omvang zodat zelfs de kleinste uitbater zijn vee kon laten grazen op de heide, Bovendien was het zeker niet zo dat de kleinste boeren een grote veestapel hadden, zodat men de kuddes schapen vooral aantreft bij grotere bedrijven (31). Naar onze mening waren deze schendingen van het eigendom dikwijls uitingen van konflikten tussen twee konkurrenten, waar bij de herders, al dan niet opgestookt door hun meesters, veelal de uitvoerders waren (32), Dat de tussenkomst van de gerechtsdienaars niet altijd gewenst was, blijkt maar al te duidelijk uit de stukken: de beschuldigde belemmerde vaak de dienaars bij de uitvoering van hun taak, soms op zeer gewelddadige wijze. Zo had een herder op een zondag zijn schapen laten lopen op een beemd die niet toekwam aan de eigenaars van de kuddes die hij onder zijn hoede had. Vervolgens slaagde hij erin de ondervorster te overmeesteren "...slaende met eenen groote clippel die hij op sijne schouders hadde op sijn hooft..." en de vorster uit te schakelen “.,.ende malcanderen ter aerde geworpen ende opstaende heeft (de herder) sijn mes uitgetrocken ende heeft de schaepen alsdan hem afgenomen..." (33). Hout- en turfdiefstal komen vrij frekwent voor, maar we hebben dergelijke delikten enkel in de 17de eeuw teruggevonden. Waarom zijn ze verdwenen in de 18de eeuw? (31) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkempische plattelandsgemeente, p, 6), p, 153 en p, 155, (Voor het jaar 1740 hebben vooral bedrijven van + 5 ha schapen) (32) MUCHEMBLED, La violence au village, pp, 56-57, (33) R.A.A., 0,G,A., Brecht, procesnr, 1064/3, ----------------------- Page 113----------------------- —_ 82- Een sluitende verklaring hebben we niet; een mogelijke reden zou de toename van het bosbestand kunnen zijn, maar we weten dat pas onder de regering van Maria Theresia de ontginning van de heidegronden werd gestimuleerd (met de ordonnantie van 1772), waarbij de ontginner werd vrijgesteld van grondbelasting voor dertig jaar (34). Bovendien waren deze bossen ook niet voor gemeenschappelijk gebruik. We kunnen deze verklaring bijgevolg aan de kant schuiven, Daarnaast zou dit verdwijnen van gekende hout- en turfdiefstallen een gevolg kunnen zijn van de gewijzigde houding van de gerechtsofficieren; ze zagen deze overtredingen door de vingers, terwijl daarentegen de verboden jacht strenger werd aangepakt. Dit zou ons dan tevens een verklaring geven voor de toename binnen die groep. Bovendien menen we dat nog enkel ernstige gevallen van houtdiefstal door de schepenbank behandeld werden: diefstal van schaarhout werd in drie van de vier gevallen slechts berecht nadat een vorig verbod met de voeten was getreden, Houtdiefstallen met grotere beschadiging als gevolg —het afkappen van groen hout of omhakken van een volgroeide boom- en turfdiefstallen —beschadiging van de grond- werden wel zonder voorafgaande waarschuwing behandeld. Aert Adriaenssen, die een boom had omgehakt op de weg, speelde deze bijzonderheid uit en beweerde dat een verbod voor hem voldoende was. Hij vond de gerechtelijke aktie totaal overbodig omdat "...dese te sijne een vande futielste foute actie penael die den hooft officier ten laste van sijner gemeynteneir tot eygen baet soude kunnen of moghen opsoeken...*“ (35). (34) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkenpische plattelandsgeneente, p, 58, VAN AKEN, De geschiedenis van Loenhout, pp, 42-43, (35) R.A.A., 0, G,A., Brecht, procesnr, 1074/15, ----------------------- Page 114----------------------- _— 83- Ten derde, kunnen we deze vormen van diefstal interpreteren als een noodzakelijk middel voor de armere dorpsbewoners om in moeilijkere periodes te overleven. Volgens J.A, Sharpe werden dergelijke kleinere diefstallen door de gemeenschap getolereerd (36). In de door ons onderzochte processtukken voert de beschuldigde bijvoorbeeld vaak aan dat iedereen er gebruik van maakte (37), Spijtig genoeg is het onmogelijk te achterhalen of armoede de oorzaak was. Toch lijken de dorpsbewoners weinig gekant te zijn tegen deze vormen van diefstal en zeker niet wanneer ze voorvallen op de heerlijke eigendommen. De beschuldigde voert in dergelijke situaties dikwijls ter verdediging aan dat deze praktijken door meerdere dorpelingen werden begaan. Het hout werd niet enkel voor verwarming gebruikt, maar ook voor beroepsdoeleinden. Zo had een timmerman samen met zijn knecht een eikeboom omgehakt, die eigendom was van de heer van Loenhout, voor de bouw van een windmolen. Ze hadden deze boom in stukken gehakt zodat ze hem in meerdere dagen met paard en kar naar huis konden voeren (38), Jan Peeters de Brouwer hakte een berkeboom om op het erf van de weduwe van Mychiel Van Elsacker. Hij gebruikte hem voor de bouw van zijn stal (39). Cornels Wouters "gewesene knecht vande mulder alhier" had een eikeboom omgehakt bij de paters van de "Societijt Jesu" (40), met de bedoeling deze te verkopen. Hij werd in voorhechtenis genomen en zijn zaak werd ter advies naar Antwerpen gestuurd (41). (36) SHARPE, ' “crini dl = '‚p. 218, (37) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1074/15, (38) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1657, (39) R.A.A., D,G,A., Loenhout, procesnr, 2489, (40) VAN LAER, Een microstudie, p‚ 66: Het college van de Sociëteit St, Jesu (de Jezuieten) uit Antwerpen had bezittingen in Loenhout, (41) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2419, ----------------------- Page 115----------------------- — 84- Niet alle houtdiefstallen werden voor eigen profijt aangewend. Zo had de zoon van Adriaen Verelst het lef om “‚.….op den eersten may (..) smorgens vroegh aff te cappen eenen grooten eycken boom opde stede (..) toecommende Magdalena Van Amstel huysvrouwe van joncker Boucheur tot Hoogstraten {,.) ende daerenboven noch met sijne waegen ende peerden den selven boom te vervoeren tot voorden huyse van Jan Michael Voechten (,.) aldaer te rechte op gestelt van eenen meijboom ten tijde vande vroechmisse ten aensien van alle man...“ (42), De jacht op patrijzen en sneppen kwam vrij veel voor hoewel het "expresselyck verboden (was) bijde Placaeten van den Prince van deser landen te jaegen eenighe persoonen nadat de selve jacht privatelyck is hoorende aen de respective heeren der parochie..." (43ste artikel, acht augustus 1613) (43), De overtreder was meestal voorzien van een geweer -snaphaen, busse, busse op haegel, roer, fusiel,...- en had soms nog een hond bij. De boete bedroeg "...twaelf guldens met verbeurtte van de busse volgens het placcaet op de jacht..." ca4). Bijgevolg is het niet meer dan normaal dat de jager bij het naderen van de vorster op de vlucht sloeg en alle bezwarend materiaal (geweer of hond) achterliet; het was de enige manier om aan deze hoge boete te ontsnappen (45). Jan de Bie, inwoner van Loenhout, reageerde evenwel anders. (42) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1067/24, Andere processtukken in verband met het onhakken van meibomen: R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2063, 2081, 2088 t/m 2093, 2099, (43) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3723, BRAUDEL L'identité de la France, Espace et Histoire, p‚, 127; “Bien entendu, autorisés ou non, les paysans chassent et piègent le gibier, Mais le braconnage était, dans l'ancienne France, un délit sévèrement puni,* (44) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1096/8; de overtreder trachtte sons ook gewoon de patrijzen te vangen, (45) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1096/8, 1097/1, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3440, ----------------------- Page 116----------------------- — 85- Hij kwam geregeld jagen op het grondgebied van Brecht "met sijne medeconsoorten"” en durfde het aan om naar "de officiers die de jacht moeten gaede slaen" te schieten. Aan de ondervorster had hij "...toegebracht eene scheut met sijne roer gelaeden met haegel waerdoor de selve gequetst is geworden in hooft ende schouders..." (46). Zulke gewelddaden kwamen vaker voor; "...Op clachte (is) ons toegekomen dat de menighte der jachtstropers in onse provincie van Brabant soodanigh is aengegroyt dat hunne stoutigheyt soodanigh is verhooght...“ (ordonnantie van 20 augustus 1767) (47), Dit wild werd soms als een extraatje op tafel geserveerd. De geroutineerde jagers verkochten ook hun buit; *...ende het wilt ter merkt gebracht ende vercoght...” (48). Een sportief element speelde eveneens mee. Zo organiseerden “de heer drossaert van Mercxen ende den sone van Monsieur Allaerts tot Antwerpen ende den anderen onbekent" een jachtpartijtje, "...elck met een busse {..,) ende met twee winthonden inde heyvelden loslopende,..”, alwaar ze door de vorster werden betrapt (49), Huisvredebreuk werd aanzien als een ernstig misdrijf, omdat de woning als onschendbaar werd beschouwd; "...le foyer est investi d'un rôle fondamental de protection, en particulier pendant la nuit. De puissants interdits en défendent l'entrée." (50). (46) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1107/2, (47) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 25 B3 (Placcaeten en Ordonnantiën 1762-1775), BRAUDEL, L'identité de la France, p, 127; "Pour le paysan le garde-chasse est 1'enneni juré, ‘homme toujours vil parce que fainéant', dit un cahier de doléances de Normandie," (48) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 9386/16, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3515, (49) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1094/15, (50) MUCHENBLED ‚La violence au village, p. 63, zie ook: VANHEMELRIJCK, Criminaliteit in de anmanie van Brussel, p‚, 42, ----------------------- Page 117----------------------- De aanleiding is niet steeds bekend, maar wel is het is duidelijk dat de aanvaller wegens de onbereikbaarheid van zijn geviseerd slachtoffer zijn woede dan maar koelde op het huis; bijvoorbeeld, door op de deur te beuken, door de deur te schieten, op ramen en vensters te bonken. Twee van de vijf gevallen speelden zich bijgevolg af in en rond de herberg, waar de ruziestokers, opgehitst door de drank, werden buitengezet, om erger te voorkomen (51). Cornelis Deckers, dienstknecht bij Christian Van Berlo, kwam drinken in de herberg van Martinus Schellekens. Na enkele glazen brandewijn en bier begon hij de waardin lastig te vallen, "vattende naer haren voorschot”. De waardin schoot tegen hem uit; “ghij vuil pluggerken, wat hedde gij in mijne pot te sien", De knecht voelde zich afgewezen en werd agressief, "ghij hoer". Hij viel haar aan zodat hij *...met de voorseide weerdinne opde kinderwiegh te neer gevallen waeren (.,.) de weerdinne off trock haer mutse (..) daer op stampende met sijne voet...", De vrouw kon zich echter losrukken, ging haar vader halen die de knecht buitensmeet. Cornelis bewerkt ",..van buyten deuren gelaesen (..) met sin MES ans Deze zaak escaleerde verder, want de meester van Cornelis beloofde hem te steunen en zijn proces te betalen; "...dient mij een jaer voor niet, ick sal alles over mij nemen, schenckt dan eenen roemer brandwijn op...“ Zij trokken gezamenlijk nog eens naar de tegenpartij om herrie te schoppen en de tegenpartij te intimideren (52). Jonker Justus Van Spanghen was met zijn knecht het huis van Jacob Verdyck binnengevallen en sloeg hem met een houten stok van zijn stoel. Later kwam hij nog eens alleen terug om alles uit te vechten. ‚A., Brecht, procesnrs, 1089/17 en 1112/6 (B), ‚A., Brecht, procesnr, 1089/17, ----------------------- Page 118----------------------- —_ 87- Zijn slachtoffer weigerde het huis uit te komen zodat de jonker nog eens zijn knecht ging halen, *“‚.,‚.ende aldaer teghens de achterste deure eenich stroy int brandt gestoken" (53). Beschadiging van iemand anders' eigendom vloeide dikwijls voort uit het feit dat de dader zijn gevoelens van wrok, afgunst en haat uitte door zijn bezit te vernielen. Hij liet bijvoorbeeld zijn eigen kudde schapen flink huishouden in de gewassen van zijn slachtoffer, vertrapte zijn koren of boekweit, smeet een stok naar zijn paard zodat het op hol sloeg doorheen de velden, ging zodanig tekeer tegen zijn kudde schapen zodat er twee werden doodgeslagen (54). Veelvuldig voorkomend is dat de beschuldigde met zijn paard en kar over de velden van het slachtoffer reed om zo naar zijn eigen stuk grond te gaan. Zijn land was waarschijnlijk moeilijk bereikbaar en hij wou op deze manier een weg afdwingen (55), (53) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1060/40, (54) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 985/15, 1133/1, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 1690, 1729, 1955, (55) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2052, 2144, 2205, 2229, 2231, ----------------------- Page 119----------------------- — 88- III.A.2, Profiel van de beschuldigde Op de 131 beschuldigden hebben we slechts twee vrouwelijke beschuldigden teruggevonden (= 1,5%). Deze verhouding ligt beduidend lager dan hetgeen we terugvonden in andere studies (56), Volgens N. Castan en anderen zou een groot aandeel van de vrouwelijke kriminaliteit vooral een stedelijk verschijnsel zijn, waar de traditionele solidariteit van een dorpsgemeenschap niet meespeelde. Bijgevolg zochten vele vrouwen hun toevlucht in krimineel gedrag om te overleven. Toch is het belang van de plattelandsvrouw als medeplichtige —- soms zelfs als aanstookster —- niet te onderschatten. Elk medeweten bleef zij merel ebk, om zo de kontinuïteit in het huishouden te waarborgen (57), Jan Pieter Bode werd verdacht van diefstal en de vorster kwam hem arresteren. Dankzij de hulp van zijn vrouw en zijn dochter, die de vorster in zijn werk belemmerden, slaagde hij erin te ontsnappen en voortvluchtig te worden. Ongetwijfeld waren vrouw en dochter op de hoogte van zijn kriminele aktiviteiten (58). Over de woonplaats van de beschuldigde zijn we eveneens goed ingelicht. We hebben wel als uitgangspunt de toestand op het moment van het proces genomen en niet de geboorteplaats. Bijgevolg hebben we het inwonend personeel als inwoners gerekend, hoewel ze oorspronkelijk van elders kunnen gekomen zijn. (56) BOUTELET, ' ininali ì =de-)" Ee p, 249: vrouwelijke kriminaliteit = 1/8 van de mannelijke, GEGOT, ' ininali or pp. 111-112 en p‚, 133; 535 processen waarvan 11,5% diefstal en afgeleide, is 62 processen, waarvan 7 door vrouwen, = 11,5%, (57) CASTAN, Justice ef repression en Languedoc à l'époque des lumières, pp, 234-237, (58) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1979, ----------------------- Page 120----------------------- —_ 89- Tabel 16: Woonplaats van de beschuldigde bij vermogensdelikten, 1600-1799, Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 inwoner 26 81,25% u 73,33% 59 92,18% 18 90% niet-inwoner 6 18,75% 4 26, 66% Ì 1,56% 1 5% onbekend / / / / 4 6,25% 1 5% Totaal 32 100% 15 100% 64 100% 20 100% Uit tabel 16 leiden we af dat het merendeel van de vermogensdelikten gepleegd werd door de inwoners zelf. Deze bewering gaat vooral op voor Loenhout; bovendien zijn de twee vermelde vreemdelingen afkomstig uit naburige dorpen (één uit Wuustwezel, één uit Zundert). Voor Brecht is dit in mindere mate het geval; de niet-inwoners komen uit verder afgelegen, geografisch meer verspreide omschrijvingen ('s Gravenwezel, Vosselaar, Merksem, Antwerpen, Aarschot). Het spreekt voor zichzelf dat de voornaamste reden voor de sterke vertegenwoordiging van autochtonen in de Kempen naar de afgelegen ligging en de gebrekkige infrastruktuur van de twee dorpen verwijst (59). De gegevens met betrekking tot de burgerlijke staat (tabel 17) van de beschuldigden konden in sommige gevallen afgeleid worden uit de processtukken zelf, toch lijken ze ons te gebrekkig om er konklusies uit te trekken. In het slechtste geval (Loenhout, 1700 — 1799) ontbreken de gegevens van drie vierde van de beschuldigden. (59) JANSEN, 'De bevolking van de Kempische dorpen op het einde der XVIIIe eeuw', p‚ 47, ----------------------- Page 121----------------------- — 90- Tabel 17; Burgerlijke staat van de beschuldigde bij vermogensdelikten, 1600 - 1799, Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 gehuud 2 6,25% O2 133% 7 10,9% 1 5 ongehuud 7 OTE 3 20 148 O3 TK weduwe / weduwnaar / / / / ! / Ì 5% onbekend 23 7,874 10 66,66% 43 67,18 15 754 totaal 32 100% 15 10% 64 1004 20 100% Voor wat de beroepsvermelding van de beschuldigde (tabel 18) betreft, liggen de kaarten gunstiger voor Brecht. Voor de 17de eeuw worden op 82 beschuldigden 10 beroepen vermeld (=31,25%), voor de 18de eeuw 4 op 15 (=26, 6%). Voor Loenhout noteerden we respektievelijk 8 beroepsvermeldingen op 64 beschuldigden (=12,5%) en 2 op 20 (10%). Het gaat hier uitsluitend om zeer specifieke beroepen; bijna nooit worden agrarische aktiviteiten vermeld. Ve zouden eventueel uit de aard van het delikt kunnen afleiden dat het om een agrarisch beroep gaat — bijvoorbeeld, uitbreiding van het erf naar de straatkant toe, beschadiging van naburige gronden met paard en kar,... — . Dit zou ons echter te ver leiden en bovendien weinig bijkomende informatie verschaffen. Er is immers steeds een kombinatie van meerdere beroepen mogelijk Cherbergier-landbouwer, chirurgijn-landbouwer en zelfs schout-landbouwer). Bovendien kunnen onder de term "landbouwer" zowel grote als kleine boeren vallen en kan tenslotte het dienstpersoneel van de landbouwer de eigenlijke dader zijn. ----------------------- Page 122----------------------- _ Ö1- Tabel 18: De beroepsvermeldingen van de beschuldigden bij vermogensdelikten, 1600-1799, Brecht, 1600 - 1699 nn nn en me dienstknecht, schepen, soldaat, knecht, drie (schaeps-)herders, jonker, molenaar en pachter, Totaal: 10 op 32 beschuldigden: = 3},25% Brecht, 1700 - 1799 drossaerd, zoon van de secretaris, koeyherder en dienstknecht, Totaal: 4 op 15 beschuldigden: = 26,66% Loenhout, 1600 - 1699 timnernan, drie (schaeps-)herder, nulder, twee knechten en pachter, Totaal: 8 op 64 beschuldigden; = 12,5% Loenhout, 1700 - 1799 twee schaepsherders, Totaal; 2 op 20 beschuldigden: = 10% Kombinaties van vermogensdelikten met andere delikten komen niet zo vaak voor: voor Brecht in de 17de eeuw slechts in 8 van de 43 gevallen (18,60%) en in de 18de eeuw S3 van de 15 (20%). Voor Loenhout liggen de verhoudingen nog iets lager: respektievelijk 10 van de 79 gevallen (12,65%) en 5 van de 38 £13,15%). Deze bijkomende delikten liggen meestal in het verlengde van de vermogensdelikten. Ze variëren van het negeren van een vroeger verbod op het kappen van hout of het gebruiken van eigendom tot het (gewelddadig) belemmeren van de ----------------------- Page 123----------------------- _ 2- gerechtsdienaars bij de uitoefening van hun taak (60). Ook aan huisvredebreuk ging vaak gewelddadig optreden vooraf; wanneer de herrieschopper werd buitengezet, koelde hij zijn woede dan maar op de woning (61). Slechts bij twee gevallen van diefstal beging de beschuldigde ook een geweldsdelikt, dat niet rechtstreeks verband hield met de diefstal (62), III.A.,S. De slachtoffers van vermogensdelikten In tabel 19 hebben we de slachtoffers opgedeeld in twee kategorieën: een eerste groep vormendelikten die werden begaan tegen de heerlijke eigendommen, een tweede kategorie is samengesteld uit partikuliere slachtoffers. De slachtoffers waarvan we de identiteit niet konden achterhalen, behoren eveneens tot de laatstvermelde groep (63), De eerstvermelde groep beslaat minimum 13,95% van het totaal en maximum 53, 33%. Dit laatste cijfer moet wel genuanceerd worden omdat deze sterke toename volledig te wijten is aan het kleine totaal aantal vermogensdelikten die we voor die jaren hebben opgetekend. Daarbij werden de gevallen van verboden jacht overgewaardeerd. Toch was er een toename in de 18de eeuw voor deze kategorie. Zowel voor Brecht als voor Loenhout, weliswaar in mindere mate, is dit aanwijsbaar. (60) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1056/7, 1064/3, 1025/20, 1028/4, 1036/5 en 1107/2, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 1521, 2406, 3355, 3523, 3544, 3549, 3552, 1979, 2546, 3320, 2375, 2977, 2980 en 3355, (61) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1060/40, 1089/17 en 1112/6, (62) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 991/3 R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1914 (63) In de bronnen worden ze aangeduid met: differente erven, andermans lieden, goede lieden, particulieren, .,, ----------------------- Page 124----------------------- _ 93- Hoger hebben we de lage vrouwelijke deelname bij vermogensdelikten reeds vermeld. Deze tabel toont ons duidelijk dat zij wel een grotere kans liepen om zelf slachtoffer te worden (het aandeel van de vrouwelijke slachtoffers ten opzichte van de gekende partikuliere slachtoffers varieert tussen de 14 en 22%), Wanneer we nu weten dat op één gehuwde vrouw na, alle vrouwelijke slachtoffers ongehuwd (één) of weduwe (tien) waren en ook erfgenamen van pas overledenen het slachtoffer waren, kunnen we eruit opmaken dat deze groep, al dan niet geviseerd, een gemakkelijk slachtoffer was dat de bescherming van een gezinshoofd al te zeer moest missen. Tabel 19: Slachtoffers van vermogensdelikten, 1600-1799, Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Heerlijke eigendommen Heer 6 13,95% 8 53,33% 18 22,78% 10 26, 31% Klooster / / / ! 1 1,26% / ! Partikuliere slachtoffers Totaal 37 86, 09% 7 46, 66% 60 75,96% 28 73,69% Mannelijk 15 34, 88% 5 33, 33% 21 26, 58% 12 31,57% Vrouwelijk 5 11,62% Î 6,66% 4 5,06% 2 5,26% Erfgenanen 2 4,65% Ì 6,66% 2 2,53% / / Onbekend 15 34, 88% / / 33 41,774 4 36, 844 Totaal 43 100% 15 100% 79 100% 38 100% ----------------------- Page 125----------------------- _ O4 N. Castan merkt in dit verband op: “La famille est donc la cellule essentielle à l'intérieur de laquelle se déroule la vie de l'individu; elle lui assure sauvegarde et protection; malheureux sont ceux qui de gré ou de force s'en trouvent privés: veuves, orphelins,... (64). Overigens wordt in de bronnen enkel de burgerlijke staat van vrouwelijke slachtoffers steeds vermeld; slechts bij vier mannelijke slachtoffers hebben we de burgerlijke staat uit de kontekst kunnen afleiden: ze waren allen gehuwd. De enige gehuwde vrouw die we terugvonden, was de echtgenote van een jonker; blijkbaar maakte men enkel voor adellijke families onderscheid tussen het bezit van de man en de vrouw. Ve hebben reeds aangestipt dat het merendeel van de beschuldigden op het grondgebied van de schepenbank woonden en dat er weinig vreemdelingen voorkwamen. Immers, de rechtbank waar de verdachte werd aangehouden, werd op enkele uitzonderingen na steeds bevoegd verklaard (65). Tabel 20: Woonplaats van de slachtoffers van vermogensdelikten, 1600-1799, Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Invoner 21 95454 7 100 23 85,18% 14 100 Niet-invoner — / TO 4 B 47 Onbekend NT 1 / 7 Totaal 22 100% 7 10% 27 100% 14 100% (64) CASTAN, 'La crininalité familiale dans le ressort du Parlement de Toulouse', p‚ 107, (65) VAN DE VRUGT, De Criminele Ordonnantiën van 1570, p‚ 107, ----------------------- Page 126----------------------- — 5- Nu blijkt ook uit tabel 20 dat de meerderheid van de gekende slachtoffers dorpsbewoners waren. Kortom, de meeste vermogensdelikten overschreden het dorpsniveau niet. Slechts voor ongeveer één vijfde van de gekende slachtoffers is het beroep vermeld, alweer enkel de specifieke beroepen. Deze weinige gegevens laten niettemin toe te stellen dat niet alleen de meest vermogenden het slachtoffer konden zijn C66). In een kleine dorpsgemeenschap kenden de inwoners elkaar; meestal zal er wel sprake geweest zijn van enige relatie tussen slachtoffer en beschuldigde. Dat is vanzelfsprekend. Toch meenden we dat het interessant was om, daar waar dit mogelijk is, hun verhouding te specifiëren. Dit bleek het moeilijkst te verwezenlijken voor de gewone diefstallen, hoewel voor drie gevallen de relatie nader werd bepaald: een knecht bestal zijn meester en, omgekeerd, werden de kleren, de klerenkoffer en het loon van een dienstbode door haar meester achtergehouden. Voorts is ons één geval bekend van een zoon die de voorraadkast van zijn moeder plunderde (67). Bij schending van het eigendom lag evenwel vaak een uit de hand gelopen burentwist aan de basis (15 maal), had het slachtoffer reeds eens persoonlijk kontakt opgenomen alvorens een gerechtelijke aktie te laten beginnen (4 maal) of werd een verbod door de beschuldigde met de voeten getreden (3 maal). (66) Beroep van de slachtoffers, 1600-1799; Brecht: commisaris van de legerwagens, schout, berbier/herbergier, herbergier, dienstbode, Loenhout: vorster, herder, pachter, secretaris, secretaris, weduwe die geholpen werd door de armenbijstand, meier, schout, (67) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1001/17 en 1155/2, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1914, ----------------------- Page 127----------------------- — 06- Voor ongeveer één derde van de delikten (61 op 175) hebben we enige tijdsaanduiding teruggevonden; voor 17 daarvan werd het tijdstip nauwkeurig bepaald: 's nachts (6 maal), 's avonds (5 maal), 's morgens vroeg (4 maal) of tijdens een hoogmis (2 maal), d.w.z., op momenten die eveneens als een bezwarende faktor werden aanzien (68). De data-aanduidingen hebben we vervolgens opgedeeld volgens de seizoenen. Hieruit blijkt dat herfst (20 maal) en lente (18 maal) de aktiefste periodes waren, Tijdens de zomer, het hoogseizoen voor de agrarische arbeid, kwamen er maar weinig delikten voor (8 maal; 8 in juli, 1 in augustus en 4 in september). Voor de wintermaanden tekenden we 12 delikten op. (68) BONGERT, 'Délinguance juvénile et responsabilité pénale du mineur au XVIIIe siècle', p. 55, ----------------------- Page 128----------------------- —_ O7 III.B.) De geweldsdelikten III.B.1.) Overzicht van de verschillende geweldsdelikten De geweldsdelikten nemen gemiddeld ongeveer 30% van de totale delikten in, met een uitschieter naar boven toe voor Brecht in de 18de eeuw en voor Loenhout met een dieptepunt in die periode (tabel 21). Hoger hebben we gezien dat die daling voor Loenhout vooral veroorzaakt was door een sterke toename van de politiereglementen. Hier is dus geen evolutie merkbaar die de stelling van een overgang van geweldsdelikten naar diefstallen zou kunnen staven. Deze theorie vertrekt van het standpunt dat een overgang van een feodale naar een (prato-)kapíitalistische maatschappij langzaam een mentaliteitswijziging tot stand brengt. Deze verschuivingen variëren natuurlijk in snelheid en zijn sterk regionaal bepaald. Het is natuurlijk de vraag of in deze in hoofdzaak op zichzelf gerichte agrarische gemeenschap er voldoende beïnvloeding van buitenaf komt 69). Ook binnen de kategorie van de geweldsdelikten zijn slechts kleine verschuivingen merkbaar. Beledigingen en bedreigingen waren reeds klein ín aantal in de 17de eeuw; ze verdwijnen praktisch volledig in de 18de eeuw. Moord en doodslag nemen verhoudingsgewijs licht toe in de 18de eeuw, hoewel de lage cijfers daar vertekenend kunnen werken. Slagen en verwondingen kennen een procentuele toename voor (69) JOHANSEN-STEVNSBORG, 'Hasard ou nvopie, Réflexions autour de deux théories de lhistoire du droit', pp, 601-602 en p‚ 614, De *vol- violence" =theorie vindt zijn oorsprong in Frankrijk, B, Boutelet was de . eerste auteur die deze theorie expliciet fornuleerde in haar artikel ‘Etude pour sondage de la crininalité dans le baillage du Pont-de-l'Arche' uit 1962, zie ook: CAMERON, Crime and Repression in the Auvergne and the Guyenne, 1720-90, hoofdstuk 6, passim, ----------------------- Page 129----------------------- —_ 98- Tabel 21; Evolutie van de verschillende geweldsdelikten, 1600-1799 A)Loenhout en Brecht apart Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Moord en doodslag 4 12, 90% Á 14, 28% 5 8,90% 1 5,88% Speciale vorm van doodslag Ì 3,22% Ì 3,57% / / Î 5,88% 1%) 5,88% Belediging en bedreiging 2 6,45% / / Ì 1,78% / / Slagen en verwondingen 24 77,41% 23 82, 14% 50 89,281% 14 82, 354 Totaal 31 100% 28 100% 56 100% 17 100% % tov, totale delikten(44) 104 29 80% 43 57, 14% 175 32,00% 88 19,31% B)Loenhout en Precht samen Totaal Totaal 1600-1699 1700-1799 Moord en doodslag 9 10,34% 5 HI Speciale vorm van doodslag Ì 1,14% 2 4 44% 1) 2,20 Belediging en bedreiging 3 3,44% { { Slagen en verwondingen 74 85,054 37 82, 22% Totaal 87 100% 45 100% X tov, totale delikten(xs) 279 31,18 137 32 84% (X) één medeplichtige (X4) de onbepaalde delikten zijn hier niet bijgerekend ----------------------- Page 130----------------------- Q9- Brecht in de 18de eeuw, terwijl ze voor Loenhout in dezelfde mate afnemen. Doodslag en moord nemen een vrij groot aandeel in. Vermoedelijk waren dit slechts uit de hand gelopen vechtpartijen, waarbij de aanvaller niet de intentie had te doden, In meer dan de helft van de gevallen (10 maal) was het hoofd van het slachtoffer het doelwit. Bij het gebruiken van slagwapens is het hoofd natuurlijk gemakkelijker te treffen dan het lichaam. De vraag is echter of het de bedoeling was van de aanvaller om daadwerkelijk te doden 7 "Brutaux dans les relations sociales quotidiennes, ils n'hésitent pas à frapper, mais en cherchant plutôt à occasionner une blessure (..) qu'à entraîner le décès de l'adversaire." (70). Een steek in de buik (3 maal) of in het hart (1 maal) is immers efficiënter, gezien vanuit het oogpunt om te doden. Bovendien gebeurt het slechts zelden dat het slachtoffer ter plaatse bezweek (3 maal), terwijl de meesten nog enkele uren, tot zelfs dagen in leven bleven. Eén slachtoffer stierf zelfs pas na zes weken. De oorzaak van het overlijden lag meer aan de gebrekkige medische kennis en verzorging, waardoor er bij de verwondingen komplikaties optraden. De aanleiding bij een doodslag of moord wordt niet steeds vermeld; uit de bronnen kunnen we wel afleiden dat meestal van een relatie sprake was tussen het slachtoffer en de beschuldigde. Soms wordt in de bronnen vermeld dat de beschuldigde "eenen wrok of quaet hert“ tegen zijn slachtoffer had (71). Dat dergelijke gevoelens zeer ver konden gaan, blijkt uit het dossier van de enige echte moord met voorbedachte rade, dat we teruggevonden hebben. (70) MUCHENBLED, La violence au village, pp, 37-38, (71) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1078/5, ----------------------- Page 131----------------------- —-100- De pachter Bastiaen van Hengstbroeck werd neergestoken op de heide, "bij welck doodt lichaem waeren sittende al geyssende ende lamenterende de huysvrouwe vande vermoorde". De dader is niet moeilijk te vinden, want heel wat getuigen waren op de hoogte van zijn plan. Hij had immers een mes gekocht op de jaarmarkt van St.-Lenaerts en bazuinde overal rond “‚..dat hij het mes expres gecoght hadde om den boer vanden Hengstbroeck te vermoorden daerbij voegende eenen swaeren eedt seggende: spaert Godt mijn leven...” (72), Betwisting van materiële zaken kon ook hevige reakties teweeg brengen. Peeter Aerts, alias "Cuyper", van Westmal en Gysbrecht van Geel zaten samen in het huis van Jan Hendrickx en maakten ruzie "...over een briefken van 3 guldens soodanighlyck dat sij hantgemeen maeckten ende door de assistenten vanden anderen van de geselscappe van malcanderen sijn getrocken...". “Cuyper” gaf echter niet op. Nadat zijn slachtoffer naar huis was gegaan, liep hij hem achterna en haalde hem in; “,..de voorseide Peeter den Cuyper die hem teene wege op het lijff viel met een mes brengende hem toe diverssche steecke den eenen (..) door tot de lincker memme toe de tweede op een ribbe afgeschampt ende de derde int (,.) been...“ (73), De beschuldigde kon ook door zijn tussenkomst de beginnende vechtpartij een noodlottige wending geven omdat hij bijvoorbeeld een persoonlijke relatie met één van de betrokkenen heeft. Zo heeft een getuige een beschuldigde van doodslag horen verklaren dat "...hij Cornelis Cornelis Broomans niet en soude geslagen hebben gehadt, hadde sijne broeder ertegens niet gevochten...“ C74). (72) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3814, (73) R.A.A., 0D,6,A., Brecht, procesnr, 1103/1, (74) R.A.A., D,6,A., Loenhout, procesnr, 3805, ----------------------- Page 132----------------------- „Ol Cornelis Cornelis Hendrickx uit Loenhout had het blijkbaar gemunt op de ganse familie Wouters van Brecht. Eerst zacht hij ruzie tegen de zoon Jan in de herberg “de Croon”, maar moeder Wouters stuurde hem naar huis. Vader Wouters liet het hier niet bij; “...sulde gij mij hier altijt comen speck karven, ick salde inde uwen speck karven...", Vanneer Cornelis rond tien uur de herberg verliet, wachtte hij hem op "met een lanck hout inde hande". Cornelis slaagde erin de "“corenvorck” van een voorbijkomende boer te ontfutselen. Zoon Frans kwam daarna zijn vader te hulp en samen sloegen zij Cornelis dood (75). Het is eveneens mogelijk dat in de hevigheid van een gevecht een Onschuldig persoon per ongeluk werd getroffen. Dit overkwam Aert Wouter Peeters, want terwijl "...Jan Marijnis Bevers ende Cornelis van Hulten woorden tegen malcanderen hebbende des selve Jan Marijnissen sijn mes uygetrocken ende C..) heeft gestocken ende dat de voornoemde Aert (..) riep ick ben in mijne buyck gestocken...” (76), Voor Loenhout hebben we één geval teruggevonden waarbij soldaten ervan beschuldigd werden een dorpeling neergeschoten te hebben. Met drieën logeerden ze bij dorpelingen waar ze overal "...het gegheel huys doorzocht hebben, willende de kisten ende kassen openbreken ende met hunne messen erin gesteken om alsoo open te crijghen, dat de selve soldaeten den coste die hij in huys hadde alle hébben genomen ende gecocht ende verguist...". De slachtoffers konden slechts laten begaan, de soldaten waren immers met geweren en degens bewapend. Vanneer ze bij de laatste gastfamilie aankomen, een weduwe met haar kinderen, eisten ze "sterck bier ende brandewijn". Dit werd hen niet gegeven (75) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1088/2, (76) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3781, (77) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3808, ----------------------- Page 133----------------------- —-102- zodat ze "...de selve weduwe ende dochters ende sone seer geslaegen ende gestooten dreygende de selve doodt te schieten...”, Een buurman kwam hen ter hulp en de ene soldaat "..,.sonder eenighe minste woorden gehadt te hebben ende bijde anderen twee soldaeten opgestockt werde om te schieten oock metter daet heeft geschoten...“ op de buurman. De soldaten voerden als ekskuus aan dat ze zich door de man bedreigd voelden en ze vervolgens met het geweer zijn stok uit zijn handen sloegen, waarbij het geweer per ongeluk afging (77), Hoewel dit het enige voorbeeld van soldatengeweld is, bleek uit het vorige hoofdstuk dat de dorpelingen dit soldatengespuis niet erg vertrouwden en uit voorzorg hun goederen veilig wegborgen (in een kasteel of een kerktoren). We vermeldden toen ook dat rondzwervende soldaten soms geld van voorbijgangers afpersten (78). R. Muchembled stipt aan dat zulke konflikten meermaals voorkwamen als gevolg van een wederzijdse vijandigheid tussen boer en soldaat, zowel van het eigen als van het vijandige leger. Konfrontaties kenden vaak een fatale afloop in het voordeel van de soldaat, die beter gewapend en dus sterker was (79), Onder de kategorie speciale vorm van doodslag vinden we een dienstmeid terug die haar pasgeboren kind zou hebben versmoord (80), Voorts werd een zwakzinnige die "dull ende furieus" trachtte buiten te lopen, door zijn broer zo strak vastgebonden dat zijn bloed niet meer kon circuleren, met de dood als gevolg (81). Tot slot heeft een knecht in volle (78) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1001/17, 1008/2 en 1015/8, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3772, (79) NUCHEMBLED, La violence au village, pp, 107-109, (80) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3816, (81) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1112/6/A, ----------------------- Page 134----------------------- -103- vaart met paard en kar een kind doodgereden (82). De knecht was na zijn ongeluk voortvluchtig, hoewel zulke delikten volgens het gewoonterecht niet strafbaar waren, "défendant de punir celui qui, sans intention de nuire et sans faute imputable, avait blessé quelqu'un avec sa charette, ses chevaux, sa charrue, son moulin" (83), Bij doodslagen grepen de omstaanders vrijwel nooit ín; uit hun houding blijkt dat ze er weinig mee te maken willen hebben. Bij de uit de hand gelopen herbergruzies probeerden de omstaanders al eens de aanvallende partij te kalmeren of brachten ze het slachtoffer naar huis; verder kwamen ze bijna nooit tussen (84). Typerend is bijvoorbeeld de houding van Lenaert Michiel Jacob Verschueren die ",.,inde avont de clock thien uren aldaer omtrent gecomen synde vanden acker met de corenvorck op sijnen hals ({,.) hem is tegengekomen sekeren persoon sonder dat hij hem kende, die hem met een gauwigheyt sijne corenvorck affnamp, enden persoon met lanck hout inde hande naer liep...”, hierop begonnen de twee personen te vechten “.,.malcanderen aengrepen ende ter aerde vielen ende alsoo malcanderen vasthebbende heeft de deponent opgenomen sijnen vorck die eenen cant was afgeraeckt ende daer vande henengegaen...“ (85), Van elf van de veertien beschuldigden van gewone doodslag weten we met zekerheid dat zij zich na hun daad uit de voeten maakten. Ze werden voortvluchtig om uit de handen van het gerecht te blijven. Alvorens zij vertrokken, gingen ze vaak langs bij kennissen, wellicht om afscheid te nemen. Ze wilden bovendien te weten komen of de doodslag reeds bekend was, of het slachtoffer ook effektief gestorven (82) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1065/32, (83) POULLET, Histoire du droit pénal, pp, 382-383, (84) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3805 en 3784, (85) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1088/2, ----------------------- Page 135----------------------- 104 was, enz... Ê De aangesproken personen reageerden terughoudend, hoewel niet helemaal zonder medeleven. Peeter Van Ostaeyen heeft in een woedebui de gewezen burgemeester, die de achterstallige dorpslasten kwam innen, geslagen en laten kreperen in zijn stal. Nadien vroeg hij zijn buurman of hij zijn schapen niet wilde overkopen alvorens hij vertrok. De buurman wilde niet zo ver gaan; wel beloofde hij hem: “"‚..ick sal de schapen met mijnen soon doen stouwen tot voor opde heyde ende dan kondt ghij daermede doen dat ghij wilt...“ (86). Alleen de persoon die de pachter Bastiaen van Hengstbroeck vermoordde, verloor blijkbaar alle steun en medeleven van de dorpelingen. Hij klopte aan bij Peeter Jan Christiaensen of hij "...eens soude willen gaen naer de cleynen hengstbroeck om te hooren oft aldaer niet aller nieuws was..." Deze weigerde dit voor hem te doen. Ook bij Adriaen Bresseleers was hij *...commen cloppen opde deure vanden huyse (..) tot twee reysen toe...“, maar ook hier ving hij bot (87). Belediging en bedreigingen gaan veelal aan een geweldsdelikt _ vooraf. Bijgevolg werden ze door ons niet opgenomen als een apart delikt, uitgezonderd in drie gevallen. In twee ervan stonden belediging of bedreiging op zich en in één geval vormde het een belangrijk onderdeel van de aanklacht. De kategorie slagen en verwondingen herbergt de meest uiteenlopende gradaties van geweld; van slagen tot zeer ernstige verwondingen waarbij gevreesd werd voor het leven van het slachtoffer of waarbij het slachtoffer levenslange letsels overhield. Ook de aanleiding tot deze gewelddadige konflikten was zeer divers. Hoger bemerkten we al dat weinig beledigingen >‚‚ Brecht, procesnr, 1096/17, ‚‚ Loenhout, procesnr, 3814, > ----------------------- Page 136----------------------- —_105=— zonder gevolg bleven. Er was dan ook een teer punt aanwezig en de agressor lokte gemakkelijk een gevecht uit door zijn tegenstander te beledigen (88), Enkele dorpelingen van Brecht waren afgezakt naar de jaarmarkt van Hoogstraten en zaten gezamenlijk te drinken in een herberg. Er ontstond ruzie. De kerkmeester, zijn vader die schepen was en de "“"collecteur van ordinarisse rolbede" wilden bij het afrekenen een pint bier op de rekening schuiven van Wouter Gijsbrecht Niclaessen en zijn moeder Anthonia. Anthonia en haar zoon protesteerden luidkeels en verweten de schepenen dat ze het dorp naar de bliksem hielpen en zij “het dorp inden grondt helpt op eten". Het gezelschap bleef ondanks deze zware aantijgingen rustig, maar de kerkmeester getuigde wel dat hij "...eenen sack genomen den selven houdende voor sijnen mondt om hem te verbijten (..), die nijet geerne en hadde te hooren de iniuriën van sijnen vader...” (89). Jan de Langhen reageerde minder koelbloedig. In het huis van Willem Maesen liep hij Jan Baptist Lameir tegen het lijf. Laatstgenoemde begon zijn moeder te beledigen; “u moeder is maer een scheyt of sotskont", Jan heeft vervolgens, " Van alle dese affronsen niet en langer connende verdraegen den voorseide Lameir wat geranselt met den vuyste..,“ (90). Iedereen trachtte zijn eigendommen te beschermen, maar soms kon dit aardig uit de hand lopen (91). Zo zat Verboven, een herder, samen met een aantal “"schaeps ende koeywachters" (88) CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', p‚, 140; “on ne pense guère, quand une haine s'affirme contre un voisin, à le rendre ridicule sur quelque marché ou devant l'église, mais on réagit sur le lieu nêne de l'ulcération, barrant le passage, chassant le bétail, rendant coup pour injure", (89) R.A.A., 0,G,A., Brecht, procesnr, 1002/17, (30) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1123/1, (31) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2360 en 3795, R‚A A, 0,6,A., Brecht, procesnrs, 985/15 en 1068/6, MUCHENBLED, La violence au village, p. 76; "Chacun doit veiller sur ses possessions, estime-t-on, Les rapports de force priment le droit, .,,*, ----------------------- Page 137----------------------- —-106- op de grond van Jan Peeter Joris, waar ze “hebben uytgepluckt eenige tollekens", De eigenaar kwam echter aangelopen met een riek in de hand, holde in razernij dezelfde Verboven achterna en ",..heeft aengevat ende vasthoudende (,.) dan door desselfs slinker arm heeft gewricht met gewelt uytte cote aende ellebogen C..) bovendijen aenden selven Verboven in sijn hooft heeft geinfligeert eene groote ende periculeuse wonde boven menichvuldige blauwe placken..." (92), Het was ook veiliger om zich buiten elke explosieve situatie te houden, want elke tussenkomst kon in het eigen nadeel uitdraaien (93), Tijdens het opstellen van het zetboek kwam Cornelis Anthonis Goossens, “pachter vande Collectatie vande Setboecken”, vragen of zijn vader voor hem nog borg mocht staan, maar de schepenen weigerden dit. ’ De gemoederen raakten verhit; een aanwezige wilde Cornelis terug tot kalmte brengen en sprak hem vriendschappelijk aan met zijn bijnaam "Spijkerke, Spijkerke". Deze vloog hem echter aan en stak hem in de buik (94), Het geweld vanwege de dorpelingen richtte zich ook tegen de notabelen van het dorp. Ze deden dit om hun wraakgevoelens te stillen of om hen onder druk te zetten. Hun gewelddadig gedrag spraot soms gewoon voort uit de specifieke omstandigheden waarin beide partijen zich op dat moment bevonden (95). (92) RA A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2360, (93) R.A.A., D,6,A., Loenhout, procesnr, 3812, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1013/8 en 1103/8, (94) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3801, VAN LAER, i pp, 45-46; in zetboeken werd de jaarlijkse belastingsaanslag genoteerd die was ge- baseerd op meetboeken (=grondbelasting), (95) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2044, 2069, 3776, 3777, 2375, 3789, 3807 en 3693, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 3990/25, 1002/17, 1015/6, 1016/12, 1055/12, 1066/37, 1096/17, 1110/8, 1110/13 en 1112/8, ----------------------- Page 138----------------------- =107= De notabelen maakten immers deel uit van het dagelijkse leven van de dorpsgemeenschap. Ze baatten vaak nog een landbouwbedrijf uit, hoewel meestal slechts kleine of middelgrote ondernemingen. Toch was hun sociale positie niet zozeer afhankelijk van de grootte van hun bedrijf als van het aanzien dat ze genoten door de uitoefening van invloedrijke of prestigieuze funktie's (96). De keuze van personen die geschikt waren om als gerechtsofficieren op te treden, was erg beperkt in dergelijke kleine gemeenschap. Vaak waren ze zelf overtreders en traden ze op amateuristische wijze op. Bijgevolg is het logisch dat de dorpsbewoners hun ongenoegen tegenover het juridisch systeem uitten op verschillende manieren, waaronder ook gewelddadige (97). Bovendien waren de vertegenwoordigers van het gezag net als de andere inwoners onderhevig aan de spanningen die binnen de gemeenschap voorkwamen. Lenaert Michiel Verschueren zijn vader had bij notaris Jacob Gerard nog schulden van een proces dat hij verloren had. Lenaert wenste de kwestie snel af te handelen en stapte bij de desbetreffende notaris binnen met een riek in zijn hand. De notaris bleef rustig, ging naar zijn kamer en vertelde hem dat zijn vader nog 5 gulden en 12 stuivers bij hem in het krijt stond. Vervolgens ging hij naar zijn keuken om door de barbier geschoren te worden. Lenaert kwam hem woedend achterna, zwaaiend met zijn riek, ".,..seggende dat procureur Boterschot segt dat ghij ende den secretaris dat ghij doet dat ghij wilt ende dat de schepenen nivers aff en weten ende liever als ick of mijn vader dat geld soude geven, ick sal liever steken door u vlees (.,) ende heeft (96) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkenpische plattelandsgeneente, p‚ 147, (97) SHARPE, 'Crime and Delinguancy in an Essex Parish __1600-1640', p‚ 96, ----------------------- Page 139----------------------- —-108- toegecomen metten sijnen rieck hem niet voorders gemancqueert hebbende van te quetsen oft te steken dan tot op een handt breedt naer..." (98). Ook op geestelijken leverden de dorpelingen soms kritiek; “on leur reproche leur manque de dévouement pastoral, leur avidité, leur mauvaise vie comme autant de défaillances à leur métier plus qu'à leur caractère" (99), Op de uitvaart van Elisabeth Ooms deelde een genodigde enkele klappen uit aan de broer van de afgestorvene, "hun cappelaen oft onderpastoir binnen dese dorpen". Hij liet zich tevens laatdunkend over hem uit; "...gij sijt eenen schelm ende bloetsuyger ende dat hij noyt geen paepen en sal geloven..." (100). Zulke konflikten bleven over het algemeen binnen de dorpsgemeenschap, maar de komst van een vreemdeling kon dezelfde reaktie uitlokken. De schout van Loenhout was zich daar goed van bewust. Wanneer heer Truant, "staedthouder der leenen", naar het dorp kwam, liet hij hem in zijn huis binnen tijdens de mis zodat niemand zijn aanwezigheid zou opmerken. De zwager van de schout was blijkbaar toch op de hoogte en komt langs achter binnengelopen; "...noemende den voorschreven heer Truant hondsvot (..) den selven Truant instantelyck heeft geslaegen op sijn hooft met eenen rietstock...". Zijn slachtoffer, gekrenkt in zijn eer, reageerde woedend; “...daerop sijn degen getrocken hebbende (heeft) de gedaegde sich gesauveert vluchtende inde stal..." C1013, (98) R.A.A., 0,G,A., Brecht, procesnr, 1066/37, (339) CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', p, 135, (100) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3699, (101) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3807, ----------------------- Page 140----------------------- —-109- De meeste van deze akties waren eenmalig. Ons is één geval bekend waarbij de beschuldigde meermaals gewelddadig optrad tegen de justitie. Lenaert Adam Coeck stormde een vergadering van de schepenen binnen en heeft ",.. secretaris Vander Vleuten (,.) aengetast, geslagen..." Een tijdje later dreigde hij de vorster om te brengen, “... hebbende tot dijen eynde aende schouteth ende schepenen gepresenteerd welcken sijn opstekers daermede hij dat wilde doen...". Vervolgens ging hij kabaal maken voor het huis van de schout; "‚...heeft geroepen met luider stemme publiequelijck C..) hebbende een stok inde handt, Boterpot, hondsvot, schouteth, gij schelm compt daer uyt ...", Maar pas nadat hij de vorster effectief heeft aangevallen, "...in slinker handt eene steene ende eene bloot mes inde mondt (..) hadde geworpen den eene steen, heeft het mes inde handt genomen ende de selven vorster gestoken ende gequetst...”, trad het gerecht in werking (102), Dergelijke daden zouden volgens N. Castan misschien het gevolg zijn van “‚..‚.un désir et une satisfaction de revanche, plausible chez des gens abreuvés d'humiliation de par leur condition et qui trouvent une compensation dans l'affirmation de leur force" (103). Van een aantal geweldsdelikten wordt de aanleiding niet of slechts vaag vermeld. Toch blijkt uit de processtukken dat het samenzijn van meerdere personen in een huis of een herberg en ontmoetingen op straat aanleiding gaven tot grote spanningen. (102) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1015/6, (103) CASTAN, Justice et repression en Languedoc à l'époque des lumières, p‚ 94, ----------------------- Page 141----------------------- „A0 Een futiliteit volstond om een ontlading te veroorzaken: een misplaatste grap, ruzie bij het kaartspel, een opmerking die verkeerd werd opgevat of het opvliegend karakter van de beschuldigde. Toch komt in de bronnen tot uiting dat er niet noodzakelijk enige (woorden-)twist vooraf moest gaan. Dronkenschap leidde ons inziens in veel gevallen tot gewelddadige uitbarstingen of wakkerde op zijn minst beginnende konflikten aan. Over de burgerlijke staat van de beschuldigden zijn we onvolledig ingelicht. Een groot deel van de geweldsdelikten kan vermoedelijk op het aktief van jongemannen geschreven worden. Door middel van gevechten wilden ze hun viriliteit bewijzen (104). Hoger stipten we reeds aan dat er een ‘jongerenkultuur' bestond in de door ons bestudeerde dorpen. Centraal stonden daarbij de meifeesten, waarvoor de jongeren soms eikebomen omhakten. Bovendien menen we dat ze hun gewelddadig gedrag op een specifieke manier uitten. Zo was Matthijs Hendrik Van Ham op de kermis uitgenodigd bij weduwe Masen en haar dochter. Leonard Jacobus Kenis, die dit gezellig samenzijn niet kon verkroppen, begon nogmaals ruzie te zoeken met Matthijs. De dochter des huizes zei aan Matthijs, om erger te voorkomen, dat hij beter naar huis kon gaan. De beschuldigde wachtte hem echter op en gaf hem een klap. Matthijs slaagde erin hem weg te duwen en ging (104) MUCHENBLED, La violence au village, pp, 41-42; "L'agressivité juvénile n'est pas ici un vain mot, Elle augnente d'ailleurs nettenent au XVIIe siècle, pour atteindre 70% de l'effectif considéré, contre 49 % au XVle siècle, Ces chiffres traduisent d'abord une intensification des conflits entre jeunes gens ainsi qu'entre céliba- taires et adultes", Overigens steeg de huwelijksleeftijd in West-Europa tijdens die periode, wat toe- nenende frustraties bij de jongeren met zich meebracht, Zie ook; VANDENBROEKE, Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, grafieken p, 75 en p, 80, ----------------------- Page 142----------------------- mille naar herberg de Kroon. Zijn achtervolger gaf niet op, begint opnieuw te ruziën en jaapte hem in zijn gezicht CLOE) Jan Schilders verstoorde samen met enkele andere personen van Westmalle op een nogal bloedige wijze een bruiloft ín Brecht, Eerst bewerkten ze met hun vuisten de bruidegom, “dat het bloedt hem ter neuze spronck"., Vervolgens brachten ze de priester ",..eene schromelycke snede over de geheele rugge dwars door alle cleederen heene...". Tot slot verwondden ze nog één van de genodigden ernstig, "met eenen steeck in de rugge" (106). Jongemannen opereerden wel meer in groepsverband; ze maakten '‘s avonds de straten onveilig of lokten caféruzies uit met hun tegenstanders. Zo werd op de kermis van Loenhout achter de kerk een ruzie uitgevochten tussen drie jongemannen van Loenhout en een gelijk aantal personen van Wuustwezel (107)... Adriaen Peeter Vorsselmans zat samen met zijn oom te drinken tot middernacht in de herberg van Jan Hendrickx Vanneer ze weggingen, werden ze opgewacht door een groepje jongeren die hen met houten stokken sloegen. De oom vluchtte weg, Adriaen haalde zijn mes boven en stak twee aanvallers in de benen. Daarvoor werd hij dan ook vervolgd (108). Van ongeveer de helft van de geweldsdelikten weten we waar ze plaats vonden (tabel 22). In de meerderheid van de gevallen vielen ze binnenshuis voor, hoewel er wel enige verschuivingen merkbaar zijn. In de 17de eeuw is de meest (105) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1152/3, (106) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1104/7, (107) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3420, (108) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3782, ----------------------- Page 143----------------------- =112= voorkomende toestand dat de beschuldigde naar het huis van zijn slachtoffer ging met de duidelijke intentie om ruzie te zoeken. In de daaropvolgende eeuw bevonden slachtoffer en beschuldigde zich dikwijls al voordien samen in een huis en ontstond de ruzie ter plaatse. Vechtpartijen die buitenshuis voorvielen, gebeurden op enkele uitzonderingen na steeds op straat, vermoedelijk ín vele gevallen op weg naar huis na een herbergbezoek of na andere samenkomsten. Tabel 22; Plaats en voorwerpen van geweldsdelikten, 1600 - 1799 Brecht Loenhout 7 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Plaatsaanduiding Buitenshuis B 16124 2 714% 10 17,85% 5 29,41 Herberg 4 12,30 12 42,85% 6 10,71 5 _ 29,41% Binnenshuis 7 22,58 12 42,8% 12 214% 1 5,884 Onbekend 15 48,38 2 7,14% 28 50,00 6 35,29% Totaal 31 100% 28 100% 56 100% 17 100% Voorwerpen Slagen 77 22058 O5 17,85% 5 BK 2 11,76% Mes 41290 39284 17 30354 6 35,2% Werktuig 5 IEI 6 24% 7 1250 / 1 Hout of stok 2 6,45% 4 14,2% 3 535 1 5,884 Varia 2 645 2 7,4% 8 MB 2 11,76 Onbekend 1 35,4% / / 16 28,5)% 6 35,24 Totaal 31 100% 28 100% 56 100% 17 100% ----------------------- Page 144----------------------- 13 Dat de herberg een belangrijke plaats innam in de dorpsgemeenschap, blijkt nog maar eens uit deze tabel. De herberg was immers het enige publieke gebouw, waar de bestuurders vergaderden, kontrakten werden afgesloten of openbare verkopingen of verpachtingen werden geregeld. Tevens was de herberg de ontmoetingsplaats voor vrienden en familie, vooral op kermis en feestdagen, en was het de plaats bij uitstek om op de hoogte te blijven van de gebeurtenissen (109). Deze herbergen bestonden meestal uit een kamer die als eigenlijke herberg fungeerde, met daarbij de keuken die het privévertrek van de herbergier was. Daar dronken de vaste, gekende gasten soms, al dan niet in het bijzijn van de herbergier. Soms waren deze herbergen voorzien van een bijkomende verdieping, waar eventueel een logé kon overnachten (110). De drank bij uitstek was het bier, dat in de bronnen “quanselbier" wordt genoemd. Dit bier was van slechtere kwaliteit en had een lager alkoholgehalte 111). Brandewijn, geïmporteerd uit Frankrijk, Holland en Spanje, werd ook gekonsumeerd. Pas vanaf de Oostenrijkse periode werd het verbod op korenbrandewijn opgeheven, met het gevolg dat de jeneverstokerijen een enorme expansie kenden (112). De herbergen namen in de loop van de 18de eeuw verhoudingsgewijs een hoger aandeel in, Ook H. Soly stipt aan dat herbergiers en tappers in aantal toenamen in de 18de eeuw: in 1702 waren er gemiddeld 6 per 1000 inwoners, terwijl in 1755 hun aantal gestegen was tot 9 per 1000 (109) SOLY, ‘Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen', pp, 569-570, (110) MUCHENBLED, La violence au village, pp, 200-202, zie ook; R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3784: ruzie in de keuken van de herberg uitgevochten, R.A.A., D,6,A., Loenhout, procesnr, 3809; de verdieping wordt in de bronnen ‘hoochkaner" genoend, maar in dit geval was dit tevens de kamer voor de knechten van de herbergier, (111) COSEMANS, ‘Alcoholisme drankbestrijding en in vroegere eeuwen', pp, 85-92, (112) SOLY, ‘Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen’, pp. 574-578, ----------------------- Page 145----------------------- Ll4= inwoners. Gemiddeld was dit cijfer vermoedelijk lager voor de Antwerpse Kempen. Hun aantal werd immers sterk bepaald door de belangrijkheid van de plaats zelf en de ligging ervan. Een verklaring voor dit fenomeen is de verbetering van de materiële konditie op het platteland tot het midden van de 18de eeuw, waardoor de vraag naar zulke verbruiksgoederen toenam (113), Uit tabel 22 leiden we af dat er niet zo vaak met de blote vuist gevochten werd (=kategorie slagen). Meestal gebruikte de agressor een of ander voorwerp. Daarmee verhoogde hij zijn slagkracht en nam tevens het risico op ernstige verwondingen toe. Hoewel wapendracht officieel door de autoriteiten verboden was, komt het gebruik van messen geregeld voor bij deze gevechten en neemt zelfs nog toe in de 18de eeuw. Ook werktuigen (hoofdzakelijk uit de landbouw) kunnen zware kwetsuren veroorzaken. De aanvaller was veelal gewoon dergelijke werktuigen te hanteren en kon ze bijgevolg op een behendige wijze tijdens een gevecht aanwenden. Houten stokken kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden (om gemakkelijker te gaan, om het vee voort te drijven,...), maar komen evenzeer van pas bij gevechten. Onder de kategorie varia vinden we vooral voorwerpen uit het interieur van een herberg terug, namelijk pinten en stoelen, die in een gevecht snel ter hand konden genomen worden om zodoende sterker te staan. Het is wel opvallend dat er weinig of geen geweren werden aangewend. Slechts tweemaal wordt dit vermeld (namelijk een soldaat en een persoon die met de achterkant van een geweer (113) SOLY, 'Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen', p, 575, COSEMANS, ‘Alcoholisme drankbestrijding en in vroegere eeuwen', p‚ 110, ----------------------- Page 146----------------------- sil sloeg). Ve weten nochtans dat geweren zeer vaak bij verboden jacht werden gehanteerd. Liet de aanvaller zijn geweer gewoon thuis omdat het te veel zou opvallen ? Omdat het te grote angst inboezemde bij de dorpelingen? Of omdat hij vreesde voor de dodelijke slagkracht ervan (114)7 Voor 98 van de 182 geweldsdelikten (=74,24%) hebben we enige tijdsaanduiding teruggevonden (tabel 23). Deze delikten werden sterk bepaald door het ritme van de sociale kontakten, dus door het samenzijn van een aantal personen op bepaalde plaatsen en tijdstippen. Toevalligheden speelden m.a.w. een belangrijke rol (115). Tabel 23: Tijdsbepaling van geweldsdelikten, 1600-1799 Brecht Loenhout Totaal Lente 19 32,20% 15 20,54% 34 25,75% ig Zoner 7 17 2881 7 9,58% 24 18,18% Herfst 5 BAI 18 24,65% 23 17,42 Winter 7 5 BAIK 12 16,44 17 12,87 Onbekend 13 220% 21 28764 34 25,754 Totaal 59 100% 73 100% 132 100% (114) MARGOT, 'La criminalité dans le baillage de Mamers, 1695-1750', p, 198; “L'arne à feu n'est pas du tout adaptée au délit de violences; on ne se défend pas avec une arme à feu, Les possibilités de destruction ‚sont telles que l'accusé n'a pas tiré, se contentant de donner des - coups très violents du bout du canon dans les côtes et l'estomac de la victime," CHAMPIN, 'La criminalité dans le baillage d'Alengon de 1715 à 1745’, p‚, 66; “On note une certaine réserve en ce qui concerne l'usage des armes à feu, Pourtant le fusil est très répandu dan les campagnes (.,), Il ne s'agit pas, en effet, de tuer mais sinplenent de blesser, Le fait de se battre avec la crosse du fusil est à cet égard très symptoma- tique", (115) WEISSER, ‘Crime and Punishnent in Farly Modern Spain', p‚ 25, ----------------------- Page 147----------------------- „116 Ve kunnen toch enig ritme volgens de seizoenen onderscheiden. De lente is hierbij het sterkst vertegenwoordigd. Naarmate de winter in zicht kwam, nam het aantal geweldsdelikten af. Toch lijkt het ons verkeerd deze periode volledig te laten overeenstemmen met de seizoenen, omdat er zich ook binnen de seizoenen grote verschillen manifesteren. Voor de. lenteperiode is vooral mei de piekmaand (19 van de 34 gevallen). ‘In mei vierden de jongeren uitbundig feest en ontwaakt de natuur. Het is ook de periode die aan de zware zomermaanden, wanneer heel wat werk verzet moest warden, vooraf ging. Voor het zomerseizoen is vooral begin september een piekperiode (11 van de 24 gevallen). In de maand augustus kwamen er nauwelijks delikten voor. Oktober is dan weer sterk vertegenwoordigd (15 op 23 gevallen; vooral in Loenhout). Het laatste hoogtepunt valt in begin januari tijdens de feestdagen (10 op 17 gevallen) (116). Deze delikten vielen waarschijnlijk voor het grootste deel voor 's avonds (en 's nachts). Spijtig genoeg zijn de gegevens veel te summier om er uitsluitsel over te geven, III.B.2. Profiel van de beschuldigde en het slachtoffer Omtrent de betrokkenheid van vrouwen bij geweldsdelikten schrijft J-C. Gégat het volgende: “Les femmes sont souvent les instigatrices des querelles et elles n'hésitent pas à prêter main-forte aux hommes" (117). Wij hebben echter bijzonder weinig vrouwen teruggevonden die bij geweldsdelikten betrokken waren (tabel 24), Hun ral bleef inderdaad beperkt tot aanstooksters van ruzies, terwijl de afhandeling van de konflikten aan de mannen werd (116) MUCHEMBLED, La violence au village, pp, 29-31 en p‚ 275, (117) GEGOT, 'Etude par sondage de la criminalité dans le baillage de Falaise', p‚ 126, ----------------------- Page 148----------------------- -117- overgelaten. Bij een typisch vrouwelijk geweldsdelikt als kindermoord was de dienstmeid de hoofdbeschuldigde en werd haar meesteres als medeplichtige aangeklaagd (118). In twee gevallen slechts namen vrouwen aktief deel. Een echtpaar verzette zich met geweld tegen de inbeslagneming van hun goederen, in een wanhopige poging zo hun huishouden te redden (119). Slechts één vrouw vocht daadwerkelijk de ruzie uit; haar twee slachtoffers waren bovendien van het vrouwelijk geslacht (120), Tabel 24: Geslacht van beschuldigden en slachtoffers bij geweldsdelikten, 1600-1799 Beschuldigden Slachtoffers Brecht Loenhout Brecht Loenhout x $% % x x x% * 3% Mannelijk 29 26 52 16 30 26 53 17 Vrouwelijk 1 / 1 4 1 3 7 1 Onbepaald / / / ] / / î / Totaal 30 26 53 20 3] 29 61 18 % = 1600-1699 3% = 1700-1799 Vrouwen liepen wel tweemaal zoveel kans om als slachtoffer uit een vechtpartij te komen. De aanvaller was daarbij op twee gevallen na steeds van het mannelijk geslacht. Drie vrouwen kwamen tussen bij gevechten om hun man te verdedigen. Hun inmenging werd niet erg op prijs gesteld, want de agressor keerde zich vervolgens tegen hen (121). (118) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3816 en 3817, (119) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3511, (120) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3079, (121) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3766 en 3812, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1152/3, ----------------------- Page 149----------------------- -118- Wanneer de vrouw expliciet het mikpunt was, werd ze niet alleen in meer of mindere mate afgetroefd, maar ook nog op een zeer vernederende manier aangepakt: haar gezicht werd bijvoorbeeld "beseyckt", ze werd voor "hoere” uitgescholden of men gaf haar het aanzien van een vrouw van lichte zeden door haar muts van haar hoofd te slaan (122). Eénmaal werd een vrouw zo hard in de buik gestampt, dat er voor het leven van haar ongeboren kind werd gevreesd (1253). De hoofdmoot van de gewelddadigheden was echter een mannelijke aangelegenheid. De geweldsdelikten komen in hoofdzaak voort uit de spanningen die binnen de gemeenschap leefden. Slechts zelden waren er niet-dorpelingen, slachtoffers of beschuldigden, bij betrokken (tabel 25), ‘ Bovendien was ongeveer één derde van de vreemdelingen afkomstig uit Tabel 25: Woonplaats van beschuldigden en slachtoffers van geweldsdelikten, 1600-1799 Beschuldigden Slachtoffers Brecht Loenhout Brecht Loenhout % 33 X 1 t 1% X 3% Inwoner 28 23 49 19 30 27 55 14 Niet-inwoner 2 3 4 1 1 2 / 4 Onbekend / / / / / / 6 / Totaal 30 26 53 20 31 29 61 18 % = 1600-1699 X4 = 1700-1799 (122) FARGE, 'Geweld in Pariis in de tweede helft van de 18de eeuw', p‚ 143; zedelijke vrouwen droegen hun haar onder hun nuts; een aanval op hun kapsel was bijgevolg een aanval op hun eer, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3792 en 3771, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1089/17 en 1159/1, (123) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3079, ----------------------- Page 150----------------------- -119- aanpalende dorpen. De overigen kwamen van enkele dorpen verder, uitgezonderd één beschuldigde die van Geel afkomstig was en een logé uit Tilburg. Over de burgerlijke staat van de beschuldigden en slachtoffers zijn we nauwelijks ingelicht, hoewel we dit voor de slachtoffers iets beter hebben kunnen nasporen (tabel 26), Het is opmerkelijk dat de ongehuwde personen steeds in overwicht zijn. Het gebrekkig materiaal kan natuurlijk vertekenend werken. Tabel 26; Burgerlijke staat van beschuldigden en slachtoffers van geweldsdelikten, 1600-1799 Beschuldigden Slachtoffers Brecht Loenhout Brecht Loenhout * *4 3 3 X 1 x 1 Gehuwd 2 3 9 3 4 5 10 2 Ongehuwd 5 6 14 5 9 5 21 7 Weduwe/weduwnaar 1 7 / / / Ì / 2 f Onbekend 217 30 12 719 2 9 Totaal 30 26 53 20 31 29 61 18 % = 1600-1699 X4 = 1700-1799 Het beroep van de beschuldigden van geweldsdelikten hebben we slechts in 17 van de 129 gevallen {= 138,17%) kunnen achterhalen (124), (124) 1 herder, 7 knechten, | “veelieden", } jonker, 1 timmerman, 1 pachter van ‘Collectatie van Setboecken", 3 soldaten, | schoenlapper, 1 dienstmaagd, ----------------------- Page 151----------------------- Hierbij moeten we dezelfde opmerking als bij de vermogensdelikten weerhouden: de beroepen uit de agrarische sektor worden niet vermeld, tenzij het om dienstpersoneel gaat. Bovendien kunnen we uit een beroepsvermelding weinig of geen gegevens voor het bepalen van de sociale positie opmaken. Ogenschijnlijk lijkt het alsof het merendeel van de beschuldigden niet tot de meest welstellenden behoorden. Ve vonden immers vooral dienstpersoneel en kleine ambachtlieden terug. Deze bewering is echter niet voldoende gefundeerd. De beschuldigden van doodslagen werden meestal bestraft met eeuwige verbanning en konfiskatie van hun goederen. We hebben slechts voor één persoon een inventaris van het bezit teruggevonden. Jan van Riel bezat op het ogenblik van zijn verbanning een stuk grond "omtrent de vier gemeten", waarvan hem toekomt 2/5 deel ( min het deel van zijn zuster) en “noch twee gemeten bemts", waarvan hem 2/3 deel toekomt c125), Een gemet is 300 roeden. Omgerekend voor Brecht is één roede gelijk aan 0,00329017 ha (126). Hij bezat dus 1,5 ha grond en 1,3 ha weide, wat voor die regio toch een aanzienlijk eigendom betekende (127), (125) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1078/5 (126) VANDEWALLE, Qude maten, gewichten en nuntstelsel in Vlaanderen, Brabant en Linburg, pp, 54-55: Brecht volgt het Antwerpse stelsel, (127) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkenpische plattelandsgeneente, p‚, 113; een middelgroot bedrijf = 2 à 5 ha, ----------------------- Page 152----------------------- =121= Over de slachtoffers van geweldsdelikten zijn we iets beter ingelicht: van 46 van de 139 slachtoffers (= 33%) is het beroep vermeld (128). Deze beroepen werden alleszins opgetekend wanneer het om personen ging die enig aanzien genoten, zowel in wereldlijke als geestelijke funktie's, Dit werd vermoedelijk als een bezwarende faktor aanzien (129), Van deze personen liepen de vorsters, de lagere gezagsdragers dus, het meeste kans om in een gevecht verzeild te raken. Door het feit dat ze de uitvoerders van de richtlijnen van de schout waren, werden ze vermoedelijk het meest geviseerd (130). Ook de herbergiers en hun familie werden viermaal als slachtoffers vermeld. In een herberg deden zich heel wat gewelddadigheden voor, Het is dan ook logisch dat zij hun eigendom tegen ruziestokers en baldadige individuen trachtten te beschermen (131). Het dienstpersoneel kwam eveneens frekwent als slachtoffer uit een vechtpartij. Hun beroep werd zo vaak vermeld om de identifikatie van de personen te vergemakkelijken: de getuigen vermeldden steeds de meesters van het personeel, vermoedelijk omdat deze meesters hen beter bekend waren. (128) Brecht: 2 knechten, 2 secretarissen, | kerkmeester, 1 “weirdt", 1 “drossaert", 1 timmerman, Ì notaris, } schaapsherder, 1 waardin, Ì “gewesen borghemeester", 1 voerman, Ì molenknecht, | priester, 5 vorsters en | herbergier, Loenhout; 6 knechten, 2 vorsters, Ì vorster-herbergier, | tinnernan, 1 herder, | pastoor, 1 “corporaal vande waght", 1 schout, 2 dienstbodes, 1 steenhouwer, 2 pachters, 2 chirurgijns, 1 "staethouder der leenen”, | meestersmid, | geestelijke en Ì onderpastoor, (129) POULLET, Histoire du droit pénal, p, 395; ".,‚exigeant l'application d'une peine plus sévère, ou l'adjonction de quelque chose, au supplice ordinaire (.,) contre les personnes auxquelles il devait le respect, ,", (130) CASTAN, 'Mentalités rurale et urbaine', p‚, 132, (131) MUCHEMBLED, La violence au village, p‚ 40, ----------------------- Page 153----------------------- Wat het profiel van de overige slachtoffers betreft, kunnen we slechts gissen. Behoorden zij tot de brede middenlaag van de bevolking, tussen het dienstpersoneel en de notabelen in? Tot slot beging de beschuldigde van geweldsdelikten bijna nooit andere delikten, tenzij ze enig verband hielden met de geweldsdelikten zelf (bijvoorbeeld niet betalen van boete, vluchtmisdrijf, geweld tegen het gezag,...). Slechts eenmaal kwam de kombinatie diefstal en geweldspleging voor, waarbij de twee met elkaar geen rechtstreeks verband hielden, ----------------------- Page 154----------------------- III.C.)>Delikten tegen de openbare orde De kategorie delikten tegen de openbare orde is zeer verscheiden (tabel 27), De delikten variëren van beledigend gedrag tegenover het officieel gezag tot het oneigenlijk gebruik van een naam of een titel. Hoger hebben we reeds onze motivatie uiteengezet waarom we onder weerspannigheid en beledigend gedrag tegenover de gezagsdragers slechts deze delikten hebben gerekend die ín kombinatie met andere delikten voorkomen en er rechtstreeks verband meehouden. Dit geldt eveneens wanneer de beschuldigde overduidelijk de funktie en in mindere mate de persoon zelf aanviel — voor zover deze twee gescheiden kunnen worden. Tabel 27; Delikten tegen de openbare orde, 1600-1799 Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Weerspannigheid 8 50,00% 3 100% 16 59,25% 5 45,45% Beledigend gedrag 7 tov, gezagsdragers 4 25,00% / / 6 22,22% 5 45,45% Openbare trouw 4 25,00% / / 1 3,70% / / Belastingsmisdrijf / / / / 3 11% Ì 9,09% Militaire misdrijven / / / / Ï 3,70% / / Totaal 16 100% 3 100% 27 100% u 100% Het kwam zeer frekwent voor dat de beschuldigde een vroeger opgelopen verbod (bijvoorbeeld om hout te hakken) negeerde ----------------------- Page 155----------------------- _124- of dat hij de boete en/of opgelopen proceskosten niet wou betalen (132). . In dit laatste geval ging de schepenbank meestal over tot een inbeslagneming van de goederen en werd de beschuldigde daarenboven nog eens extra bestraft. De regeling kon bijgevolg zeer ongunstig uitvallen voor de beschuldigde. Peeter Janssen moest nog een boete en de proceskosten betalen ten bedrage van 50 gulden. In totaal werden voor 110 gulden goederen in beslag genomen (= voor de intrest van de boete), Bovendien moest hij nog een extra boete van 26 gulden ophoesten en waren ook de proceskosten voor zijn rekening (1893). Redenen voor het niet willen betalen van boetes en/of opgelopen proceskosten hebben we vrijwel nooit uit de bronnen kunnen achterhalen. Ve hebben wel het geval van een andere Peeter Janssen teruggevonden, een wever uit Loenhout, die een boete van 4 patakons verschuldigd was. Bij de inbeslagneming verzette de wever zich met de moed der wanhoop om toch maar zijn bezittingen te redden (134). Met dit voorbeeld zijn we dan ook beland bij het aktief verzet tegen het gezag; namelijk de gezagsdragers in mindere of meerdere mate belemmeren bij de uitoefening van hun ambt CLS Jan de Wijse "...de vorster alhier uyt crachte van sijn officie gecalificieert tot het schutten van schaepen ende andere bestiaelen..."” heeft de schapen van weduwe Christian Peter Joris gevonden "op sheeren moers alhier" en ze (132) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1026/8, 1028/4 en 1036/5, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3776, 2143, 2157, 2214, 2523, 3051, 3320, 3555, 3549 en 3552, (133) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2523, (134) R.A.A., 0,G,A., Loenhout, procesnrs, 2214 en 2470, (135) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 989/17, 992/1, 1056/7, 1064/3, 1065/32, 1107/2 en 1123/1, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3804, 3355, 3511, 1521, 1977, 2044, 2406, 2470, 3532 en 3818, ----------------------- Page 156----------------------- =185- “‚.‚doen afgedreven om in de schutskoije te stouwen", De zoon van de weduwe echter, die de schapen aan het hoeden was, achtervolgde hem in razernij; "...ick sal u den hals breken, gij fieltien, gij dorpbederverken, gij bloetsuygerken...". Vervolgens begint hij de vorster ",..dapperlyck 6) te slaen met eene stock Gd soodaniglyck dat de vorster daermede heeft geinfligeert eene wonde in sijn hooft...“ (136). In een ander geval was het de schout ter ore gekomen dat Adriaen Jan Peeter Keysers, die na het plegen van een verkrachting voortvluchtig was geworden, terug thuis was. De schout stuurde er zijn dienaren op af om hem gevangen te nemen. 's Avonds, bij het huis aangekomen, troffen deze dienaren de beschuldigde aan, gewapend met een rappier; bovendien ".,.door assistentie van sijnen vader moeder broeders ende susters die den voorseide dienaers sijn moeyelyck ende lastich sijn gevallen (..) hebben den deliquant uyt handen des voors. dienaers ontweldicht ende gelibeert...*“. Hij kon dus ontkomen (137). Eenmaal ontsnapte een vrouw uit het huis van de vorster, waar ze “"ghestelt in gijselinge" was in de ijdele hoop dat ze zo het slachtoffer en haar familie met rust zou laten gedurende het verloop van het proces (138), Ook aan mondelinge bedreigingen en beledigingen werd zwaar getild, zeker wanneer ze in de loop van een proces in de gerechtsplaats of tijdens de vergadering van de schepenen werden geuit (139), Zo beschuldigde Peeter Aert Luycks de (136) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3804, (137) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 992/1, (138) R.A.A., D,6,A., Loenhout, procesnr, 3079, (139) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2375, 2863 en 3443, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 990/25, ----------------------- Page 157----------------------- -126- schepen Jan Matthijs Vorsselmans dat hij leugens vertelde in de gerechtsplaats (140). Nicolaes Notelaers beklaagde zich dan weer dat ",..alhier geen recht gedaen te worden voor de coopliede.,..", Als straf voor deze onbezonnen uitspraak moest hij "...blootshoofts in openbaere vierschaere met gebonden handen godt ende de justitie vergiffenisse bidden ende voort te betaelen eene proffitaeble amende aen de Taefel des H. Geest..." (141). Eén persoon hebben we teruggevonden die onwettig borg stond. Hij noch zijn vrouw waren immers in oorsprong afkomstig van Loenhout. Als straf moesten ze onmiddelijk uit de Jurisdiktie vertrekken (142). Vier personen maten zich uit persoonlijk winstbejag een valse identiteit of titel aan (143). Twee ervan deden zich voor als eigenaar van een stuk grond of hoeve en verhuurden deze in eigen naam. Zo verhuurde Adriaen Goris "...uyt sijne naeme seker stede ende gronde van erven die Lenaert Verdyck Collecteur vande ordinarisse coninxbede..." toebehoorden . Joseph Vander Vleuten, schepen van Heist, gaf zich uit voor “gesworen bedezetter" en begrootte op basis van de zettingsboeken de totale dorpslasten. Hij was daar echter niet voor bevoegd, daar hij geen inwoner van Brecht was. Maar ook personen die bevoegd waren voor de inning van de diverse belastingen, waren niet altijd even zuiver op de graat (144). (140) R.A.A., 0,G,A., Loenhout, procesnr, 2863, (141) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3443, (142) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2669, (143) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1007/4, 1007/7, 1023/6 en 991/4, (144) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2216, 3234, 3027 en 3548, ----------------------- Page 158----------------------- 27 Peter Lauwereyssen moest, als gewezen burgemeester van Loenhout, de dorpslasten innen. Dit deed hij ook; "...den heelen dagh heeft ront geweest het heelen dorp deur de gemeynte tot betaelinghe gemaent, en selfs van differente personen op cortinghe lastepenninghe ontfangen..."”. Na zijn ronde door het dorp hield hij echter de ontvangen gelden voor zich (145). Ook de’ ontvanger van de kwartierslasten van Loenhout vulde zijn zakken met de gelden van de dorpelingen, Vervolgens kwam er een deurwaarder bij hen aankloppen om deze belastingen op te eisen (146), We hebben slechts één 'militair' misdrijf teruggevonden. In Meer was een troepenmacht van 300 soldaten gelogeerd. Een inwoner heeft de aanvoerder ervan een som geld geschonken opdat de troepen daar niet langer zouden blijven (147), De kategorie weerspannigheid tegenover het gezag valt vaak samen met andere vormen van delikten. Dit gaat op voor 22 van de S82 delikten. Daaronder tellen we 13 typische plattelandsdelikten zoals oneigenlijk gebruik van eigendom en eenmaal een geval van verboden jacht, 6 geweldsdelikten, 1 verkrachting en 2 diefstallen. In drie van die 22 gevallen uitte de beschuldigde zijn afkeer voor de gezagsdragers op een zeer doelgerichte manier (bijvoorbeeld door naar hun huis te gaan en in de schepenvergadering binnen te vallen); telkens had hij nog meerdere bijkomende delikten gepleegd (148). Bij openbare trouw, belastingsmisdrijf en militaire misdrijven vonden we daarentegen weinig bijkomende delikten terug. (145) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3548, (146) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2216, (147) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2176, (148) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2375, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 991/3 en 1015/6, ----------------------- Page 159----------------------- —-128- Van de 58 beschuldigden waren er slechts twee van het vrouwelijk geslacht (= 3,44%), Eén vrouw trad daarbij volledig eigenmachtig op. Er komen maar 6 niet-inwoners voor. Van 19 beschuldigden kennen we het beroep (= 32, 75%) C149), De aard van het delikt stemt overeen met de specifieke beroepsgegevens: belastingsmisdrijven werden hoofdzakelijk gepleegd door personen die hoge funktie's bekleedden ("tiendenaar", vorster, gewezen burgemeester en schepen). Daarmee beweren we niet dat de gewone dorpeling geen belastingsmisdrijven beging. Hij deed dit vermoedelijk op een kleinschalig niveau (belastingsontduiking), hoewel we dit niet met zekerheid kunnen stellen. Dit aspekt valt immers buiten het bestek van onze studie (150). (149) Brecht: 2 knechten, 2 schaapherders en 1 schepen, Loenhout: 2 wevers, 4 schaapherders, 2 pachters, 1 “collecteur", |l “tiendenaar", 1 vorster, | koopman, 1 gewezen burgeneester en | herbergier, (150) SHARPE, 'DCrimee anld inguin aan Enssexc Payris h', p, 108; hij onderkent in zijn studie een vorm van 'witteboordkriminaliteit', ----------------------- Page 160----------------------- -129- III.D.) De politionele delikten Uit deze kategorie delikten blijkt dat op dit dorpsniveau de gezagsdragers wel degelijk de bepalingen van hogerhand uitvoerden en toezicht hielden op de morele gedragingen van de dorpelingen. Gedrag dat zowel voor de kerkelijke als wereldlijke overheid niet door de beugel kon, werd daarbij bestraft. Deze strijd tegen allerlei aspekten van de 'volkskultuur' was niet nieuw; de geestelijkheid ging er sporadisch tegenin sinds de begindagen van het christendom, maar vanaf het einde van de 16de eeuw zagen zowel de geestelijke gezagsdragers als de wereldlijke overheid dat ze, ondanks hun uiteenlopende belangen, gebaat waren met een strakkere disciplinering van de volksklassen. De geestelijkheid steunde de sociale politiek van de overheid en de overheid hechtte haar goedkeuring aan de pogingen van de kerk om een sterk systeem op parochiale basis uit te bouwen (151). Vooral voor Loenhout vinden we sporen terug van dergelijke akties, die zelfs voor de 18de eeuw in absolute en vooral relatieve cijfers toenamen (tabel 28). Echte verklaringen voor deze plotse toename bij het begin van de 18de eeuw zijn er niet. Mogelijk was het een louter persoonlijke aktie van de schout. Ook de ligging van Loenhout tegen de noordelijke grens kan een rol gespeeld hebben. Dit argument werd meer bepaald in een processtuk omtrent het eerbiedigen van de processievoorschriften aangehaald; (151) SOLY, Op vrije voeten, pp, 63-66, ----------------------- Page 161----------------------- -130- “...alles tot publijcque gespraecke ende groot schandael vande andere ghemeijntenaeren ende d'omliggende dorpen principalyck bij die vande guisen {..) ende ketters daer dese parochie seer nae bij gelegen is (,.) ende waer door oock ghekrenckt wordt soo de authoritijt {..) vande tijdelijcken heer..." (152). Tabel 28: Overzicht van de politionele delikten, 1600-1799 Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Verboden herbergbe- oek/niet respecte- ren zondagsrust 4 80% Î 50% 2 66,664 6 28,574 Ongeoor loofde bijeenkonsten / / 1 50% / / 10 47,61% Varia Ì 20% 4 / 1 33, 33% 5 23 80% Totaal 5 100% 2 100% 3 100% 21 100% Vier gevallen behandelen het niet onderhouden van het werkverbod op zon- en feestdagen. Het ging hierbij steeds om zeer openlijke inbreuken. Tweemaal reed iemand met paard en kar op en neer door het dorp om turf op te gaan halen. Een persoon voltooide met veel lawaai en timmerwerk zijn schuur en nog een ander kuiste zijn put uit voor zijn huis CLOE) (152) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3508, (153) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2047 en 2200, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1035/21 en 1035/26, ----------------------- Page 162----------------------- „181 Waarschijnlijk kwamen dergelijke inbreuken op de zondagsrust veel frekwenter voor dan we hebben kunnen achterhalen. De dorpelingen, vooral dan de boeren en de landarbeiders, hielden meer rekening met het werk dat moest verricht worden, dan met de kerkelijke voorschriften. Pas in 1751 werd de reglementering realistischer en stond paus Benedictus XIV toe dat op zestien van de dertig feestdagen arbeid mocht worden verricht. Tevens hoopte de kerkelijke overheid dat met deze wijziging het zondig tijdverdrijf in de herberg of elders zou afnemen (154), Herbergbezoek was verboden op zon-en feestdagen tijdens het sermoen, de hoogmis en de vespers. Dit gold eveneens voor het organiseren van danspartijen en spelen. Dit verbod werd opgesteld op de derde provinciale synode van Mechelen. De aartshertogen Albrecht en Isabella gaven het wettelijke kracht door het uitvaardigen van een ordonnantie (155). Zo zaten op O.L.V. Ontvangenis twee mannen tijdens de hoogmis ",..drinken ende clinken ende de ingesetenen van de hoochmisse te houden..." Bovendien maakten ze lawaai gedurende de ganse plechtigheid. De pastoor was verplicht ‘de aanwezige vorster naar buiten de sturen om de herrieschoppers te doen ophouden (156). Herbergbezoek tijdens de misvieringen impliceert niet dat de betrokkenen niet ter kerke gingen. Ze hadden immers keuze tussen de vroeg-en hoogmis om hun zondagsplicht te vervullen. De verstokte herbergbezoekers kozen blijkbaar voor het eerste, want in de meerderheid van de gevallen (wijf maal) gebeurde het herbergbezoek tijdens de langdurige hoogmissen (157). (154) CLOET, ‘Het gelovige volk in de lêde eeuw', p‚ 399, (155) SOLY, 'Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen', pp, 673-674, (156) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 9392/13, (157) CLOET, 'Het gelovige volk in de 18de eeuw', pp, 397-399, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 346), 3462, 3467, 3472 en 3621, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 992/13, ----------------------- Page 163----------------------- =192 Onder de noemer ongeoorloofde bijeenkomsten brachten we bruiloften en andere feesten samen, waar "kwanselbier" werd geschonken en waar zowel gehuwde als ongehuwde personen en meisjes als jongens aanwezig waren (158). Vanaf de laatste twee decennia van de 17de eeuw reageerde de kerk strenger tegen deze vorm van ontspanning; deze strakkere aanpak duurde voort tijdens de eerste helft van de volgende eeuw (159), In onze bronnen werd er dan ook telkens verwezen naar de Ordonnantie van 10 juli 1711 (160). Jacob Cornelis Claesen had "...eene foye van drije ofte vier tonnen bier...“ gegeven voor zijn buren die zijn stal hielpen bouwen. Tot laat in de avond dronken en dansten ongehuwde jongens en meisjes op de tonen van een “violonsse", De vader van één van de aanwezige jongemannen vond de aanklacht van de schout een aantasting van zijn ouderlijk gezag. Hij was daar aanwezig geweest en had zijn zoon goed in het oog gehouden. Naar zijn mening was er niets onfatsoenlijk voorgevallen. Hij ging tegen de schout in beroep te Antwerpen (161). De schout en zijn aktie tegen ongeoorloofd gedrag kon toch op enige steun genieten van de dorpelingen. Sommige personen waren bereid anderen aan te brengen en te getuigen (162). Volgens de ordonnantie hadden deze 'verklikkers' recht op een derde van de vastgestelde boete (163). (158) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3597, 3598, 3624, 3625, 3632, 3634, 3635, 3638, 3693 en 3694, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1105/1, (159) CLOET, 'Het gelovige volk in de lêde eeuw', p‚ 407, (160) Recueil des ordonnances, 10 juli 1711, (161) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3694, (162) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3638, (163) Recueil des ordonnances, 10 juli 1711, ----------------------- Page 164----------------------- 183 Onder de groep varia plaatsten we onder andere het niet naleven van de processievoorschriften. Deze werden uitgevaardigd op 15 februari 1715 door de bisschop van Antwerpen en werden vervolgens door de Vrouw van Loenhout bekrachtigd, In de meeste parochies werden er jaarlijks minstens drie grote processies gehouden: op sakramentsdag, op het kerkwijdingsfeest (met jaarlijkse kermis) en op het patroonsfeest van de parochie. Deze processies waren gebedsoptochten en moesten in principe in de allergrootste devotie verlopen. Zij werden echter vaak verstoord door trommelaars, hoornblazers en fluitspelers en door het afvuren van salvo's door de schuttersgilden tot in de kerk toe (164). . In Loenhout viel dit dan ook voor; "‚..gedurende de solemnele processie ({,.) ende het omdraghen van het hooghwaardig heilig Sacrament, te doen en te laeten slaeghen hunne trommels (van de "Sinte Sebastiaens gilde") (..) als wanneer ter selven tijde die vande Colveniersgilde (schuttersgilde) oock hebben continuelijck gheschoten en hunne officier gegaen ende gereden met de hoedt op het hooft..." 165). Ten tijde van de Bourgondische hertogen werden de (kruis-) boogschuttersgilden gestimuleerd met de bedoeling de jongemannen een militaire vorming mee te geven. Nog tijdens de regering van de Aartshertogen kenden deze gilden nog een grote uitbreiding (166). Met de ordonnanties van 10 juli 1711 en van 8 juli 1754 werd echter verboden dat jongemannen nog lid mochten zijn of door de gilden werden toegelaten. (164) CLOET, 'Het gelovige volk in de lêde eeuw’, p‚ 403, (165) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3508, (166) MUCHENBLED, La violence au village, p‚ 290, ----------------------- Page 165----------------------- -134- Ondanks dit verbod deed Franchois Van Meir toch mee aan de jaarlijkse wedstrijd. Als hij "de papegaeye oft koninckx vogel" afschoot, zou hij immers de koning van de gilden voor één jaar worden (167). Het enige geval van blasfemie dat we terugvonden, hebben we bij deze kategorie delikten ingedeeld. Jan Meewssen had het lef om in de kerk met het beeld van Sint-Sebastiaan te spotten en om de martelaren en de kerk belachelijk te maken. Als straf moest hij naar de eerstvolgende hoogmis komen “,.,.blootshoofts bervoets met twee wasschen keersen, elk van twee pond...” (168), Slechts drie politionele delikten houden geen verband met de in dit hoofdstuk reeds vermelde delikten: het roken van een pijp tussen twee huizen (brandgevaar); een chirurgijn die een gewonde heeft verzorgd, maar dit niet aan de schout meldde en een vader die zijn verdronken kind had begraven zonder het lijkje aan de schout te laten zien (169). Hoewel we niet altijd precies zijn ingelicht over de burgerlijke staat van de beschuldigden, lijkt het ons toch duidelijk dat bij deze soort delikten vooral de ongehuwde jongens en meisjes werden geviseerd. We kunnen dit met zekerheid zeggen voor de processen waar de schout tegen de gemengde bijeenkomsten optrad. Voor de overige delikten hebben we de burgerlijke staat vrijwel niet kunnen nagaan (170), (167) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3721 en 3722, (168) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 992/2, (169) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3539, 3590 en 2127, (170) Van de 13 beschuldigden voor ongeoorloofde bijeenkomsten zijn er 9 ongehuwd (63,23%), 1 gehuwd en 3 met niet gekende burgerlijke staat, Op het totaal van 33 beschuldigden zijn er 10 ongehuwd (30,30%), 4 gehuwd (12,12%) en 19 met niet gekende burgerlijke staat (57,57%), ----------------------- Page 166----------------------- -135- Slechts van 2 op de 38 beschuldigden (= 6,66%) kennen we het beroep (een chirurgijn en een herbergier). Daaruit kunnen we natuurlijk geen konklusies trekken. Van de 33 beschuldigden waren er vier van het vrouwelijk geslacht (= 12,12%), alle vier beschuldigd voor het aanwezig zijn op gemengde bijeenkomsten. Tot slot waren alle beschuldigden uit de jurisdiktie van Brecht of Loenhout afkomstig. ----------------------- Page 167----------------------- —-136- III,E.) De seksuele en morele delikten Dit hoofdstuk behandelt vooral morele delikten, op drie gevallen van verkrachting na (tabel 29). Vooral voor de tweede helft van de 17de eeuw noteerden we hoge cijfers zowel in absolute als relatieve zin. Voor we nu deze cijfers verder interpreteren, is het van belang te vermelden dat de wereldlijke rechters zich bijna nooit met zulke gevallen bezighielden, tenzij ze een publiek schandaal veroorzaakten of het geestelijk optreden haar effekt miste (171), Toch stipt M. Cloet ook aan dat de onwettige vruchtbaarheid veel hoger lag in de 17de eeuw dan in de 18de eeuw en dat dit percentage slechts vanaf 1775-1780 weer toenam. Hoewel dit slechts een deelaspekt is, menen we: toch dat deze bemerking een indikatieve waarde heeft. Verklaringen moeten gezocht worden in het samenspel van religieuze, kulturele en sociaal-ekonomische faktoren (172), Ook de hogere huwelijksleeftijd en de verslechterde ekonomische omstandigheden in de 17de eeuw waren medebepalend. Bijgevolg was het moeilijk voor de jonge volwassenen om geduld te blijven uitoefenen, met een mogelijk levenslang celibatair leven in het vooruitzicht. Er werden slechts drie gevallen van verkrachting gerapporteerd. Ze vielen alle voor in Brecht in de 17de eeuw. Ook andere studies vermelden de lage frekwentie van dit delikt (173). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat (171) POULLET, Histoire du droit pénal, p‚ 432, (172) CLOET, ‘et gelovige volk in de 18de eeuw’, p, 408, (173) GEGOT, ‘Etude par sondage de Ja criminalité dans le baillage de Falaise', p. 138, NUCHEMBLED, La violence au village, p‚, 322, ----------------------- Page 168----------------------- -137- Tabel 29: Overzicht van de seksuele en norele delikten, 1600-1799 Brecht Loenhout 1600-1699 1700-1799 1600-1699 1700-1799 Concubinaat 4 50% / / 2 20% Î 100% Overspel EK 12,504 1 100% B 80% / / Verkrachting 3 37,50% 41 1 / / Totaal 8 100% 100% 10 100% 100% de getuigenis van het slachtoffer in de meeste gevallen de enige bewijslast was (tenzij er ooggetuigen waren). Bijgevolg moest zij een onbesproken reputatie hebben, anders was de kans groot dat haar klacht niet au sérieux genomen werd. Eveneens kon haar levenswandel dan door de beschuldigde in zijn voordeel worden uitgelegd (174). We weten met zekerheid dat in twee van de drie gevallen van verkrachting dader en slachtoffer elkaar kenden. Intimidatie van de zijde van de beschuldigde is ook niet uitgesloten in zulke kwesties; het slachtoffer durfde dan geen klacht neerleggen. Tenslotte is het goed mogelijk dat het gezinshoofd, in plaats van een gerechtszaak aan te spannen, een persoonlijke wraakaktie ondernam tegen de beschuldigde om zo de geschonden eer te herstellen. Anderzijds kon hij met de aanrander een overeenkomst bereiken en zo een schadevergoeding afdwingen (175), Niettegenstaande deze bemerkingen werd verkrachting als een zwaar vergrijp aanzien. De beschuldigde kreeg de doodstraf of werd levenslang verbannen indien hij voortvluchtig was. (174) CHANPIN, 'Lca rimdiansn le abailllagie dt'Aleéngon ', p‚74, (175) MUCHENBLED, Lva ioleaun vcilleag e, p‚, 323, ----------------------- Page 169----------------------- -138- Magdalena, een veertienjarige dienstmeid, kwam vroeger terug van de heide dan verwacht, want onderweg liep ze Adriaen Jan Aes, een gehuwd man, tegen het lijf. Hij viel haar lastig en verkrachtte haar met geweld. Thuisgekomen werd ze eerst door haar meester ondervraagd: hij wilde het precieze verhaal weten, maar diende niet meteen klacht in. Vijf dagen later kwam Adriaen naar het woonhuis om Magdalena met een stok af te ranselen, zodat ze zeker met geen woord zou reppen van het voorval, vooral niet tegen zijn vrouw. De klacht werd blijkbaar pas na deze gebeurtenis neergelegd, maar de beschuldigde was ondertussen voortvluchtig geworden C176). Weduwe Christina Bocht kon wel dadelijk haar verkrachter aanklagen. De aanrander, een molenaar, had zijn molen afgesloten, hield haar met geweld binnen en verkrachtte haar. Direkt daarna diende ze klacht in (177). Vooral ‘seksuele afwijkingen! zoals samenwonen, voorhuwelijkse geslachtsgemeenschap en overspel worden in deze kategorie vervolgd. Het duidelijkste bewijs voor buitenechtelijke relaties was de zwangerschap en de geboorte van een kind, Bij alle zeven gevallen van concubinaat werden er kinderen geboren, bij overspel slechts drie (33%). Bij zes van de tien gevallen van overspel hebben we de relatie tussen 'slachtoffer' en 'beschuldigde' niet kunnen nagaan. Voor concubinaat beschikken we over de volledige gegevens. Bij de overige vier gevallen van overspel en bij drie gevallen van concubinaat ging het om een meid- meesterverhouding ( 7 op 17 gevallen; is 41,17%). ‚Â., Brecht, procesnr, 1069/20, ‚A., Brecht, procesnr, 991/1, ----------------------- Page 170----------------------- -159- Dienstmeiden waren meestal arm en afhankelijk van hun werkgevers. Werden ze door hun meester gedwongen om op zijn avances in te gaan, met het risico bij een weigering op straat gezet te worden 7 Of leefden ze met hun meester samen als man en vrouw in de hoop op een later huwelijk en op een verbetering van hun positie ? (178). De meeste dienstmeiden waren ongehuwd; we hebben slechts één vrouw gevonden die met een soldaat was gehuwd. Hij was al twee jaar niet meer komen opdagen met het gevolg dat zij in overspel was beginnen leven met haar meester (179), Hoe reageerden de meesters nu op de verklaringen van hun dienstmeid dat het kind door hen was verwekt 7 We vonden slechts twee reakties terug, en dan nog van uiteenlopende aard. Een getrouwd meester, die ervan verdacht werd bij zijn meid een kind te hebben verwekt, ontkende dit ten stelligste. Hij voerde aan dat hij wel wist dat de vrouw geloofd werd wanneer zij onder eed bevestigde dat het zijn kind was. Hij beweerde echter dat hij haar nooit heeft aangeraakt en dat zij wel met iemand anders aan de scharrel was (180). Jan Gabriel Hoefkens daarentegen leefde met zijn meid in zijn huis als man en vrouw. Hij verwekte bij haar een kind. Om te ontsnappen aan de kerkelijke rechtspraak, bekende hij schuld bij de schout. Bovendien betaalde hij de kosten van de bevalling ".‚.ende haer over haere defloratie is veraccordeert...". Wat deze overeenkomst juist inhield, hebben we niet uit de bronnen kunnen afleiden (181). (178) MARGOT, ' vp. 217, (179) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2045, (180) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1055/26, (181) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1075/9, ----------------------- Page 171----------------------- —-140- Een knecht verwekte een kind bij een (jonge) weduwe. Deze weduwe was al een paar keer door de vorster benaderd met het verzoek zo snel mogelijk te verhuizen, daar zij toch niet afkomstig was van Loenhout. Ze had daar nooit enig gevolg aan gegeven en volhardde in haar relatie met de knecht (182). Voor een geval van concubinaat werd een zware straf geëist. Bovendien werd deze zaak ter advies voorgelegd aan een kerkelijke rechtbank. Het betreft een jongeman die bij zijn eigen nicht een kind had verwekt; het ging hier dus om bloedschande (183), Of de voorhuwelijkse betrekkingen later gewettigd werden in de vorm van een huwelijk, hebben we bijna nooit kunnen achterhalen. Ons is slechts één geval bekend waarbij een meisje reeds zwanger was vóór haar huwelijksdatum. Het paar had wel al trouwplannen; ze waren immers al bij de pastoor te rade gegaan om een vroegere verloving van het meisje ongedaan te maken (184). De 18 beschuldigden zijn ongeveer allemaal van het mannelijk geslacht. Slechts één vrouw werd vervolgd omdat ze tweemaal geslachtsgemeenschap met een man zou hebben gehad (185). Hoewel de vrouw theoretisch gezien eveneens zware straffen kon oplopen voor overspel, werd de man toch zeer vaak bestraft (186). (182) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3509, (183) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1999, (184) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 1977, (185) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3797, (186) MUCHENBLED, La violence au village, p‚ 328, ----------------------- Page 172----------------------- =i4l— Dankzij de omschrijving van het delikt Cconcubinaat- overspel) zijn we goed ingelicht over de burgerlijke staat van de beschuldigde. In slechts één geval is deze niet nader bepaald. Zeven beschuldigden waren gehuwd, de tien overige waren ofwel zeker ongehuwd (6 maal), ofwel weduwnaar of niet gehuwd (4 maal). Van deze laatste groep was de precieze burgerlijke staat niet af te leiden, maar ze waren alleszins KEES | Bald Over het beroep zijn we slechter ingelicht; slechts voor drie op de 18 beschuldigden wordt het vermeld (187). Alle beschuldigden zijn op het moment van het proces inwoners en dit geldt ook voor de 'slachtoffers', ‘De slachtoffers' zijn op één persoon na allemaal vrouwen; eenmaal werd immers een vrouw voor overspel gedaagd. Voor 15 van de 18 'slachtoffers' hebben we gegevens over hun burgerlijke staat op het moment van het proces. Elf vrouwen waren ongehuwd en twee waren weduwe, Opvallend is dat er meer gehuwde mannen bij deze delikten betrokken waren dan gehuwde vrouwen. Slechts één vrouw was gehuwd, hoewel ze feitelijk gescheiden leefde. Haar man was immers soldaat ‘zie hoger). Ze ontving blijkbaar van hem geen enkele vorm van steun zodat ze haar brood als dienstmeid moest verdienen. Begingen de gehuwde vrouwen minder vlug overspel, omdat ze afhankelijk waren van hun echtgenoot, zeker uit ekonomisch standpunt gezien ? Of konden ze hun escapades beter geheim houden voor de buitenwereld ? Of werden hun zijsprongetjes binnen het huishouden geregeld (188) 7 (187) namelijk 2 knechten en } mulder, (188) CASTAN, 'La criminalité familiale dans le ressort du Parlement de Toulouse’, p. 93 en 95, ----------------------- Page 173----------------------- -142- III.F.) Besluit In dit besluit laten we de krachtlijnen van de voorgaande bespreking van de diverse delikten nog eens goed uit de verf komen. De vermogensdelikten kennen in absolute cijfers een sterke terugval, maar verhoudingsgewijs blijven ze stabiel voor Loenhout en nemen ze slechts met één vierde af voor Brecht. Toch kunnen we binnen deze kategorie wel enkele belangrijke verschuivingen noteren. De gewone diefstallen waren al in de 17de eeuw relatief laag in aantal en kenden een nog sterkere terugval in de 18de eeuw. We menen dan ook dat binnen deze kategorie vooral subjektieve elementen, zoals de de waarde van de gestolen goederen, de persoon die de diefstal pleegde, de relatie tussen slachtoffer en beschuldigde,..., een rol speelden bij het al dan niet aanspannen van een gerechtelijke aktie en gedeeltelijk bepaalden of het slachtoffer de zaak op eigen houtje afhandelde (189). Bij deze diefstallen leek de voorkeur van de dorpelingen uit te gaan naar voedselwaren. Meestal ging het om gelegenheidsdiefstallen, waarbij de dader de gestolen waar bij zijn eigen voorraad legde zodat de kans op herkenning bijzonder klein was. Het stelen van geld en gebruiksvoorwerpen viel wel sneller op. Bij dergelijke diefstallen waren deze personen vermoedelijk niet afkomstig van het dorp zelf ofwel kenden ze manieren om het gestolen goed zo snel mogelijk weg te werken (bijvoorbeeld via kontaktpersonen). Ve kunnen daar echter geen uitsluitsel over geven. (189) LANGBEIN, 'Albion's Fatal Flavs', pp, 102-103, ----------------------- Page 174----------------------- -143- Ook binnen de plattelandsdelikten die in verhouding toenemen, stellen we enkele verschuivingen vast. Hout- en turfdiefstallen verdwenen volledig in de 18de eeuw, terwijl de schendingen van het jachtrecht veelvuldiger voor de schepenbank kwamen. Hiervoor kunnen we geen bevredigende verklaring geven, Het zou echter te simplistisch zijn om te beweren dat deze vormen van diefstal niet meer opdoken in de 18de eeuw. O. Hufton stipt hierbij aan dat het volledig verdwijnen van een bepaald delikt niet wil zeggen dat het in werkelijkheid niet meer plaatsvond, maar dat het goed mogelijk is dat de heerlijke justitie dit delikt niet meer vervolgde omdat de kosten te hoog opliepen en de boete te klein was om die te kompenseren (190). In de 18de eeuw zou de toename van de delikten tegen verboden jacht dus gedeeltelijk kunnen worden verklaard door een verhoogde kontrole. Beschadiging van eigendom verdwijnt voor Loenhout in de 18de eeuw, maar neemt voor Brecht in absolute cijfers toe; voor het gebruik van andermans eigendom is het omgekeerde het geval. Bij deze laatste kategorie verschilde, naar onze mening, de aanleiding tot deze delikten niet veel van deze bij geweldsdelikten, namelijk een uit de hand gelopen burentwist, Ve zijn echter te weinig ingelicht over de materiële konditie van de beschuldigde om dit met zekerheid te kunnen stellen. Geweldsdelikten schommelen gedurende de ganse periode om en rond de 30%, Voor Brecht konstateren we een procentuele toename in de 18de eeuw, voor Loenhout een afname. We stellen weinig verschuivingen vast binnen deze kategorie, tenzij dat beledigingen en bedreigingen niet meer voorkwamen in de 18de eeuw; hun frekwentie was overigens in de 17de (190) HUFTON, 'Le paysan et la loi en France', p, 682, ----------------------- Page 175----------------------- —-144- eeuw al zeer laag. We noteerden veertien gevallen van moord en doodslag gedurende de ganse periode voor beide dorpen. Dit betekent dat ruwweg 10% van de geweldsdelikten fataal afliepen. Toch lijken ons deze doodslagen slechts uit de hand gelopen geweldsdelikten te zijn waarbij de aanvaller niet echt de bedoeling had zijn slachtoffer te doden. We vonden dan ook maar één geval terug waar er sprake kan zijn van moord met voorbedachte rade. Toch werd bij de aanklacht niet zozeer met de intentie rekening gehouden, dan wel met de afloop (191). Maar ook bij de gewone geweldsdelikten kon het slachtoffer ernstige verwondingen oplopen en zelfs voor de rest van zijn leven verminkt blijven (bijvoorbeeld oog verloren, hand verlamd), Immers, in de meeste gevallen was de aanvaller voorzien van een of ander voorwerp: (mes, houten stok, werktuigen, voorwerpen die binnen handbereik lagen zoals een pint, een stoel,...). Ook alcohol zal wel zijn invloed hebben gehad. We weten dat meer dan de helft van de geweldsdelikten met enige plaatsaanduiding binnenshuis voorvielen: in de herberg (aandeel neemt toe in de 18de eeuw), bij samenkomsten (feesten, kermissen, bruiloften,...) of bij het verlaten ervan. Beginnende konflikten konden als gevolg van overmatig drankgebruik aardig uit de hand lopen. Bovendien was de herberg de verzamelplaats bij uitstek van de dorpsgemeenschap; iedereen kon m.a.w. betrokken worden bij konflikten, Het aandeel van de jonge mannen was hierbij wel zeer aanzienlijk. Bovendien vochten zij regelmatig in groepsverband, wat bij gehuwde personen niet voorkwam. (191) DUPONT-BOUCHAT, 'Crininalité et nentalités à Nivelles', p‚, 116, ----------------------- Page 176----------------------- =145- De slachtoffers van geweldsdelikten waren van uiteenlopend allooi. Het is opmerkelijk dat er geregeld tegen de ‘notabelen' gewelddadig werd opgetreden. Dit blijkt ook uit de delikten tegen de openbare orde, waar vooral weerspannigheid (al of niet met gebruik van fysiek geweld), negeren van gerechtelijke akties en beledigingen tegenover gezagsdragers de hoofdmoot uitmaken, Verder vinden we binnen deze kategorie nog een vijftal personen terug die een naam of een titel misbruikten, vier belastingsdelikten, gepleegd door personen die belast waren met de inning, en één 'militair' delikt, Uit de kategorie politionele delikten leiden we af dat de gezagsdragers wel degelijk de gedragingen van de dorpelingen in het oog hielden. Alleen de intensiteit fluctueerde sterk: voor Loenhout stelden we een piek vast voor de 18de eeuw, die vooral werd veroorzaakt door een scherper toezicht op ongeoorloofde bijeenkomsten van ongehuwde jongens en meisjes. Vooral tijdens de twee laatste decennia van de 17de eeuw en het begin van de 18de eeuw werd daar tegen gereageerd. Vermoedelijk lag het eigen initiatief van de aanklager, die deze 'losbandigheid' niet dulde, vlakbij de grens met de 'ketters', aan de basis van deze toename. Voorts werd er gereageerd tegen het niet naleven van de zondagsrust; het ging hier steeds om zeer openlijke inbreuken: herbergbezoek tijdens de kerkdienst, het niet naleven van processievoorschriften,... Slechts drie politionele delikten houden geen verband met de voorgaande bemerkingen. Seksuele en morele delikten liggen in zeker opzicht in het verlengde van de politionele delikten; immers, slechts drie werkelijke seksuele delikten werden bestraft, de overige waren gericht tegen samenwonen, voorhuwelijkse ----------------------- Page 177----------------------- —-146- geslachtsgemeenschap en overspel. Deze gevallen werden vooral in de 17de eeuw vervolgd. Dit fenomeen is niet gemakkelijk te verklaren; zowel met religieuze, kulturele als sociaal-ekonomische faktoren moet hierbij rekening gehouden worden. De verhoogde huwelijksleeftijd omwille van de slechtere ekonomische omstandigheden speelde waarschijnlijk mee. Waar we de relatie tussen de man en vrouw nader konden bepalen, bleek het ‘in hoofdzaak te gaan om een meid-meester-verhouding; de meid woonde immers bij de meester in, er was bijgevolg voldoende gelegenheid toe en bovendien stond zij in een zwakkere positie. Ook de hoop op een eerbaar huwelijk en een verbetering van haar maatschappelijke positie als vrouw des huizes zal wel invloed hebben gehad. Of deze huwelijkswens werd vervuld, hebben we niet kunnen afleiden. Slechts eenmaal werd later een huwelijk voltrokken, doch het betreft hier een paar dat zich reeds voordien verloofd had. Vermoedelijk werd er wel een (financiële) overeenkomst gesloten met de vrouw in kwestie om in het levensonderhoud van het verwekte kind te voorzien. Bij het merendeel van deze delikten waren zowel slachtoffers als beschuldigden inwoners van dezelfde heerlijkheid. De meest logische verklaring is de afgelegen ligging van en het gebrekkig wegennet naar deze twee dorpen. De meeste delikten vielen voor binnen de dorpsgemeenschap, maar het komt ook zeer zelden voor dat een beschuldigde meerdere delikten op zijn kerfstok heeft, tenzij het ene delikt voortvloeide uit het andere. De kombinatie van gewelds- en vermogensdelikt is dan ook zeer uitzonderlijk. Het overgrote deel van de beschuldigden was van het mannelijk geslacht; vrouwen liepen verhoudingsgewijs meer kans het slachtoffer te worden ( in de eerste plaats bij seksuele en morele delikten, maar ook bij geweld- en vermogensdelikten), dan dat ze zelf delikten pleegden. De lage vrouwelijke kriminaliteit kan vooral verklaard worden ----------------------- Page 178----------------------- -147- door het feit dat de man als gezinshoofd het meest naar buiten toe handelde; de vrouw kon haar man evenwel steunen in zijn akties of ze was op zijn minst op de hoogte. Deze sterke echtelijke band kan evenwel worden uitgebreid tot een levendig familiegevoel. We troffen immers meermaal gevallen aan waarbij het ganse gezin een lid van de familie in bescherming nam (bijvoorbeeld om zijn arrestatie te beletten) of een gezinslid de zaakjes voor een ander opknapte. Een zelfde verbondenheid vinden we terug bij de meester-knecht verhouding op enkele dissonante geluiden na. Ve hebben echter geen nauwe banden met de overig dorpsbewoners (bijvoorbeeld buren) aangetroffen (192), Alle gebreken van het bronnenmateriaal en vertekeningen als gevolg van ontbrekende gegevens in acht genomen, is het onze overtuiging dat de fluktuaties in de kriminaliteit eerder te wijten zijn aan een gewijzigd vervolgingsbeleid dan aan een verandering van het reële kriminele gedrag (193). In bepaalde periodes komen sommige delikten sterk geconcentreerd voor (bijvoorbeeld hout- en turfdiefstallen, morele en politionele delikten); in andere periodes zijn ze dan weer niet meer terug te vinden. Wanneer we nu nog rekening houden met het 'dark number' en de diverse alternatieve wegen om konflikten buiten de schepenbank op te lossen, kunnen we besluiten dat de delikten die in onze studie voorkomen slechts een fraktie (hoeveel 2) waren van wat er in werkelijkheid is voorgevallen. (192) CASTAN, 'Mentalités rurale ef urbaine', pp, 140-142, (193) SPIERENBURG, 'Criminele geschiedenis — een literatuuroverzicht', p‚ 258, ----------------------- Page 179----------------------- +48 HOOFDSTUK IV: DE BESTRAFFING “In fact it is impossible to discuss crime during the early modern period without discussing punishment, because as sir Thomas More realised, they were two sides of the same problem. Nobody ever imagined that all criminals might be caught and punished, but the existence of punishment could at least make claer the seriousness of crime...“ C1). Hoger vermeldden we reeds de lage bestraffingsgraad: op een totaal van 426 werden er slechts 160 bestraft (= 357,55%). Dit is een zeer klein percentage van delikten waarover een eindvonnis werd geveld, zeker als we dit cijfer vergelijken met de resultaten van M. Weisser voor de Spaanse regio Montes de Toledo (1592-1690). Voor 90% van de delikten in het door hem onderzochte gebied werd een eindvonnis uitgesproken (2), Ook A.M. Roets vindt een dergelijke hoge repressiegraad terug voor Gent in het begin van de 17de eeuw, namelijk 89%. Maar in de eerste helft van de 18de eeuw werden slechts iets meer dan de helft van de misdaden bestraft (3). A. Margot daarentegen, schetst een totaal ander beeld: van de 704 processen die hij doornam voor de jaren 1695-1750, werden er slechts 116 afgesloten met een vonnis ( 16, 4%) 4), (1) WEISSER, Crime and Punishment in Early Modern Europe, p‚, 22, (2) WEISSER, ‘Crime and Punishment in Early Modern Spain', p‚ 95, (3) ROETS, Budessen, dieften ende andere crimen, p‚, 55, (4) MARGOT, 'La criminalité dans le baillage de Maners', p‚, 221 ----------------------- Page 180----------------------- -149- Van de 44 processen in B. Boutelet's studie die de periode 1587-1646 omvat, werden er slechts 12 met een laatste vonnis afgesloten (= 27,27%) (5). Uit deze lage bestraffingsgraad blijkt de inefficiënte werking van het juridisch apparaat op dit lage niveau. Toch kunnen we deze stelling beter nuanceren: de vonnissen werden immers genoteerd in vonnisboeken, die we niet volledig hebben teruggevonden. Bovendien is dan een verder onderzoek vereist naar het belang van de hogere en speciale rechtbanken waarnaar mogelijk gevallen werden doorgestuurd, omdat de materie te kompleks was, de zaak een specifieke aangelegenheid was voor die rechtbank, enz... Bovendien is het zeer goed mogelijk dat een aantal beschuldigden werden vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen of wegens de ongegrondheid van de aanklacht, zonder dat dit expliciet werd vermeld in de processen (6), Wanneer we nu tabel 30 bekijken, bemerken we meteen dat de geldboetes het meest gehanteerde bestraffingsmiddel zijn, De tweede belangrijkste kategorie is verbanning. Lijfstraffen en andere vormen van bestraffing zijn vrijwel onbestaande. Een mogelijke verklaring zou zijn dat in een plattelandsgemeente problemen op een meer persoonlijke manier werden benaderd. De bevolking is er door de band genomen meer homogeen en er wordt meer belang gehecht aan familiebanden dan in de stedelijke centra. Bovendien kan de (5) BOUTELET, ' ininali i =de" , pp. 240-242, (6) MER, 'La criminelle procédure au XVIlle siècle', p‚, 17 CASTAN, Justice répression et en Languedoc, pp. 272-273, Voor Corsica: 463 beschuldigden tussen 1769 en 1777; van 21,1% werd de vervolging … Onderbroken; 126 werden vrijgesproken in eerste instantie, ----------------------- Page 181----------------------- 150 Tabel 30; Overzicht van de bestraffing van de diverse delikten, 1600-1799 à B C D E F G 1 6 465% / 2 66,66% / / 11 23 29,11 3 30,0% re: 5 38464 IX 100% 7 1 1 100% 7 7 35 44,3% 43 41,74 HI 77 IR Ik 1 17 17 14 17,7% 16 15,53 Iv 2 15,38 / 1 17 17 17 3 3, 5 4,85 ij 177 17 KV 3 100% 4 5,06% B 7,76% VI 13 100% _ 1% 100% _ 3% 1004 1 100% 3 1004 79 100% _ 103% 1004 B) Brecht 1700-1799 TA TBO CT D E F 6 1 B 47,0% / 1 BR 100% 1 100% 4 4 12 66,66% 28 57,14 n TANK 41 1 17 1% 100% 5 27,7% 15 30,61 11 FT OTE Ik 7 11 Ik 11 3 6,124 WO BBE O7 17 17 17 1 5,55% 2 4,08% vO EBB JI 17 17 17 17 1 2,044 vi 17 100% 44 54 1004 1 100% _ 1 100% 18 100% _ 49% 100% Legende X = het vonnis onvat meerdere delikten XX = religieuze en onbepaalde delikten zijn hier niet bijgerekend A = Geldboete E = Andere bestraffingen B = Doodstraf F = Niet-bestrafte delikten C = Verbanning G = Totaal D = Vrijspraak Ì = Geweldsdelikten IV = Politionele delikten II = Vernogensdelikten V = Seksuele delikten III = Delikten tegen de openbare orde VI = Totaal ----------------------- Page 182----------------------- =151= A B C D E F 6 ] 17 472 O4 43 80% 11 It 16,66% 31 27,43% 56 324 IT l4k 38,88 1 100% 1 20% 2 '66,664 2% 33334 57 50,44% 79 45,14 IH O2 O4 Ik Ik 7 3 50% 18 15,9% 27 15,42 wo 2 5,55% 1/1 17 1 0,88% 3 1,74 v 2 555 O/T 11 1 3334 7 / 6 5,30% 10 5,71% vi 36% 100% 1 100% 5% 100% 3% 100% 6% 100% 113. 100% _ 175%% 1004 D) Loenhout, 1700-1799 a BT D E F 6 Ï 2 BEM / 1 1 50% 1 25% 1 100% 12 25% 17 19,3% HI MK 13,04 41 50% 2 50% 11 28 58334 38 43,16% Ii 44 OO 17 17 17 5 10,4% 1 12,504 Iv 173 7,914 4 1 1254 OO 2 416% 21 23,86% v 17 1 171 17 T 2,08% 1 1,1% VI 23% 100% 4 1 2 100% _ 4 100% 1 100% _ 48 100% _ 883% 100% Legende X = het vonnis omvat meerdere delikten XX = religieuze en onbepaalde delikten zijn hier niet bijgerekend A = Geldboete . E = Andere bestraffingen B = Doodstraf F = Niet-bestrafte delikten C = Verbanning 6 = Totaal D = Vrijspraak Il = Geweldsdelikten IV = Politionele delikten II = Vermogensdelikten V = Seksuele delikten II] = Delikten tegen de openbare orde VI = Totaal ----------------------- Page 183----------------------- 152 werking van het gerecht spanningen veroorzaken ín een kleine dorpsgemeenschap, zeker wanneer er straffen worden uitgesproken die niet getolereerd worden (bijvoorbeeld gevangenisstraf in voorarrest en ophanging voor stroperij) CL, Verbanning kon zowel voor altijd als voor een bepaalde termijn zijn. De schepenbank kon, normaal gezien, slechts de ban uitspreken over personen uit hun eigen ressort. Het was echter ook mogelijk de ban te doen gelden voor gans Brabant, mits de toestemming van de Raad van Brabant. Konfiskatie van goederen is het natuurlijke gevolg van de verbanning, hoewel dit uitdrukkelijk erbij moest worden vermeld. Wanneer een ban werd uitgesproken, moest er in principe steeds bij worden vermeld welke straf de veroordeelde opliep in geval van banbreuk (8), In negen van de vijftien gevallen wordt er in min of meer bedekte termen op gezinspeeld: “op pene (straf) vande doodt" (5x), onthoofding (2x) of galg (2x), Ook werden praktisch alle personen levenslang verbannen, uitgezonderd een beschuldigde die verbannen werd voor een periode van 25 jaar omdat hij in iemand zijn aangezicht had gekerfd (9). Verbanning is een zware bestraffing. De financiële gevolgen bij de inbeslagneming van goederen wogen zwaar voor de eventueel achtergebleven vrouw en kinderen. Maar vooral (7) WEISSER, Arsa ans Euniaatert in Early deden Saan’, pp. 95-96, INGRAM, ‘Communities and Courts', pp, 116-117, (8) POULLET, CEC Tr pp, 393-400, (9) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3818, ----------------------- Page 184----------------------- 1538 moest de beschuldigde zijn vertrouwde omgeving verlaten -— al was het maar de heerlijkheid —- en de steun van familie en kennissen missen. Als vreemdeling zou hij overal met wantrouwen worden bekeken. Bovendien ging hij een onzekere toekomst tegemoet (10). Deze straf werd bijgevolg enkel uitgesproken bij zware misdrijven zoals doodslag (acht maal gevonnist). Gedurende de 18de eeuw werd verbanning mogelijk ook uitgesproken voor 'lichtere' geweldsdelikten, zonder dodelijke afloop, terwijl dit voor de 17de eeuw nooit voorkwam (11). Mogelijk was het slachtoffer overleden en ontbreekt de informatie, doch we menen dat dit een indikatie kan zijn voor een strenger optreden tegen dergelijke delikten Verder werd er nog een man die een veertienjarig meisje had verkracht verbannen. Een jongeman die zijn schapen op het eigendom van de heer aan het hoeden was en zeer gewelddadig optrad tegen de vorster en ondervorster, onderging het zelfde lot (12). Bij verbanning kon nog een bijkomende straf worden opgelegd. Een inwoner van Zundert, die 's nachts bij een inwoner van Loenhout had ingebroken, werd "...gebonden (..) aen eenen staeck den welcken sal worden opgericht op een openbaere ende publique plaetse, ende aldaer tot exempe sal blijven staen...“. Vervolgens werd hij verbannen uit het hertogdom (10) WEISSER, Crime and Punishment in Early Modern Europe, p, 63; verbanning werd in kleine dorpen slechts uitgesproken wanneer het welzijn van de gemeenschap werd bedreigd; het ging voornamelijk om armen zonder huis, vagebonden, prostituées, recidivisten en allen die het sociaal evenwicht in gevaar brachten, MARGOT, 'La crininalité dans le baillage de Naners', p‚, 223, VANHEMELRIJCK, Criminaliteit in de annanie van Brussel, pp. 562-563, CIT) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1103/8, 1123/1 en 1152/3, RAA, DGA, Loenhout, procesnr, 3818, (12) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1069/20, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3802, ----------------------- Page 185----------------------- =i54— Brabant op straffe van de galg. Als niet-inwoner van Loenhout zou een gewone verbanning uit de jurisdiktie wellicht geen echte straf zijn (13), Tot slot is het ook zo dat voortvluchtigen bij ernstige misdrijven slechts veroordeeld konden worden tot verbanning. Dit geeft ons meteen een mogelijke verklaring voor het groot aandeel dat deze vorm van bestraffing inneemt. De doodstraf kon door de schepenbanken worden uitgesproken, maar kon door hen niet worden uitgevoerd (14). Voor de ganse periode hebben we er slechts twee teruggevonden. Het ging in beide gevallen om diefstal. Bij één beschuldigde werd de manier waarop ze moest worden uitgevoerd, bepaald, namelijk door ophanging (15), Driemaal vonden we slechts een vage aanduiding van de straf: konfiskatie van goederen en "“"capitale” straf voor diefstal en het plegen van verzet bij de arrestatie (één maal); “verbeurt lijff ende goet" voor verkrachting (twee maal) €15). "Capitale" straffen waren niet alleen die straffen die de veroordeelden van het leven beroofden of een aanzienlijke verminking of bloedvergieten als gevolg hadden, maar ook verbanning en galeistraf. Deze straffen gingen meestal gepaard met een konfiskatie van goederen (17). “Verbeurt lijff ende goet” betekent waarschijnlijk de doodstraf: (13) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3810; Zundert maakte deel uit van de Verenigde Provinciën, (14) POULLET, Histoire du droit pénal, p, 46, (15) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3802, R.A.A., 0D,6,A., Brecht, procesnr, 991/3, (16) R.A.A., 0,6,A, Loenhout, procesnr, 1979, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 991/1 en 992/1, (17) POULLET, Histoire du droit pénal, p. 402, ----------------------- Page 186----------------------- -155- “‚..on admettait en Brabant la maxime: “qui confisque le corps confisque le bien”;.,.“ (18). Nochtans waren twee van de drie beschuldigden voortvluchtig, zodat tegen hen geen doodstraf kon uitgesproken worden tenzij slechts symbolisch (in effigie) (19), Slechts éénmaal werd er een lijfstraf uitgesproken. Jan Laureys had een aantal “groene eycke jonghe eesters" afgekapt en uit het bos weggehaald. Zes getuigen bevestigden deze feiten. Hij werd veroordeeld tot “publieckelijck sijn geschavotteert ende gegeselt" (20). Spijtig genoeg kunnen we niet vergelijken met andere uitspraken, maar het lijkt ons wel vreemd dat dit het enige geval van dergelijke bestraffing is. Was dit de normale straf voor zulk feit of was de beschuldigde te arm en kon hij de vervangende geldboete niet opbrengen ? (21). Een gevangenisstraf werd in principe niet aanzien als een echte bestraffing; ze had slechts tot doel de beschuldigde vast te zetten tot op het moment dat de schepenbank zich definitief kon uitspreken over het lot van de gevangene (22), Deze houding veranderde echter langzaam. Naar het einde van de Nieuwe Tijden toe werd de gevangenisstraf als een mogelijke belangrijke wijzing in de strafvordering aanzien. Dit werd vooral gebaseerd aop het principe van de gelijkheid: elk misdrijf kon men laten overeenstemmen met (18) POULLET, Histoire du droit pénal, p‚, 399, (19) POULLET, Histoire du droit pénal, pp, 368-369, (20) R.A.A., 0,G,A., Loenhout, procesnr, 2941, (21) VANHENELRIJCK, Criminaliteit in de ammanie van Brussel, p‚, 231, (22) POULLET, Histoire du droit pénal, p‚, 169, ----------------------- Page 187----------------------- —-156- een variabel verblijf in de gevangenis (23), Ve hebben in de bronnen meerdere beschuldigden aangetroffen die in voorlopige hechtenis werden genomen. Toch vonden we één persoon die , naar onze mening, een deel van zijn straf werkelijk moest uitzitten in de gevangenis. De gevangene was in Brecht betrapt bij het stropen en had naar de vorster geschoten. Bovendien had hij dezelfde feiten al eens voordien gepleegd, zodat de instanties hem overbrachten naar het kasteel van Hoogstraten. De gevangene klaagde steen en been over de behandeling aldaar. De ongeveer zestigjarige man beweerde dat hij werd geslagen, dat hij vol bloeduitstortingen stond en dat hij werd vastgebonden in een smerig hol. Het Hof van Antwerpen besloot toch dat de beschuldigde gevangen moest blijven, maar vroeg wel hem beter te behandelen; "...te moghen bewaeren bij middel van enighe licht buyse aen sijne handen oft voeten te doen (,.) worden gestelt op eene plaetse van de casteele oft gevanghenisse die behoorlijck is ende gesont...*“ (24), Negen beschuldigden werden vrijgesproken. Er waren niet voldoende bewijzen voor handen, de aanklacht was ongegrond of er werden procedurefouten gemaakt (25). In enkele gevallen ging de beschuldigde in beroep bij de Raad van Brabant alwaar hij werd vrijgesproken (26). Er is ons (23) WEISSER, Crime Punishnent and in Early Modern Europe, pp, 27-28, DUPONT- BOUCHAT, ‘Criminalité et pentalités à Nivelles au XVIIIe sièrle', p‚, 168; De auteur stipt aan dat in Nijvel vanaf het midden van de 18de eeuw gevangenisstraffen werden uitgesproken als uiteindelijke bestraffing, Voordien kon de duur van de gevangenisstraf in rekening worden gebracht bij de uiteindelijke bestraffing, (24) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1107/2, (25) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2030, 3816 en 3799, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1015/8 en 1103/4, (26) R.A.A., O,6,A., Loenhout, procesnrs, 3355, 3748 en 3508, ----------------------- Page 188----------------------- de slechts één geval bekend waarbij de aanklager een vrijspraak betwistte en zelf het initiatief nam om op een hoger niveau verder te procederen (27). Een gratieverzoek werd ingewilligd aan een jonge knecht die ervan beschuldigd werd met de dochter van zijn meester te hebben geslapen en haar te hebben bezwangerd. Tijdens het proces waren er namelijk een aantal procedurefouten gemaakt. Zo had het meisje na haar bevalling niet onder ede verklaard wie nu eigenlijk de vader van het kind was (28). Onder de kategorie varia vinden we twee maal een bevel tat inbeslagneming, nadat de schuldenaar niet had voldaan aan de boete en de proceskosten (29), Verder moest een veroordeelde een publieke vernedering ondergaan. Hij moest openbaar zijn belediging aan het adres van de vorster intrekken en hem en de wereld om vergiffenis smeken. Een vrouw werd dan weer verplicht om alle beledigingen en onwaarheden die zij naar het hoofd van haar slachtoffers had geslingerd, recht te zetten. Daarna werd ze in het huis van de vorster opgesloten, om het proces in alle rust verder te laten verlopen (30). Zulke straffen werden wel meer uitgesproken, meer bepaald wanneer de beschuldigden met de kerk, God of het gerecht hadden gespot. Daarenboven werd hen nog een geldboete opgelegd, die niet veelal nader werd bepaald (31). Hoger vermeldden we reeds dat geldboetes het belangrijkste strafmiddel waren. Hun aantal ligt waarschijnlijk in werkelijkheid nog hoger, want we vermoeden dat er vaak (27) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3413 (28) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1074/11, (29) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2523 en 2214, (30) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3677 en 3079, (31) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3699 en 3443, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 992/13 en 992/2, ----------------------- Page 189----------------------- -158- tussen de aanklager en de beschuldigde vrijelijk een overeenkomst werd gemaakt over de te betalen boete. We hebben immers twee gevallen aangetroffen waarbij de beschuldigde werd gesommeerd zijn boete te betalen die "in de minne" was geregeld. Eenmaal was er sprake van een '‘compositieboete' die niet was voldaan. Aan dit '‘compositierecht' werden natuurlijk beperkingen gesteld: het was verboden bij misdaden die de doodstraf, eeuwige verbanning of andere lichamelijke straffen vereisten. Zulke overeenkomsten brachten evenwel zeer veel misbruiken met zich mee, daar ze vrij spel lieten aan de subjektiviteit van de gerechtsdienaars, Onder de regering van Maria-Theresia werd dit 'compositierecht' sterk beknot; het was nu voortaan slechts mogelijk bij delikten die met geldboetes werden bestraft en dan alleen maar na een tussenkomst van de rechters. Bovendien kon het onmogelijk toegepast worden voor een geldboete waarvan het bedrag vastgelegd was in ordonnanties. Hetzelfde gold voor processen waar de bewijzen te zwak waren. De beschuldigde kon tevens een kwitantie eisen nadat hij de som had afgelost (32). Het is moeilijk om enige lijn te zien in deze geldstraffen. We menen dat de rechters van een welbepaalde basisstraf vertrokken en deze dan eventueel verhoogden naargelang de omstandigheden. Een persoon die werd betrapt op het jagen, werd normaliter veroordeeld tot een boete van 12 gulden en inlevering van zijn geweer als hij dit bij zich had (33). Het is echter logisch dan een jager die wel 21 patrijzen had neergelegd, (32) POULLET, Histoire du droit pénal, p‚ 13, p‚, 252 en p,‚ 260, (33) R‚A,A, ‚0,6A., 6, Loenhout, procesnrs, 3188, 3440 en 3515, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1093/8, 6 1096/8, 1097/1 en 1153/1, ----------------------- Page 190----------------------- -159- zwaarder werd beboet. Hij moest een boete betalen van 21 en 1/2 patakon (34). Bij het grazen van dieren op een weide waarvan de beschuldigde geen eigenaar was, bracht de schepenbank het aantal dieren in rekening. Daarbij werd natuurlijk een onderscheid gemaakt tussen een schaap (twee stuivers per dier) en een koe (twaalf stuivers per dier) (35), De zaken liggen enigszins anders wanneer de overtreder de vorster op ernstige wijze de vorster in de uitvoering van zijn taak belemmerde, De boete liep dan algauw op, tot bijvoorbeeld 29 gulden en 6 stuivers (36). Zelfs een persoon die vijfmaal met zijn schapen werd betrapt, kreeg geen verzwaring van zijn straf, maar moest gewoon vijfmaal de boete betalen (37). Het omhakken van volgroeide bomen lijkt ons meestal te worden bestraft met een boete van 24 gulden (38). Ook de meeste overtredingen tegen de politiereglementen werden met een vastgesteld bedrag beboet: het niet respekteren van de zondagsrust 3 gulden, verboden herbergbezoek 6 gulden en gemengde bijeenkomsten 25 gulden (39). Bij de geweldsdelikten is de precieze boete al veel moeilijker na te gaan. Hier werd immers rekening gehouden met de aard van de verwondingen, de plaats van het gebeuren, (34) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2093; één patakon is 48 stuivers; 21 en een halve patakon is 51 gulden 12 stuivers, (35) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 2154 en 2622, R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1071/17, 1078/21 en 1101/7, (36) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 2406, (37) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3549 POULLET, Histoire du droit pénal, p, 394; er werd geen rekening net recidivisne gehouden tenzij de beschuldigde al een veroordeling had opgelopen. (38) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1031/31 en 1067/24, (39) R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3461, 3462, 3467, 3472, 3597, 3798, 3799, 3621, 3624, 3625, 3632 en 3693, R.A.A., 0, 6, A, Brecht, procesnrs, 1035/11 en 1035/26, ----------------------- Page 191----------------------- —-160- de persoon van het slachtoffer, de omstandigheden van de feiten en zelfs met de afloop ervan (40). Bij een gewone vechtpartij, waarbij geen enkel soort wapen werd gehanteerd, werd een boete van acht gulden geëist, Oppervlakkige wonden werden beboet met tien à twaalf gulden 41). Bij verwondingen met een voorwerp, waarbij het slachtoffer kwetsuren opliep, werd de beschuldigde veroordeeld tot het betalen van een boete van vierentwintig à vijfentwintig gulden (42). Dit zijn enkel de basisboetes, De schepenbank hield, zoals hoger vermeld, immers rekening met verzwarende onstandigheden. Jacob Reynders bijvoorbeeld had zijn slachtoffer zo hard op het hoofd geslagen met een bierpot dat deze in stukken vloog. Vervolgens nam hij een scherf in de hand en timmerde er verschillende malen mee op het hoofd van de aangevallene. De omstaanders vreesden dat de zaak uit de hand zou lopen, trokken hem van zijn slachtoffer weg en namen de scherf af. Jacob liet het daar echter niet bij en ging met zijn blote vuist te keer. Het slachtoffer liep dan ook vijf verwondingen aan zijn hoofd op. De rechters besloten dat dergelijke agressie bestraft moest worden met een zware geldboete, namelijk 220 gulden (43). Ve wezen er al eerder op dat bij geweldsdelikten niet de intentie telde, maar wel de afloop (44). Luycas Van Aert (40) DUPONT-BOUCHAT, 'Crininalité et nentalités à Nivelles’, pp, 166-167, (A1) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1077/2 en 1110/8, (42) R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnrs, 1071/32, 1159/2 en 1065/21, R.A.A., 0,6,A., Loenhout, procesnrs, 3777, 3779, 3792, 3794, 3795, 3796 en 3806, (43) RAA, 0,6,A., Brecht, procesnr, 1098/1B, (44) MUCHEMBLED, La violence au village, p, 38, ----------------------- Page 192----------------------- —_I6l= viel zijn slachtoffer aan in de keuken van de herberg en bracht hem met zijn mes ogenschijnlijk een aantal onschuldige wonden toe ;"...welcke noch ter tijt niet doodelijck en hebben bevonden maar seer toevalligh can doodelijek werden...". Het slachtoffer heeft drie weken in bed gelegen, zwevend tussen leven en dood, Na die drie weken was ter kerke gaan voor hem nog een te zware inspanning. Hoewel de beschuldigde protest aantekende, beslisten de autoriteiten hem een boete voor een dodelijke wonde te laten betalen, namelijk 630 gulden (45), Dat de boete niet noodzakelijk overeenstemde met de graad van verwonding blijkt uit het volgende voorbeeld. De hoogste geldboete die we terugvonden, werd opgelegd voor de bedreiging van een notaris in zijn huis. De beschuldigde, zwaaiend met zijn riek, miste de notaris op een haar na. Voor deze “onbeschaamdheid" werd de aangeklaagde veroordeeld tot een boete van 1000 gulden (46). Nog een laatste opmerking in verband met de geldboetes; zij bleven gedurende de ganse periode stabiel, althans wat hun uitdrukking in geldwaarde (guldens) betreft. We hebben dan ook deze geldboetes niet omgezet in graanprijzen, omdat, naar onze mening, zo een evolutie wordt geforceerd die er helemaal niet was. we hebben wel twee geldboetes voor verboden jacht aangetroffen, opgelegd in het jaar 1709 en het jaar 1779, die allebei werden vastgelegd op twaalf gulden (= 240 stuivers). Vervolgens hebben we deze omgezet aan de hand van de graanprijzen op de Antwerpse markt, meer bepaald de tarweprijzen, om zo aan te tonen dat, hoewel ze gelijk bleven in guldens, deze geldboetes het ene jaar toch (45) R‚A,A A‚A., 0,6,A., Loenhout, procesnr, 3811, (46) R‚A,A R.A.A., 0,6,A., Brecht, procesnr, 1066/37, ----------------------- Page 193----------------------- -162- zwaarder konden doorwegen. Bovendien stipten we hoger reeds aan dat er in de Kempen weinig grote producenten waren, die op grote schaal voor de markt verbouwden. In een krisisjaar zoals het jaar 1709 er één was, hadden de boeren bijgevolg weinig financieel voordeel bij de stijgende graanprijzen CAT), Immers het omgekeerde was meestal waar; de kleine, voor eigen verbruik producerende landbouwers raakten zelf in de problemen na een misoogst, zodat zij soms zelf het nodige graan moesten aankopen. Dit was natuurlijk ook het geval voor de personen die niet-agrarische beroepen uitoefenden en eveneens hun voedsel moesten aankopen (48), In het jaar 1709 kostte een viertel tarwe (= 77 liter) 241 stuivers, terwijl deze prijs voor het jaar 1779 een stuk lager lag, namelijk 92 stuivers. Hieruit kunnen we besluiten dat de boete in 1709 zwaarder aankwam voor de armere huishoudens als gevolg van de hoge graanprijzen (49). We sluiten dit hoofdstuk af met de vaststelling dat er geen grote verscheidenheid aan straffen bestond op dit lage echelon. Er werden vooral geldboetes opgelegd; wanneer het echter om zwaardere misdrijven ging, werd er meestal overgegaan tot de uitsluiting uit de gemeenschap, namelijk verbanning. De doodstraf werd enkel uitgesproken als bestraffing voor "ernstige" diefstallen, die met braak gepaard gingen. We kunnen daaruit konkluderen dat deze vorm van misdrijf niet werd getolereerd binnen de gemeenschap. Geweldsdelikten werden duidelijk niet zo zwaar bestraft; voor verwondingen, waaraan het slachtoffer soms blijvende letsels overhield (bijvoorbeeld hand verlamd) werd slechts (47) KLEP, Groeidynamiek en stagnatie, p‚, 11, (48) VAN LAER, Een microstudie van een Noorderkempische plattelandsgeneente, i i pp. 133-134, In Loenhout hadden op het moment van de graantelling van 1709 20, 204 van de huishoudens geen graanvoorraad en 20,65% een tekort, (49) CRAEYBECKX, 'De prijzen van granen en van brood te Antwerpen van 1608 tot 1817, pp. 504-507 en p‚, 510, ----------------------- Page 194----------------------- 163 een boete van 24 gulden aangerekend. Ongeoorloofde bijeenkomsten van ongehuwde jongens en meisjes werden dan weer met 25 gulden beboet. Toch werd bij geweldsdelikten wel rekening gehouden met verzwarende omstandigheden, zodat de geldboete soms zeer hoog kon oplopen. Bovendien lijkt de schepenbank in de 18de eeuw scherper te reageren tegen gewelddadig gedrag en werden er verbanningsstraffen uitgesproken, zelfs voor gevallen die niet uitmondden in doodslag. We vermoeden wel dat in dit laatste geval slechts de onverbeterlijke elementen werden aangepakt. ----------------------- Page 195----------------------- —-1864- SLOTWOORD In eerste instantie hebben we getracht de verhouding tussen de kriminele en het totaal aantal processen te belichten. Daarbij valt het op dat beiden een terugval kenden in de 18de eeuw, de kriminele processen weliswaar in mindere mate. Ook de evolutie tussen het totaal aantal en de krimíinele processen verliep niet steeds gelijkmatig. We kunnen dus aannemen dat de kriminele processen wel degelijk een autonome evolutie volgden en niet zozeer afhankelijk waren van de bewaring van de stukken. Er is eveneens een tendens waar te nemen om de processen sneller af te sluiten. Dit ging vooral op voor Loenhout, hoewel deze evolutie gedeeltelijk viel toe te schrijven aan de toename van politionele delikten, die meestal in een korte tijdsspanne werden afgehandeld. Door ons te baseren op het aantal akten en verklaringen van getuigen, slachtoffers en beschuldigden poogden we de omvang van de processtukken in te schatten. Het groot aantal onvoltooide processen, die vaak C+10%) al in het beginstadium meer dan vijf akten bevatten, bemoeilijkte dit enigszins. De kategorie 1 t/m 5 akten bleek echter in overwicht te zijn. Slechts bij een beperkt deel van de processtukken troffen we verklaringen aan, hoewel we kunnen aannemen dat de aanklager zich wel baseerde op de geruchten die de ronde deden, eerder dan dat het gerecht zelf op onderzoek uitging. Betrapping op heterdaad en ondervraging van de beschuldigde bepaalde in mindere mate de bewijslast. Bij het berekenen van de kriminele index was het opmerkelijk dat er een groot verschil bestond naar gelang de resultaten gebaseerd waren op de gekende of de bestrafte ----------------------- Page 196----------------------- 165 delikten, omdat het aantal gevonniste delikten klein was. Vervolgens hebben we de delikten opgesplitst ín een zestal kategorieën (vermogensdelikten, geweldsdelikten, delikten tegen de openbare orde, politionele delikten, seksuele en religieuze delikten). Het was de bedoeling na te gaan of de toename van de bestraffing voor de 18de eeuw te wijten was aan een verhoagde repressie van bepaalde delikten ofwel volledig toe te schrijven was aan een globale verhoging. Voor Loenhout bleek vooral de efficiëntere bestraffing van politionele delikten en delikten tegen de openbare orde (waar meestal minder onderzoekswerk bij kwam kijken) een doorslaggevende rol te spelen. In Brecht, waar de bestrafte kriminaliteit in de 17de eeuw zeer laag was, kenden alle deliktengroepen een toename. Ve besloten eruit ons verder onderzoek enkel te baseren op de gekende kriminaliteit, die ons inziens de realiteit beter benadert. De evolutie van de delikten verklaren, die we per tienjaarlijkse gemiddelden in een grafiek plaatsten, was de volgende stap in het onderzoek. Daarbij moesten we rekening houden met het feit dat de beperkte gegevens vertekend konden werken. Brecht kende een lagere gekende kriminaliteit dan Loenhout, mogelijk door de lacunes in het bronnenmateriaal; ook de specifieke omstandigheden waarin deze schepenbank werkte, speelden misschien een rol. De fluktuaties in de grafiek korreleerden we met het oorlogsgebeuren: in woelige tijden viel het gerechtelijk apparaat nagenoeg stil of werkte het "aan een trager tempo. Alleen voor de Spaanse Successieoorlog leek deze redenering niet op te gaan. Een verband tussen kriminaliteit en ekonomische omstandigheden was een tweede mogelijke verklaringsfaktor. ----------------------- Page 197----------------------- 1656 Loenhout en Brecht kenden grosso modo een zelfde evolutie, hoewel ze elkaar in de pieken niet volgden. Bijgevolg moesten we ons tevreden stellen met het schetsen van een algemeen beeld van de ekonomische omstandigheden. Voor de 17de eeuw, in de literatuur steevast als ongelukseeuw bestempeld, bemerkten we een verhoogde gekende kriminaliteit, die pas rond 1730 terugviel. Tijdens het tweede en derde kwart van de 18de eeuw was er trouwens een relatieve voorspoed op het platteland. Vermogens en geweldsdelikten maakten afwisselend de grootste kategorie uit, behalve voor Loenhout in de eerste helft van de 18de eeuw waar politionele delikten de tweede plaats innamen. De "vol-violence"-theorie lijkt voor onze studie niet op te gaan. De geweldsdelikten namen voor Brecht gestadig een groter aandeel in; voor Loenhout was deze evolutie minder uitgesproken en werd in de eerste helft van de 18de eeuw onderbroken, daar de politionele delikten op het voorplan traden (cfr. supra). Dit kon echter evenzeer een teken zijn van verhoogde repressie. Ook binnen de verschillende kategorieën delikten waren er verschuivingen te noteren. Bij de vermogensdelikten vielen de diefstallen sterk terug in de 18de eeuw, terwijl de zogenaamde plattelandsdelikten toenamen, Ook binnen deze laatstvermelde kategorie waren er verschuivingen: hout-en turfdiefstallen verdwenen volledig in de 18de eeuw, terwijl verboden jacht een grotere plaats innam. Deze evolutie kan voor een deel verklaard worden door een gewijzigd repressiebeleid, Bij diefstallen werden er vooral voedingswaren weggenomen. ----------------------- Page 198----------------------- -167- Binnen de kategorie geweldsdelikten zijn er weinig opmerkelijke verschuivingen; enkel de kategorie beledigingen en bedreigingen verdween in de 18de eeuw. De groep slagen en verwondingen omvat ernstige en minder ernstige gevallen. De aanvaller was echter in de meerderheid van de gevallen bewapend, zodat het slachtoffer meestal kwetsuren opliep. Soms liepen deze gewelddadigheden fataal af: het slachtoffer bezweek aan zijn verwondingen; de beschuldigde werd bijgevolg vervolgd voor doodslag, hoewel hij meestal niet de intentie had zijn slachtoffer te doden. In principe kon iedereen bij deze vechtpartijen betrokken worden, daar ze voornamelijk voorvielen op openbare plaatsen Cherberg‚enz...) of op weg naar huis. Het aandeel van de jonge mannen is ons inziens niet te onderschatten. Geweld tegen 'notabelen' kwam vrij frekwent voor. Wanneer deze delikten in kombinatie met ander delikten voorkwamen, hebben we ze geklasseerd onder delikten tegen de openbare orde, waar zij de meerderheid van uit maakten. Bij de groep politionele delikten werden in de 18de eeuw vooral de samenkomsten van Loenhoutse jongens en meisjes op de korrel genomen, terwijl bij de kategorie seksuele en morele delikten in de eerste plaats overspel en concubinaat geviseerd werden en dit in hoofdzaak gedurende de 17de eeuw. Verklaringen hiervoor kunnen zowel van sociaal-ekonomische, kulturele als van van religieuze aard zijn, terwijl we de toename van politionele delikten grotendeels kunnen toeschrijven aan een doelgerichte aktie van de aanklager. Het is onze overtuiging dat globaal gezien fluktuaties van de delikten hoofdzakelijk kunnen verklaard worden door een gewijzigd repressiebeleid, Bovendien menen we dat de teruggevonden delikten slechts een fraktie zijn van wat er in werkelijkheid is voorgevallen (informeel circuit, "dark number",...). ----------------------- Page 199----------------------- -168- Tenslotte was de informatie over het profiel van de beschuldigde en het slachtoffer erg beperkt. De beschuldigden waren alleszins in hoofdzaak van het mannelijk geslacht en inwoners van de jurisdiktie. Dit gaat ook op voor de slachtoffers, hoewel vrouwen verhoudingsgewijs eerder slachtoffer dan beschuldigde waren. Bij de bestraffing werden vooral geldboetes uitgesproken. Zwaardere misdrijven (doodslag, verkrachting en diefstal met braak) werden hoofdzakelijk met verbanning bestraft, hoewel in de 18de eeuw ook verbanningen werden uitgesproken vor geweldsdelikten zonder dodelijke afloop. Enkel bij sommige diefstallen werd de doodstraf opgelegd. Slechts eenmaal werd een lijfstraf uitgesproken. Bij geldboetes hield de rechtbank uiteraard rekening met de ernst van de zaak; ons inziens soms op zeer subjektieve wijze. Sporen van zware lijfstraffen, verminkingen, tortuur, enz... zijn in de bronnen niet aan te treffen, Een mogelijke verklaring is dat op dit lage echelon, waar iedereen iedereen kende, problemen op een persoonlijke manier werden benaderd. Ve hopen dat we met dit werk een vruchtbare bijdrage hebben geleverd tot de studie van de kriminaliteit in onze contreien gedurende het Ancien Régime. ----------------------- Page 200----------------------- 169- KB] De zeven Kwartieren v an Antwerpen (17°-16° eeuw) bron Hi, COPPENS, De zeven kwartieren van Antwerpen. Functie en werking tijdens de 17° en 18° eeuw, p. 3866. ----------------------- Page 201----------------------- BIJLAGE ----------------------- Page 202----------------------- fie BIJLAGE 1: INVENTARIS VAN DE GEKENDE DELIKTEN Brecht A = Jaar B = Procesnummer C = Beschrijving en straf Ò = Duur van het proces in dagen E = Aantal akten F = Aantal verdedigingsakten 6 = Aantal verklaringen H = Aantal slachtoffers I = Aantal getuigen J = Aantal beschuldigden A BOOT D B ORB OMR 1608 9385/15 Geweldsdelikt/vernietiging van gewassen 1 1/4 door schapen 1615 992/2 Blasfemie {strat; 100 realen OTT 1615 99273 2 Od {5 17 1 2 Eend Er 1635 1015/6 Geweldsdelikt tov, secretaris, vorster 1 TE A en herbergier/belediging schout en vorster Ástraf; 1) 1635 _ 1015/86 Diefstal boekweit uit kerk 16} 3 Ì / Ì / Ì meme ene eneen nn nnn Diefstal van hout/negeren van verbod Sstraf; 60 realen?) en men en nn nn en we vn Openbare orde (valsheid in geschrifte en niet naleven van vonnis) Xstraf: 60 realen?) Niet naleven van vonnis/ gebruik van weide 1705 1089/17 Geweldsdelikt tegen vrouw/vernieling 252 16 / 7 2 7 A van deur {straf ; 50 gulden? 1703 1093/8 Stroperij (straf: 12 gulden + Ot TOA OPE ET konfiskatie van geweer) 1710 1094/15 Stroperij (straf: 60 realand BTT 1712 1098/8 Stroperij (straf: 12 gulden + TA konfiskatie van geweer) 1712 1096/17 Doodslag op ontvanger van dorpslasten 7 {straf ; verbanning uit Brecht en konfiskatie van goederen) 1713 1097/1 Stroperij 1713 1108/1 Moord (straf: verbannen uit Brecht) B OM O4 OB 1 BE 1713 1103/4 Geweldsdelikt Sstraf; "niet TB O3OAOT ontvankelyckheyt"> 1713 1103/8 Doodslag (straf: verbannen uit Brecht BO OW Of 6 Tbr en konfiskatie van goederen? 1720 1104/7 Geweldsdelikten (3 maal) (straf: B Pr 1721 1108/1 Dronkenschap op openbare weg HOOR OA Pd Ed 1617 Beschadiging van eigendon OPT An 1660 2452 Diefstallen 1674 3802 Diefstal van paard ae TT 203 3 2 Ì herdnehederted edere etededendera eduard antendedestententereetndededndedededed added dette addededeedndetndetedndedtedednndetntndandtedetaedeedndndetedetedededndentndendndedderndetttentedettetde Belediging van schepen en rechtspraak TO ennen emee n enne Herbergbezoek tijdens hoogmis TO {straf : 3 gulden) meenen eee ee Herbergbezoek tijdens hoogmis ] / / / 1 {straf : 3 gulden) nn Herbergbezoek tijdens hoogmis OT ì {straf :; 3 gulden) entenhenhenkertentedenadnd endure eden etende ander endented ekeren deden erdee denderende ended end end ekeren denkenden edentate ndedendenderd end oehedd derest enherhesteerd edere TO 3 ennen nnen Processie niet volgens voorschriften BOO Ord 1 van de bisschop straf: vrijspraak (beroep ìn Antwerpen)» eneen eenn nnen Concubinaat met weduwe 2