Oostwaarts naar Koersk (sept. 1812)

  Terug naar overzicht

De 12de September vertrokken wij, wederom onder Russische escorte, met Woronesch als bestemming.

Overzichtskaart

Wij passeerden door het gouvernement Koersk. De stad zelf is schoon en groot, gelegen op een kleine berg. Het is de enige stad die ik op mijn weg heb ontmoet, waarvan de straten gekasseid zijn. Men vindt in Koersk zeer rijke kooplieden. De inwoners van deze stad zijn wat properder dan die van de vorige gouvernementen. In dit gouvernement vindt men vele mensen die het Rooms geloof belijden, maar de priesters lezen er de Mis in de Griekse taal. De streek is zeer vruchtbaar in tabak. Koren is er ook in overvloed en het hooigras wordt er niet voor de helft verbruikt. De grond in het gouvernement kan worden aangezien als goede poldergrond. Hij wordt nooit bemest, doch wordt zeer slecht bewerkt en bebouwd.

Men vindt in de gouvernementen Koersk en Woronesch een vrucht, die men arboesen noemt. Sommigen zeggen dat het watermeloenen zijn. Er zijn er zo groot als een emmer in de vorm van een O. De schors is zeer groen. Binnenin zijn ze zo rood als bloed en de granen zijn zwart. Zij hebben een zoete, aangename smaak, een weinig waterachtig en zijn goed om zich te verversen.

In deze gouvernementen vindt men zeer weinig bossen, maar des te meer weiland. De dorpen zijn zeer ver van elkander afgelegen, ja, wij reisden soms van 's morgens tot 's avonds laat, zonder iets anders dan weilanden te zien. De reizigers maken daarvan gebruik als voeder voor hun dieren, want men ziet dikwijls konvooien van honderden wagens die 's nachts blijven kamperen waar water en gras te vinden is voor het vee. Men vindt dikwijls in die afgelegen weilanden putten gegraven met bakken en emmers ten dienste van de reizigers. Als de Russen een reis ondernemen voorzien zij zich eerst van een tonneken met water. Zij pleisteren 's nachts in het veld als zij voeder vinden, al waar het hen belieft en slapen dan op de grond, onder hun wagens. Wij waren dikwijls zeer verblijd op de weg enige wagens te ontmoeten om water te bekomen.

Tsjernihiv (Oekraïne), Koersk (Rusland), Voronez

Te Koersk werden wij buiten de stad gelogeerd en bleven er maar twee dagen. Wij ontvingen aldaar nieuw transport en escorte. Het was omtrent de 14de september dat wij te Koersk vertrokken en arriveerden rond middernacht in het dorp waar wij moesten overnachten en logeerden wederom naar gewoonte onder de blauwe hemel. Wij leden die nacht zoveel van de koude dat wij schier allen stijl lagen. De volgende dag was het integendeel goed weder en zetten wij onze tocht voort in de richting van Woronesch, maar wij leden veel door het slapen onder de blauwe hemel en op de natte grond.

Laat ons niet spreken over het voedsel, dat uitermate slecht was. Hoe verder wij in het gouvernement Koersk doordrongen hoe slechter het werd, want de inwoners betrouwden de soldaten niet meer om ons te bewaken of te escorteren. Op ieder dorp vonden wij een bende van slaven met kolfstokken, vlegels, pieken of vorken en te paard. Ja, hun voorkomen was als dat van wilde mensen. Zij hadden een baard, die bij sommigen wel een voet lang was en zwart van kleur. Alhoewel verbrand van de zon of van de hitte, waren zij gekleed met schapenpels en een onderbroek. Hun hemd bonden zij met een gordel boven op de broek. In de zomer zijn zij altijd barvoets. Om hun paard te leiden hadden zij niets dan een halster vervaardigd uit houtschors en sommigen bedienden zich van een stuk hout tot mondstuk van de toom. Zadels hebben zij ook niet, wel vervangen zij het soms door een klein kussen.

  Terug naar overzicht