De Loenhoutse klavecimbel: een internationaal exportproduct?
Met toestemming van de KULeuven, faculteit letteren, overgenomen van hun website. Onderaan het artikel volgt meer informatie over Petrus Vinck o.b.v. ons eigen archiefonderzoek.
Wie aan de Belgische Kempen denkt, heeft veelal groene velden, boerderijen, dorpen en hier en daar een kleine stad voor ogen. Dit beeld is vandaag de dag enigszins nog het geval, maar in de vroege achttiende eeuw staat het nog dichter bij de werkelijkheid. Het landschap weerspiegelde dan ook het lokale economische systeem, dat hoofdzakelijk ruraal van aard en op zelfvoorziening gericht is, en niet op geldgewin en handel, zoals in de stad. Waar in de Zuid-Nederlandse en andere Europese steden de nijverheidsrevolutie volop aan de gang was, ging deze aan de Kempen grotendeels voorbij. Toch waren er ook op het platteland steeds mensen die net dat ietsje meer willen. Zo ook Petrus Vinck, priester, schoolmeester en kerkorganist in het kleine Kempische dorp Loenhout, die zich kennelijk toelegde op het vervaardigen en het verhandelen van klavecimbels.
Zeker is het natuurlijk nooit, maar de inboedel van het huis van eerwaarde heer Vinck in Loenhout, die na zijn dood in 1737 is opgesteld, bevat een aantal elementen die niet gebruikelijk waren in contemporaine boedels. Van een buitengewoon aantal instrumenten en gespecialiseerd gereedschap tot grote voorraden hout en een aantal buitenlandse munteenheden, er waren genoeg onderdelen die doen veronderstellen dat de lokale pastoor en schoolmeester er een lucratieve nevenactiviteit op nahield: de bouw en handel van klavecimbels.
Bijzonder veel klavecimbels
Dat Petrus Vinck een muziekliefhebber was, dat staat buiten kijf. In zijn woonkamer prijkten een viool en twee klavecimbels, en in de Petrus-en-Pauluskerk van Loenhout was hij de vaste organist. Muziek doordrong zijn hele leven. Maar zelfs voor de meest gepassioneerde musicus is de zolder van de heer Vinck een uitzondering. Want liefst twaalf klavecimbels, de meeste onvoltooid, met ontbrekende snaren of toetsen en losse onderdelen, bevonden zich bij zijn overlijden in het huis van eerwaarde heer Vinck. Zelfs voor moderne verzamelaars is dit een vrij groot aantal instrumenten. Bij het inventariseren van deze indrukwekkende schare aan instrumenten, rijst meteen de vraag: wat deed hij met al die instrumenten?
De priester-handwerker
De vraag wordt mogelijk al snel beantwoord, als je de boedel even verder overloopt. In de kelder werden er namelijk eenigh schrijnwerckersghereetschap gevonden. Nog verder staan een werckbanke met groote menighte van alderhande schrijnwerkers gereetschap van zaghen beitels scharen en andere vermeld. Dit doet meteen vermoeden dat de twaalf, of zelfs veertien instrumenten in het huis bewerkt werden door de priester zelf. Het eindproduct en de werktuigen zijn reeds aanwezig, maar toch blijven er nog steeds onbeantwoorde vragen, zoals die naar de aard van de schrijnwerkerij van Petrus Vinck. Een herstel- of onderhoudsdienst voor klavecimbels zal het allicht niet zijn geweest, gelet op de bescheiden grootte van het dorp en de rurale aard van de omgeving. Deze veronderstelling wordt bevestigd door de volgende vondst in de inboedel.
Een goede basis
Item een groote partije houdt. Dit wil zeggen: er werd veel hout gevonden op zolder van de priester, naast de instrumenten en het gereedschap. Brandhout misschien, maar in een aantal andere boedels van hetzelfde dorp wordt brandhout vermeld als mutsaert. Een andere hypothese, met de vorige items in gedachte, is dat het hout moest dienen om er instrumenten mee te vervaardigen. Zo veel hout om er alleen bestaande klavecimbels van te repareren lijkt onwaarschijnlijk, dus gaat onze voorkeur hier uit naar de echte instrumentvervaardiging. Hierbij stelt zich dan de laatste vraag, vooraleer we deze stelling mogelijk kunnen bevestigen: wat deed de heer Vinck met deze instrumenten?
Uit heel Europa
Aan het einde van de inventaris staat er iets opmerkelijks. Daar waar andere contemporaine boedels bijna uitsluitend gulden en stuivers vermelden, zijn in het huis van eerwaarde Vinck nog veel andere munteenheden te vinden. Duiten uit de Republiek, ourtiens, mirlitons, croix de Malta, vertugadins, noaïlles, franspistolen, sonnepistolen en caranbols uit Frankrijk, pistolen uit Spanje, Engelse guineeën en cronen, Duitse ducaten, Hollandse schellingen, en stuyvers, dubbeltjes, quadrupels, gulden, ducaten en schellingen uit de eigen streken. Deze buitengewone verzameling munten doet sterk vermoeden dat Petrus Vinck niet enkel in de omstreken van Loenhout zijn klavecimbels aan de man bracht, maar ook naar grotere steden zoals Antwerpen exporteerde, waar hij misschien met handelaars uit al deze streken in contact kwam.
Het bredere beeld
Dit unieke geval van een ondernemende priester en schoolmeester zegt natuurlijk niets over het grotere kader van de Kempen. Daar blijft in de vroege achttiende eeuw het landelijke, zelfvoorzienende karakter primeren. Toch is ook deze streek niet immuun voor de nijverheidsrevolutie, die in omringende steden zoals Antwerpen en Breda volop aan de gang is. Hier ook beginnen sommige mensen meer te produceren en te vervaardigen met geldelijk gewin in het achterhoofd, zodat ze mee kunnen profiteren van de nieuwe en exotische consumptieproducten die in Europa verspreid worden. Producten zoals de peper en de Spaanse leren stoelen, de schilderijen en het zilveren horloge en bestek in het huis van eerwaarde heer Petrus Vinck. Geld en bezittingen had hij dus genoeg, maar of dat deze de opbrengst waren van zijn handel in klavecimbels, blijft natuurlijk de vraag.
Felix Lefèvre was in 2022 bachelorstudent Nieuwe Tijd. In zijn bachelorscriptie bij professor Maïka De Keyzer bestudeerde hij de materiële cultuur en ongelijkheid in de achttiende-eeuwse Kempen.
Aanvullende informatie over Petrus Vinck
Petrus Vinck werd boven de doopvont gehouden te Oostmalle op 4 november 1671 als kind van Erasmus Vinck en Anna Empst die op 14/3/1668 aldaar getrouwd waren. Uit diens overlijdensacte (20/6/1730), leren we dat vader Erasmus Vinck ook schoolmeester, koster en organist was te Oostmalle. Zoon Petrus stapte dus in de voetsporen van zijn vader.
Op 05 januari 1712 te Hoogstraten was Petrus Vinck, priester, doopgetuige bij het kind Petrus van zijn zuster.
Op 6 november 1731 werd Petrus Vinck ontslagen uit zijn functie als schoolmeester-organist door het gemeentebestuur. We lezen in deze resolutie:
"Overdaght hebbende de manieren vanden heere Petrus Vinck, waerdoor de kerckelijcken dienst nu t' sedert eenige jaeren veel heeft geleden ende niet en is onderhouden gelijck het betaemt ofte emmers vant vooren is onderhouden geweest bij des voors. heere Vinck voorsaeten, nl. in't exerceren der jonckheijt inde godsvreesentheijt ende devotie, als beleeftheijt, wetenschap van lesen ende schrijven, ende naer meenigvuldige minnelijcke wettelijcke interpellatien in 1726 en 1729 enz. dogh alles te vergeefs, sonder vrught oft eenigh effect, gelijck men nu daeghelijckx bevint tot groote naedeel van onse gemeijnt, te lanck om hier te verhaelen..."
Vinck heeft zijn ontslag blijkbaar aangevochten bij de Souvereine Raad van Brabant, want op 19 augustus 1734 moet de gemeente 91gld 10st betalen voor het 'comparitierecht' alsook aan de procureur.
Op 18 maart 1737 overleed E.H. Petrus Vinck. Luidens het begraafboek werd hij begraven in het koor met een plechtige dienst voorgegaan door de landdeken en 4 priesters.
Als erfgenamen kennen we (volgens Schepenregister 207, Nr 264 26.3.1737):
- Zus Catharina Vinck, die gehuwd was met Jan Franchois Pallet. Zij woonden in Hoogstraten (Schepenregister 207, Nr 264 26.3.1737) en het is op haar verzoek dat de hogervermelde inventaris werd opgemaakt.
- Dominicus Vinck, Oostmalle - oomzegger
- Maria Vinck x Jacobus Soffers, Turnhout - oomzegger
Na zijn overlijden werd een inventaris opgemaakt van het sterfhuis. Deze inventaris vormde de aanleiding tot het bovenstaande artikel. De boedelbeschrijving vermeldt onder meer: "Item een clavecingel steertstuck metten voet van Joannes Ruckers". De familie Ruckers waren klavecimbelbouwers en bekend bij de familie Rockox-Perez.