Terugreis tot Bialystok

  Terug naar overzicht

Als wij te Saradobski [Serdobsk] aankwamen had de gradenietz bevel ontvangen ons tot nader order niet te laten vertrekken. Wij waren verplicht de wagen terug te zenden, maar madame Petrowna die vernomen had, dat wij nog niet vertrokken, zond mij aanstonds een brief mij verzoekend onmiddellijk weder te keren en zij richtte er tevens een tot de gradenietz hem vragend de goedheid te willen hebben mij te laten terugkeren. Wat hij niet deed, vermits wij elke dag bevel tot vertrek konden verwachten. Ik ontving ook nog een brief van de kinderen, die mij eveneens verzochten toch maar bij hen te blijven, doch, zo ik het niet verlangde, dat zij mij dan een gelukkige reis toewensten.

De 16de juli 1814 ontvingen wij order om te vertrekken naar Balaschow [Balashov], maar de 14de had ik nog een volle kar levensmiddelen van haar ontvangen, ja, de beste sterke dranken en allerhande kostelijke koeken. Zij schreef mij: "Is 't zake dat gij ze niet kunt gebruiken, geef ze aan uw landgenoten en schrijf mij één woord en gij zult bekomen wat U zal believen, laat mij de dag van uw vertrek kennen en ik zal u paarden en wagen zenden." Hetwelk zij deed. Wij vertrokken de 16de van Saradobski [Serdobsk] onder bevel van Baron Collobow, met wie wij al goed bevriend waren. Wachtmeester Wauters [zie voetnoot] en een Russische soldaat reden met mij vooruit om de logementen voor te bereiden. Wij logeerden het transport te Balaschoftoe [omgeving van Balashov?]. De kwartieren zijn gauw bereid; men vraagt maar naar de starchii, dat wil zeggen ouderman of diesiatnik en men zegt hem maar hoeveel man er zullen logeren. Men neemt hem mee en gaat met hem uw volk tegemoet. In de plaats waar zij moeten logeren, daar gaat de starchii met zijn mannen midden door de straat waar hij de soldaten wil onderbrengen, hij wijst naar het huis waar zij zullen logeren en zegt maar zoveel of zoveel moeten er daar zijn, zonder biljet of iets.

Te Balaschow bleven wij gedurende acht dagen. Ik dacht na over de grote reis die wij moesten ondernemen: een afstand van ongeveer veertienhonderd uren! Met vieren, die geld hadden, kwamen wij overeen een wagen te kopen met twee paarden. Hetgeen wij deden en betaalden voor wagen en paarden ongeveer hondertwintig roebels. Wij deden onze reis als heren en reden "in post". Ik dacht nog dikwijls aan de goedheid van Madame Barbara Petrowna, die zo vriendelijk was geweest mij de middelen aan de hand te doen om "in post" te rijden. Men moet weten dat men in dat land meer doet met vijftig roebels dan hier met driehonderd gulden. De levensmiddelen waren te Balaschow zeer goedkoop. Men kon er een pond vlees kopen voor drie centiem of drie kopeken. Het roggebrood kostte maar twee centiem het pond en de vis was er zeer goed en in overvloed. Ons tractement was er vijf kopeken of een halve stuiver in ons geld.

De blijdste dag die ik in heel mijn leven gekend heb, was de dag van ons vertrek uit Balaschow, wetend dat wij terugkeerden naar ons vaderland. Onze bestemming was Bielostock [Bialystok, Polen], de verzamelplaats van al de krijgsgevangenen, die in Rusland waren. Wij maakten deze reis zeer ijverig en met vermaak en wisten al beter en beter met de Russen om te gaan. Want iemand die door de Russen wil bemind worden moet hun voorbeeld volgen, vooral als men hen nodig heeft, zoals dat bij ons het geval was om levensmiddelen te bekomen op de plaatsen waar wij logeerden.

Ten eerste, men moet veel kruiskens maken bij het binnentreden van het logement en dikwijls buigen naar de beelden, die zij in een hoek van hun kaveet verzameld hebben. Ten tweede, als men dat gedaan heeft, zegt men "drastui, moyé Gospodar, is darova" ["Goede dag, mijnheer, het ga u wel."] en dan zal men bemerken hoe goed men ontvangen wordt. Wij leefden ook op de Russische manier: wij pleisterden en bleven met onze paarden waar wij maar te voederen vonden. In de vele logementen waar het niet al te aangenaam was, bleven wij niet. Wij logeerden dan maar op Russische wijze, naast onze paarden en sliepen in de wagen. Wij hadden zeer weinig onkosten wegens onze paarden, slechts hier en daar moesten wij wat haver kopen, doch hooi vonden wij op alle plaatsen. Wij hadden in het wederkeren de ovens niet nodig om op te slapen, want het is er in de zomer warmer dan in Brabant. 's Zomers slapen zij er meest onder de blauwe hemel. Velen hebben er geen vaste slaapplaats: zij leggen zich neer waar het hun goeddunkt.

Als wij uit het gouvernement vertrokken, te weten het laatste gouvernement van het Koninkrijk Astrakan of Klein-Tartarije, passeerden wij door het gouvernement van Saratow in dat van Woronesch, daarna in dat van Koersk, zo voort in die van Orel [Oryol, Rusland], van Tschernigow, van Mohilew, van Minsk, van Wilna [Vilnius, Litouwen], van Grodno en dan naar Bjelostock [Bialystok, Polen], waar wij gelukkig met onze wagen arriveerden na een plezierige reis te hebben gemaakt. Wij hadden heel wat voor, vergeleken met degenen, die gaar niets hadden dan hetgeen zij als tractement ontvingen, want in het laatstgenoemde gouvernement waren de levensmiddelen zeer schaars, vooral het brood. Wij ontvingen als rantsoen slechts een pond oud gedroogd brood, dat de Russen "buiskwit" noemen en dat soms oneetbaar was.

Serdobsk, Balashow, Voronezh, Kursk, Oryol, Mogilev, Minsk, Vilnius, Grodno, Bialystok

Wij meenden maar door Bjelostock te moeten passeren, doch wij hadden het ongeluk er gedurende een tijd stilstand te moeten houden. De levensmiddelen waren er uitermate duur, zodat ons geld verminderde en wij verplicht waren de wagen en de paarden van de hand te doen. Wij verkochten alles aan een baron en bekwamen er zoveel voor, dat wij er al onze onkosten konden mee betalen, zodat wij dus voorniets onze tocht tot hier hadden gemaakt en nog goed genoeg over hielden om onze reis tot huis toe voort te zetten. De gevangenen leden te Bjelostock veel armoede, want hetgeen zij als soldij bekwamen was zelfs niet genoeg om er aardappelen voor te kopen. Zij verkochten alles wat zij maar hadden om toch maar in leven te kunnen blijven. Men zag hen de aardappelvelden doorgraven, waar al lang te voren geoogst was, om toch maar iets te vinden om hun honger te stillen. Ja, men zag hen van dag tot dag vergaan van armoede.

Wij waren gelogeerd op een klein dorpken bij de slaven, met vijftien tot twintig man in één kaveet. De inwoners konden ons niets geven, want zij hadden zelf ook niets. Bjelostock is een grote stad, midden in mastbossen gelegen. Men vindt er veel joden.

Voetnoot
Wachtmeester Wauters: het betreft Guilielmus Wauters, op 4/3/1785 gedoopt te Brussel in de Onze-Lieve-Vrouwe-ter-Kapelle. Hij was een zoon van Joannes Baptiste Wauters uit Sint-Pieters-Leeuw, op 5/11/1782 te Brussel gehuwd met Maria Anna Van Snick uit Oetinge. Zij woonden in de Hoogstraat. Zoon Guilielmus was ook ingelijfd bij het Derde Regiment Jagers te Paard en vestigde zich na de oorlog te Brussel als koopman in de Beenhouwersstraat 985, Brussel. Hij huwde op 22/4/1820 met Barbara Veronica De Drijver, op 4/12/1792 geboren te Gent en wonende in het Begijnhof 718 te Brussel. Het koppel had 1 dochter, Maria Barbara, geboren te Brussel op 4/2/1821 en ongehuwd overleden te Hoeven (NL) op 11/5/1875. Guilelmus Wauters overleed op 28/11/1824 te Brussel en zijn vrouw Barbara op 9/5/1848 te Hoeven in Nederland.

  Terug naar overzicht