De gevangenneming

  Terug naar overzicht

Nu wij de stad [Mahiljow / Mogilev, Wit-Rusland] veroverd hadden, werd zij door ons te allen kante doorzocht. Daarna zetten wij onze achtervolging voort, waarbij ik wederom op de linkervleugel mijn plaats innam. Wij namen er nog veel gevangen, evenals bagagewagens in overvloed. Na korte tijd aan de linkerhand gevochten te hebben, kreeg ik bevel de rechtervleugel te ondersteunen, omdat aan die zijde de vijand zijn macht verzameld had. Daar werd een grote slag geleverd en zijn er veel gestruikeld. Doch nadat zij geheel tot wanorde waren gebracht, verlieten zij hun posities en wij trokken verder tot aan een aanzienlijke plaats, waar wij de gouverneur van de stad ontdekten en hem gevangen namen. Wij vonden er ook een schoon kasteel, voorzien van allerlei kostbaarheden, die volledig de prooi werden van de militairen.

Terugkerend naar de stad Mohilew [Mahiljow / Mogilev, Wit-Rusland] ontmoette ik onderweg generaal Bordesoulle, die mij opdracht gaf de achterblijvers en de rovers uit de stad te verdrijven en hen te straffen naar goeddunken. Nadat de stad doorzocht was, ontmoette ik de adjudant, die mij zeide, dat ik bij de generaal verwacht werd om een brief te dragen naar de Prince d'Eckmühl, die logeerde op omtrent vier uren afstand van Mohilew op een schoon kasteel. Onderweg echter ontmoette ik de Prins en bezorgde hem de brief. Hij ondervroeg mij over de manier waarop wij de stad hadden ingenomen en of er veel volk was verspeeld. Hij beval mij bij hem te blijven als ordonnans. Toen de Prins in de stad kwam, werd hij door de voornaamste ingezetenen verwelkomd, doch vooral door de joden aan wie hij beval zich tevreden te houden en levensmiddelen te bereiden voor het leger. Wij reden naar de postmeester en namen er een maaltijd op kosten van de stad. In de stad Mohilew vonden wij zeer veel krijgsvoorraad, zoals een magazijn van klederen, enz.

De 20ste kampeerden wij omtrent een uur van de stad op de weg van [oningevuld : Saltanowka?] niet wijd van een dorpken, dat helemaal geruïneerd werd, vermits het levensmiddelen moest leveren voor het ganse leger. 's Avonds vernamen wij, dat wij op onze hoede moesten zijn, want dat wij aangevallen moesten worden door het leger van de generaals Platow en Liechtenstein, dat driemaal sterker was dan het onze. 's Avonds in ons kamp zou men gezegd hebben, dat het een kamp was van vergenoegen, want men had te allen kante de levensmiddelen in overvloed, ja, zelfs de sterke dranken. Maar in de avond en tegen het krieken van de dag ontstak men het vuur langs alle zijden, doch het bleef alleen voortduren bij de voorposten, die gedurende heel de nacht zich moesten verdedigen.

's Morgens kreeg ik opdracht de voorposten te gaan visiteren en hen te waarschuwen, dat er zeer spoedig een grote beweging in het regiment zou zijn. Toen ik terugkwam op de plaats waar zij gekampeerd hadden en waar ik het regiment verlaten bad, stond het al in de gelederen en op weg om de vijand te achtervolgen. De voorposten gingen voort met vechten tot aan een klein bos, waar de vijand zijn macht verzameld had en een algemene charge uitvoerde, doch wij verloren niet veel volk. Nadat die aanval geëindigd was, gaf Generaal Bordesoulle bevel al de manschappen te groeperen en het regiment in slagorde op te stellen. Het was op dat ogenblik, dat de kapitein van de voorvechters het regiment om versterking verzocht en ons waarschuwde, dat de Kozakken langs alle zijden doordrongen. Dit vernemend vormden wij onze escadrons en pelotons en hielden ons bereid om slag te leveren. Op dat moment zagen wij de Kozakken te allen kant te voorschijn komen en, na een tijd gevochten te hebben, waren wij verplicht terug te trekken, doch de vijand was al wel een kwaart uurs op de weg, die wij moesten nemen. Wij drongen er door, ontvingen order de linkervleugel te ondersteunen en zagen toen dat op alle plaatsen al veel volk in handen was van de vijand.

Handschrift Willem Kenis (transcriptie: zie onderlijning)

Het was alsdan dat mij het ongeluk trof mijn paard te verliezen, dat door een bal doodgeschoten werd, zodat ik per ongeluk er onder viel, mijzelf niet kon redden en verplicht was mijn kameraden voorbij te zien gaan, mij over te geven in de handen van de vijand en te blijven liggen totdat de Kozakken mij kwamen helpen en mij krijgsgevangen namen. Onder mijn paard uit zijnde, stond ik omringd van Kozakken. Zij ontnamen mij mijn wapens en al mijn goed en bonden het op hun paarden. Ik stond daar als een ongelukkige, niet wetend wat mij zou overkomen, want de ene zegde: "Schiet hem dood!" en de andere: "Steekt hem dood!" Ik had allerhande verwensingen te aanhoren, doch ik deed mijn mond niet open. Eindelijk vonden zij het goed mij naar achter te transporteren. Ik bemerkte echter in het bos nog een peloton van ons volk, met de kapitein die langs de weg moesten passeren. De Kozak die mij moest begeleiden, steeg op zijn paard en stak zijn lans in de grond. Ik zag daarin een middel om te ontvluchten. Ik vatte zijn lans, brak haar in twee en behield de piek al lopend naar het peloton van de kapitein Simon. Ik greep een paard bij de staart en liep zolang ik maar kon, doch de weg was te lang om het regiment te kunnen achterhalen. De vijand dit ziende, viel opnieuw het peloton aan en ik was verplicht de vlucht te nemen. Ik kroop op handen en voeten in het koren, alwaar dezelfde (Kozak) vergezeld van een ander mij kwam halen, vloekend en zwerend omdat ik mij nog verdedigd had. Zij zegden dat zij mij al vergeven hadden.

  Terug naar overzicht