A.J. Van Aken (1938) |
Wanneer de twee oudste gilden: deze van St. Joris (kruisboog) en van St Sebastiaan (handboog) gesticht werden, kan niemand met zekerheid bepalen. In 1538 was er reeds spraak een altaar van St. Joris op te richten in de kerk. Wij mogen veronderstellen, dat die gilden ontstaan zijn als vereenigingen van weerbare mannen, om de heerlijkheid en het dorp te verdedigen. Stilaan was er van verdediging geen sprake meer, en er bleven slechts de wapens en de oefeningen over.
Dat de gilden vroeger in hoog aanzien stonden, bewijzen de eigendommen in landerijen, de zijden vlaggen, de wimpels, de zilveren schilden, enz., en verder allerlei plichtplegingen, binnen en buiten de kerk. Het is opvallend, dat de gildenakkers, eigendommen van de drie zustergilden: kruisboog, handboog en bus, zoo dicht bij elkander gelegen zijn. Het is meer dan waarschijnlijk dat deze oefenplaatsen door de heerlijkheid van Loenhout geschonken werden aan de gilden, om in de eerste tijden van hun bestaan als weermacht te dienen, wanneer deze werd aangevallen. Oude formaliteiten, die nu nog vervuld worden bij koningschietingen, enz., laten veronderstellen, dat de heeren in vroeger eeuwen hun bijzondere bescherming aan de gilden verleenden.
Tot vóór ettelijke jaren bestond ook de gilde van St. Ambrosius of Biegilde.
De oude statuten en reglementen, die nog in het bezit zijn van de gilden, wijzen er vooral op, dat de gildebroeders zich op zedelijk en godsdienstig gebied bijzonder goed moesten gedragen. De oude boeken, gehouden door de dekens, toonen ons aan, dat de leden vroeger, nog meer dan thans, zich bijzonder onderscheiden hebben in bier te drinken.
Aan het hoofd der gilde stond een Hoofdman, met vier Ouderlingen en verder een Deken, die jaarlijks verkozen werd. Vroeger beteekende "Deken" een overheid, die tien schutters onder zijn bestuur had, naar het woord Deca, of tien. De koning of keizer kwam in het bestuur als voornaamste schutter.
Het St. Sebastiaanaltaar in de kerk bevatte een altaarstuk uit de Fransche school van David; daaronder vindt men fijn beeldhouwwerk in Renaissance, uit den tijd van Frans I. Spijtig dat de verf dit altaar op vele plaatsen ontsiert, vooral wat het prachtig beeldhouwwerk betreft.
Het Sint Jorisaltaar dagteekent van 1661 en was van Korinthische orde. Een ruiterbeeld van Sint Joris bekroont het altaar. Het kostbaar albasten beeldje hebben wij in vroegere hoofdstukken besproken, evenals het kunstvolle altaar van St. Quirinus. Het vroeger St. Quirinusaltaar in de kerk bevatte als schilderij een kopij van de Kruisafdoening van Rubens. Deze schilderij hangt thans nog in de kerk.
Het schijnt dat op de plaats, waar nu het altaar van St. Quirinus staat, in vroeger eeuwen een altaar gestaan heeft van St. Niklaas. Wij lezen, dat op 16 November 1506 de stichting tot stand kwam van een wekelijksche mis op het altaar van den H. Nikolaas.
De biegilde of gilde van St. Ambrosius vond het beeld van haar patroonheilige op het koor van O.L. Vrouw, en de missen van haar jaarlijksch teerfeest geschiedden insgelijks aan het altaar van genoemd koor.
Dat de gilden vroeger in hoog aanzien stonden, bewijzen de eigendommen in landerijen, de zijden vlaggen, de wimpels, de zilveren schilden, enz., en verder allerlei plichtplegingen, binnen en buiten de kerk. Het is opvallend, dat de gildenakkers, eigendommen van de drie zustergilden: kruisboog, handboog en bus, zoo dicht bij elkander gelegen zijn. Het is meer dan waarschijnlijk dat deze oefenplaatsen door de heerlijkheid van Loenhout geschonken werden aan de gilden, om in de eerste tijden van hun bestaan als weermacht te dienen, wanneer deze werd aangevallen. Oude formaliteiten, die nu nog vervuld worden bij koningschietingen, enz., laten veronderstellen, dat de heeren in vroeger eeuwen hun bijzondere bescherming aan de gilden verleenden.
Tot vóór ettelijke jaren bestond ook de gilde van St. Ambrosius of Biegilde.
De oude statuten en reglementen, die nog in het bezit zijn van de gilden, wijzen er vooral op, dat de gildebroeders zich op zedelijk en godsdienstig gebied bijzonder goed moesten gedragen. De oude boeken, gehouden door de dekens, toonen ons aan, dat de leden vroeger, nog meer dan thans, zich bijzonder onderscheiden hebben in bier te drinken.
Aan het hoofd der gilde stond een Hoofdman, met vier Ouderlingen en verder een Deken, die jaarlijks verkozen werd. Vroeger beteekende "Deken" een overheid, die tien schutters onder zijn bestuur had, naar het woord Deca, of tien. De koning of keizer kwam in het bestuur als voornaamste schutter.
Het St. Sebastiaanaltaar in de kerk bevatte een altaarstuk uit de Fransche school van David; daaronder vindt men fijn beeldhouwwerk in Renaissance, uit den tijd van Frans I. Spijtig dat de verf dit altaar op vele plaatsen ontsiert, vooral wat het prachtig beeldhouwwerk betreft.
Het Sint Jorisaltaar dagteekent van 1661 en was van Korinthische orde. Een ruiterbeeld van Sint Joris bekroont het altaar. Het kostbaar albasten beeldje hebben wij in vroegere hoofdstukken besproken, evenals het kunstvolle altaar van St. Quirinus. Het vroeger St. Quirinusaltaar in de kerk bevatte als schilderij een kopij van de Kruisafdoening van Rubens. Deze schilderij hangt thans nog in de kerk.
Het schijnt dat op de plaats, waar nu het altaar van St. Quirinus staat, in vroeger eeuwen een altaar gestaan heeft van St. Niklaas. Wij lezen, dat op 16 November 1506 de stichting tot stand kwam van een wekelijksche mis op het altaar van den H. Nikolaas.
De biegilde of gilde van St. Ambrosius vond het beeld van haar patroonheilige op het koor van O.L. Vrouw, en de missen van haar jaarlijksch teerfeest geschiedden insgelijks aan het altaar van genoemd koor.