A.J. Van Aken (1938) |
- De benaming donk werd vroeger gegeven aan een plaats, gelegen op een hoogte en omgeven door een laagte: Donck, Popendonck.
- Een laer was een tegenstelling van het voorgaande; het was een laagte, omgeven door een hoogte: De Laren, Engelaar.
- Door meiren verstond men een moerassigen grond, gewoonlijk gelegen op de grens van een nederzetting of complex bebouwing, die den naam droeg van hoeve of sele.
- Een goor was een plaats, die altijd onder water stond: Witgoor, Zwartgoor, Gooreind.
- Een steertven was het uiteinde van een goor.
- Door rijt verstond men een langwerpig ven.
- Een meer lag hoger dan een goor.
- Een schot was een heide of een weide, die als gemeenschapsgrond diende, even als een unsel, Heischot.
- Een speelhof was een hof of vijver bij een kasteel gelegen. Het was een hof van plezantie. Oudere menschen weten nog te spreken van het speelhof, gelegen nabij de gildeakkers, en wellicht bij het kasteel, dat in vroegere eeuwen zou gestaan hebben op den hoogen akker ten Westen van het Speelhof en waar men hedendaags nog overblijfselen van grondvesten vindt.
- Een broek was een moerassig of bedijkt land: Henxbroek, Overbroek enz.
- Aa was de benaming van een beek of waterloop.
- Hout of loo beteekende bosch.
- Een schoor was een afsluiting.
- Een voord was aan doorwaadbare plaats.
- Door heerdgang verstond men gemeenschapsgronden onder waakzaamheid van eenzelfden herder.
- Een katterstraat was een baan, langswaar de herder zijn schapen dreef naar den unsel, schot of heerdgang.
- Een aard was het overschot van het gemeenschapsgoed, verdeeld onder de enkelingen.
- Op een maal of maalberg vergaderde het korps, dat de rechtspraak deed.
- Een schans was een schuiloord tegen vreemde invallen: Schansakker.
- Op een galgenveld stond vroeger de galg, dienende om de slaven, die in ongenade bij de heeren gevallen waren, op te knoopen.
Melden wij terloops, dat de dorpen gevormd werden tusschen waters op halfhoogen grond, terwijl de steden veelal in de laagte zijn opgebouwd. De beste gronden lagen niet bij het dorp, maar waren verder afgelegen.
De kasteelen, toebehoorende aan de Heeren, werden gebouwd in de laagte, nabij de grenzen van het dorp. Tot in de XVIe eeuw waren de kasteelen roerende goederen.