Naar Gdansk

  Terug naar overzicht

Na daar [Landsberg] nog enige dagen gelegen te hebben, ontvingen wij order van generaal Gruyère om seffens te vertrekken naar Königsberg [Kaliningrad, Rusland], maar onderweg ontvingen wij tegenbevel en moesten kantonneren te Gollub [Golub-Dobrzyn, Polen], een klein stadje in Polen, alwaar wij enige tijd verbleven. Het arrondissement Gollub [Golub-Dobrzyn, Polen] is een zeer armoedig land, de grond is er zeer zandachtig.

Vandaar vertrokken wij naar Mohrungen [Morag, Polen], Liebstadt [Milakowo, Polen], Pruisisch Holland [Paslek, Polen]. Deze landen zijn zeer vruchtbaar, doch de inwoners zijn totaal geruïneerd tengevolge van de oorlog in het jaar 1807, want men zag te allen kant de stallingen nog zonder vee. Ja, die voor de oorlog twaalf tot vijftien stuks vee, hoornvee, bezaten, hadden er nu nog niet meer dan vier of vijf. En wederom zouden zij in 1812 hetzelfde lot moeten onderstaan.

Mohrungen [Morag, Polen] is een klein stadje, gelegen midden in de bossen, waarin men vele wilde dieren, zoals wolven, beren, enz., aantreft. Deze berokkenen veel schade vooral in de zomer, wanneer men dagelijks verneemt dat de wolven paarden hebben verscheurd. Er moet dan zeer stipt in de weiden gewaakt worden. Nochtans worden er drie-, viermaal per jaar wolvenjachten ingericht, waaraan iedereen moet deelnemen.

Liebstadt [Milakowo, Polen] is een klein stadje dat tijdens de oorlog in het jaar 1807 volledig in as is gelegd, doch nu gans heropgebouwd is, schoner dan tevoren.

Terwijl wij te Liebstadt [Milakowo, Polen] gekantonneerd waren, ontving ik order van generaal Bordesoulle om aanstonds te vertrekken naar Danzig [Gdansk, Polen] om aldaar enige belangrijke zaken af te handelen bij generaal Rapp, gouverneur van Danzig. Daar aangekomen ontving ik een brief van de kolonel met opdracht enig krijgsgereedschap te kopen. Toen ik bij de gouverneur kwam beval deze mij enige dagen te Danzig te blijven tot mijn zaken zouden geregeld zijn.

Op mijn terugweg van Danzig passeerde ik door Neumünsterberg [Nowa Koscielnica, Polen] aan de Nogat, waar ik lange tijd van te voren gelogeerd had. Ik was echter verwonderd dit land zo geruïneerd te zien, want in het jaar 1807 was het een zeer rijk land, maar het werd in dat jaar zeer verarmd omdat het levensmiddelen moest leveren voor het gehele leger. Nu in 1812 zijn door die bittere oorlog deze streken wederom zo verarmoed, dat het niet meer hetzelfde land is.

Vandaar zette ik mijn weg voort over Elbing [Elblag, Polen], waar ik vernam dat het regiment van verblijfplaats veranderd was en thans gekantonneerd lag te Osterode [Ostróda, Polen]. Ik bood mij daar bij de kolonel aan, die mij zegde mijn zaken te moeten afhandelen met generaal Bordesoulle. Als zulks geëindigd was, keerde ik naar mijn compagnie terug. Kapitein Simon deelde mij mede, dat men voor mij logement had voorbehouden en dat mijn bagage er al was. Wij logeerden in een fabriek van potten en gleiswerk, één van de mooiste die men kan vinden. Als men er voor stond zou men gemeend hebben dat het op zichzelf een groot dorp was. Ik bevond mij er zeer goed. De mensen waren er zeer aangenaam en goedhartig.

  Terug naar overzicht