Bezetting Zweeds Pommeren, Rügen

  Terug naar overzicht

Te Friedland bleven wij tot middernacht. Na kriigsvoorraad ontvangen te hebben, kruit en lood en alles wat tot de oorlog nodig is, vertrokken wij, ons begevend op de weg van Anklam in Pruisen, maar niemand wist bepaald welke onze plaats van bestemming was. Wij waren 's nachts niet zeer tevreden, want het was zeer koud en heel de weg was als een ijsbaan. Omtrent het krieken van de dag arriveerden wij aan de poorten van Anklam en vonden het garnizoen van de stad, te weten de Pruisen, in hun gelederen. Zij moesten, ingevolge het accoord, ons doorgang verlenen en zo zetten wij onze weg voort naar Greifswald in Zweeds Pommeren.

Na omtrent een uur gemarcheerd te hebben, ontbood mij de kapitein Simon, die mij beval mij bij de kolonel Dejean aan to melden om seffens met hem te vertrekken als parlementair naar de stad Greifswald. Wij namen onze beide jagers mee als ordonnance en onze paarden de sporen gevend, vertrokken wij in gestrekte galop ("ventre à terre").

Het was avond en bijna duister toen wij aan de poorten der stad kwamen. Wij reden voorbij de eerste wacht tot bij de hoofdwacht. Wij meldden ons aan, maakten ons bekend en vroegen een begeleider om ons tot hij de plaatscommandant te brengen. De wacht was zeer verwonderd Franse soldaten in de stad te zien. Toen wij bij de plaatscommandant kwamen, verzochten wij om een onderhoud, dat ons werd toegestaan. Bij hem gekomen betuigden wij hem onze eerbied en vroegen hem dat hij de goedheid zou hebben onze logementen aan te wijzen en eten te doen bereiden. Hij antwoordde, dat hij geen orders had om Franse troepen te ontvangen. Wij gaven hem te kennen, dat wij kwamen, op de eer van Franse officieren, als vriend en niet als vijand, maar, zo hij ons niet als vriend ontving, wij ook zouden tonen geen vrienden te zijn.

Strafexpeditie naar Zweeds Pommeren (voorjaar 1812)

De plaatscommandant was een bejaard man. Hij stond te beven en zei, dat hij geen bevel had van de opperbevelhebber van Stockholm en dat hij ons moest verzoeken in de voorgeborchten van Greifswald te logeren tot hij orders zou ontvangen hebben. Waarop wij antwoordden, dat wij niet gekomen waren om in de voorgeborchtes te logeren, doch wel in de stad en dat, zo hij ons niet met goedheid wilde ontvangen, wij de stad met geweld zouden innemen.

's Nachts omtrent tien uur verschenen onze troepen voor de poorten der stad. De toegang werd hen geweigerd. Men verzocht ons te wachten tot 's anderendaags 's morgens, waarop wij herhaalden dat wij kwamen als vrienden en niet als vijanden. De plaatscommandant stelde ons de vraag: "Geëerde officieren, zo u in mijn plaats waart, wat zoudt u doen?" Wij antwoordden "dat eenieder zijn eigen taak moest kennen en dat wij wilden weten wat hij doen zou: het één of het ander." Daarop gaf hij order de officieren van het garnizoen te doen vergaderen om conseil te houden. Toen deze beraadslaging geëindigd was, werd ons gevraagd of wij schriftelijk wilden verklaren dat wij kwamen als vriend en niet als vijand. Wij deden zulks en de stad werd ons overgegeven zonder te moeten vechten.

Nadat onze troepen binnengerukt waren en de biljetten (voor de logementen) uitgereikt waren, ontving ik bevel wachten te commanderen om de stad te bewaken. Als de wacht verzameld was trok ik er mede naar de hoofdwacht van de Zweden en stelde een Franse wacht in haar plaats. Ik zei hun, dat zij konden gaan waar het hun beliefde. Ik deed hetzelfde aan de poorten der stad, doch ik gaf bevel aan de Franse wacht geen Zweedse soldaten in of uit de stad te laten gaan. De wachten geplaatst zijnde, installeerde ik een piket voor het stadhuis tot politie van het volk.

Daarna werd ik bij de gouverneur ontboden, die mij bevel gaf naar de posthuizen te gaan en er al de brieven in beslag te nemen, deze te openen om te zien of er geen zaken van belang in waren. Ik deed zulks, doch voor alle zekerheid nam ik vier getuigen, twee inwoners en twee Franse militairen, want sommige omslagen bevatten wisselbrieven en in andere was geld. Dit gedaan zijnde, gaf ik bevel aan de postmeester geen brieven meer te verzenden vooraleer ze door mij geïnspecteerd waren. Daarna deed ik de fouriers een staat maken van de plaatsen waar de militairen ingekwartierd waren en van de manier waarop ze gelogeerd waren.

Greifswald is een schone stad met een haven op de rivier de Rijck, niet ver van de Baltische Zee.

Zweeds Pommeren is een vruchtbaar land vooral in granen. Men vindt er ook vele meren, die rijk zijn aan vis. De dorpkens zijn er zeer klein. Men vindt op ieder dorp maar één hofken, waar de pachters wonen, die op edellieden lijken, en enige kleine huizekens waarin hun arbeiders verblijven.

Op 24 maart 1812 arriveerden wij op Rügen, een eiland in de Baltische Zee, recht over de stad Stralsund. Het is vijf uren breed en vier lang. Het land is er zeer vruchtbaar en er is een overvloed aan vee. Na daar enige dagen gelegerd te hebben, keerden wij terug naar onze oude kantonnementen, waar wij nog enige tijd bleven.

  Terug naar overzicht