Ellendige winter in Serdobsk

  Terug naar overzicht

Vandaar reisden wij naar Saratow en werden verder gezonden met Saradobski [Serdobsk] als bestemming. Wederom vermeerderde onze angst en onze droefheid, want de enen zegden dat wij in Siberië zouden belanden, terwijl de anderen beweerden dat men ons geen rust zou gunnen, want dat deze lange en moeilijke reizen opzettelijk dienden om ons door de koude en de lastige wegen te laten kreperen.

Wij trokken weder de baan op. Weinigen waren echter nog in staat om de weg te voet te vervolgen en men was verplicht ons allen samen per slede te vervoeren. Ons groepje werd echter elke dag kleiner want in ieder dorp waar wij logeerden bleven er enigen dood achter.

Van Petrovsk naar Saratov, en onmiddellijk verder naar Serdobsk

De 12de oktober [lees: december] had ik ook het ongeluk ziek te worden, zes dagen voor wij te Saradobski aankwamen. De ziekte nam zo sterk toe, dat ik nog steeds niet besef hoe wij daar zijn gekomen. Te Saradobski gearriveerd, werden de arme gevangenen ondergebracht in een versleten barak waar de sneeuw dwars door vloog en waar men zoveel te lijden had van de koude dat er 's morgens aan de grond vastgevroren waren. Men kan zich voorstellen hoe aangenaam het was voor de zieken daar in de sneeuw te liggen, zonder hulp van wie ook. Wij werden gelogeerd in het huis van een boer, waar wij een oven te onzer beschikking hadden om ons eten te koken. Het ongeluk wilde echter dat wij allemaal ziek waren en de ene de andere niet kon helpen. Reeds twee dagen lag ik daar zonder hulp, doch de jagers van mijn compagnie, die dat gewaar werden, zeiden, dat zij mij zouden bijstaan zolang zij enigszins konden. Eén van hen, die al een weinig hersteld was, had de goedheid mij te komen dienen tijdens de ongelukkige ziekte die ik daar moest doorstaan, want wij hadden schier geen stro om op te slapen, geen hout om te stoken en geen keukengerief te onzer beschikking. Ik had als bed drie, vier planken met een handvol stro, dat zij, om Gods wil, voor mij hadden gevraagd en bekomen. Ik zag daarenboven nog naast mij liggen mijn kameraad, die in het begin de goedheid had gehad mij te komen dienen. Na enige dagen ziekte is hij aan mijn zijde overleden, zonder dat ik hem hulp kon verlenen. Ik zag daarbij nog, na zijn dood hoe de Russische soldaten hem wegsleurden en hem buiten in de sneeuw wierpen, tot prooi van de honden. Men liet hem daar enige dagen liggen. Daarna verzamelde men al de doden in een oude kaveet tot in de lente, toen het geheel ontdooid was en dan werden allen samen in één put begraven omtrent een uur buiten de stad.

Mijn ziekte duurde ongeveer drie maanden. Ik was bijna drie weken buiten kennis en zonder mijzelf te kunnen behelpen. Ik geloof dat ik met mijn kameraden begraven zou zijn geweest op de grens van Azië, als ik niet wat geld had kunnen behouden, wat mij tijdens mijn ziekte zeer goed van pas kwam. Ik moet ook nog veel dank wijten aan de jager, die mij diende alsof ik zijn broeder ware geweest.

Nadat mijn kameraden enige dagen in een versleten barak waren gelogeerd, schreven enige particulieren naar de gouverneur van Saratow en deelden hem mede hoe de gevangenen waren ondergebracht. Enige dagen later kwam er iemand voor een onderzoek en deze deed de gevangenen veranderen van logement. Het schroomde als men hoorde vertellen hoe men met hen had gehandeld. Velen zijn op de oven versmacht van de rook, want die arme sukkelaars waren van koude op de oven gaan liggen. Dan werd er wat in gestookt, schouwen zijn er niet in die kaveten en daar zij niet geholpen werden om van de oven te komen, waren zij door de rook al spoedig versmoord. Na hun dood sleepte men hen buiten en liet hen daar liggen. Ja, sommigen zeiden, dat zij de honden met ledematen van de dode Fransen op straat zagen rondlopen. Men kan zich indenken wat goede moed zulks gaf aan de zieken. Ik wenste menigmaal, dat de dood mijn levensdraad zou afgesneden hebben. Mijn grootste droefheid was echter de gedachte dat ik het geluk niet had aan mijn beminde ouders een woordje te zenden om hen van mijn ongelukkige toestand in te lichten. Ik peinsde menigmaal "had ik maar het geluk hen te laten weten de plaats waar ik terecht gekomen was, dat ik dan gerust en gaarne zou gestorven zijn". Ik dacht er over na, wat er zou gebeuren, indien men mij bij het terugkeren naar ons vaderland zou behandelen zoals zij thans met velen hebben gehandeld, of indien men mij voor heel mijn leven zou weerhouden hebben nabij de grenzen van Azië, of als slaaf had laten dienen in de Siberische wildernissen, dat ik dan nog liever met mijn kameraden samen in een kuil zou begraven zijn geweest dan te blijven zuchten op de grond van Azië.

  Terug naar overzicht