Opmeting van de schade aan het dorp in 1593 (Felixarchief Antwerpen)

De pest - herleving

Een andere gesel kwam ook Loenhout teisteren. Tot overmaat van ongeluk doet, evenals in de omliggende dorpen, de pest haar intrede in onze gemeente. Om uitbreiding van deze besmettelijke ziekte te voorkomen, was het niet meer toegelaten vergaderingen of bruiloften te houden. Hoe het in 1587 gesteld was, bewijst het feit, dat er van de 268 huisgezinnen, welke er in 1580 bestonden, er slechts 40 overbleven.

In 1589 was Loenhout omzeggens gans verlaten. Slechts vreemde bandieten en soldaten roofden wat er nog te vinden was.

Doch even snel, als de onheilen in de laatste jaren zich opstapelen, wist Loenhout zich uit deze deerniswekkende toestand, los te werken. Zelfs eerder dan zijn buren, stond het uit de puinen op.

Waren er in 1587 nog slechts enkele woningen -als er nog waren- in 1595, dus slechts zes jaar later, waren er 106 nieuwe huizen, en in hetzelfde jaar werd reeds een derde deel der gronden weder bebouwd.

De nieuwe klok in de toren, die men dat jaar deed gieten, getuigde eveneens, dat de gemeente reeds herademde. De gevluchte dorpsgenoten kwamen terug, en bebouwden de gronden.

Alhoewel de godsdienstoorlogen hadden opgehouden, toch bleven er in de Noorderkempen sporen van het Calvinisme over.

Onder de regering van Albrecht en Isabella werd het Protestantisme hier voor goed uitgeroeid. De godsdienst der Hervormers werd teruggedrongen tot op de grens van het oude keizerrijk.

In 1602, tijdens de Unie van Hoogstraten, kwamen op hun beurt Nederlanders naar onze streken vluchten, en vele inwoners van Ginneken en omstreken verbleven te Loenhout, tijdens het beleg van Breda.

Na het Twaalfjarig Bestand geraakte de haven van Antwerpen in verval. Dit had grote invloed op de bevolking van de Kempen. De korte bloei verviel wederom, om plaats te maken voor armoedige tijd, die in 1648 door de sluiting van de Schelde nog veel erger werd.