Verovering van Mahiljow (jul. 1812)

  Terug naar overzicht

Vandaar [Minsk] trokken wij naar Borissow [Borisov, Wit-Rusland], een klein stadje gelegen in moerassen en bossen, op de rivier Beresina, breed en sterk van stroming. In het bos is een sterke forteresse. Men vond er ook grote magazijnen die zij helemaal verbrand hadden.

Van Borissow richtten wij onze tocht op Mohilew [Mahiljow, Wit-Rusland] steeds maar de Kozakken achtervolgend doorheen de uitgestrekte mastbossen. Wij genoten vrijheid noch rust, want zij zijn slim zoals de vossen. Zij waren zowel achter ons als voor ons.

De gouvernementen Grodno, Minsk en Mohilew zijn vruchtbaar in koorn, erwten, kemp en mastbossen. De bomen worden verscheept te Riga en naar andere landen verzonden. Men vindt er vele joden, die er handel drijven, maar ze zijn niet zo rijk als de joden in Duitsland en veel vuiler. Ja, het is ongelooflijk welke onreinheid er heerst onder de joden in Wit-Rusland.

Zodra wij in het gouvernement Mohilew [Mahiljow, Wit-Rusland] aangekomen waren, ontvingen wij opdracht vanwege generaal Bruyère dit gebied grondig te doorzoeken om na te gaan of er nog steden of dorpen waren die door de vijand bezet waren. Daardoor was het onmogelijk vlug vooruit te komen en onze weg rechtdoor te vervolgen. Wij hadden ook nauwelijks tijd om ons levensmiddelen te verschaffen, die er trouwens zeer zeldzaam waren.

Dit gouvernement is nog armer aan voedsel dan de vorige. De woningen der bewoners zijn nog minder waard en zeer eenvoudig. Glazen vindt men er niet in de ramen. Voor de verlichting van hun woning dient een vierkante opening in de wand, van een voet lang en breed. Deze gaten dienen veelal dan ook nog als uitweg voor de rook, want schouwen hebben zij niet. De rook is dus wel verplicht langs die gaten in de muur een uitgang te vinden, vooral als de wind op de deur staat. Zij hebben echter wel een goede voorzorg gehad: de gaten zijn gemaakt in de oostelijke, westelijke of zuidelijke muren en zij kunnen die openen of sluiten al naar gelang de richting van de wind.

Minsk, Borisov, Mahiljow (juli 1812)

Na veel moeite bereikten wij een groot dorp op achttien uren afstand van Mohilew, waar heel de brigade verzameld was en waar wij kampeerden. Wij vroegen ons nieuwsgierig af waar de woningen der inwoners waren, doch rondziend bemerkten wij niets als slechts kaveten, zonder schouwen of glazen, alsof het stallingen waren, doch bij nader toezicht ondervonden wij dat het woningen waren.

Op 19 juli 1812 ontvingen wij order van Maarschalk Davout, Prince d'Eckmühl, ons te verzamelen in een klein dorpje gelegen op vier uren afstand van Mohilew en ons gereed te bonden om ons te verdedigen tegen de korpsen van generaal Platow en graaf Liechtenstein en om hen de overtocht van de Dnieper te beletten.

De 20ste 's morgens voor het krieken van de dag, ontmoetten wij de Kozakken in een groot bos. Wij gingen aan slag, verloren wat van ons volk en namen enige Kozakken krijgsgevangen. Het gevecht was nauwelijks geëindigd of wij ontvingen bevel van de generaal een piket van de beste ruiters te verzamelen om hen te achtervolgen. Dit gedaan zijnde vertrok ik met een luitenant aan het hoofd van het piket en wij achtervolgden hen tot aan de stad, waar zij ons aanvielen, met het gevolg, dat wij een half uur ver teruggeslagen werden. Wij stieten daar op de voorposten van allerhande troepen, die in Mohilew in garnizoen lagen. Wij pleisterden een weinig tot ons regiment ons vervoegd had, teneinde versterking te bekomen om het piket te verdubbelen.

Dit gedaan zijnde, besloot de generaal er maar op los te gaan, door te dringen en de stad in te nemen. Het was aan mij om de linkervleugel van de voorhoede te commanderen. Na ongeveer drie, vier uren lang gevochten te hebben, dwongen wij hen de stad te verlaten en gaven wij bevel aan onze voorvechters de stad in te nemen. Dit bevel werd uitgevoerd. Wij veroverden de plaats, gelukkig zonder veel volk te verspelen. Wij verloren er nochtans enkelen en slaagden erin enige krijgsgevangenen te maken.

In de stad komend, werden wij verwelkomd door het hoofd van de adel, die ons bad en smeekte toch medelijden te hebben met zijn arme onderdanen, die ons hun diensten aanboden, zich voor ons zouden opofferen en doen zouden wat in hun vermogen was. Wij antwoordden hem, dat hij terstond levensmiddelen zou doen verschaffen aan de militairen, indien hij wilde dat er orde gehouden werd onder de soldaten. Wij vroegen hem welke weg de vijand genomen had, wat hij ons ook zegde: "Gisteren morgen heb ik een brief ontvangen van generaal Platow om levensmiddelen te bereiden voor zijn korps, dat hier op 21 juli moest arriveren, doch ik heb nog niets van hen vernomen, alhoewel men zegt, dat zij te Wrakla gesignaleerd zijn. De regimenten, die gij hier verslagen hebt, zijn deze die hier sedert lange tijd in garnizoen geweest zijn."

  Terug naar overzicht