Mecklenburg (1811-12)

  Terug naar overzicht

Na enige dagen gerust te hebben te Waren, werd ik aangeduid om te vertrekken naar Malchow, waar ik tot instructeur was benoemd in de school onder het bevel van [Luitenant] Marigny. in die tijd was er voor ieder regiment een school opgericht waar men leerde lezen, schrijven, commanderen en te paard rijden. Doch ik meende dat ik niet genoeg bekwaamheid en kennis bezat om deze functie met eer te vervullen en deelde aan de Kolonel mede dat ik hem bedankte voor zijn welwillendheid te mijnen opzichte, doch dat ik hem verzocht een ander in mijn plaats te willen stellen. Hij antwoordde mij, dat ik, door anderen te leren, zelf zou leren.

Mecklenburg is een schoon land, vruchtbaar in graan. Weiden en wild zijn er in overvloed. De dorpkens zijn er zeer klein. Men vindt haast in elk dorp een rijke pachter, wiens huizen schoon gebouwd zijn en bemeubeld, terwijl die van de arbeiders zeer klein en armoedig zijn. Er zijn ook veel stoeterijen en men ziet er schone paarden.

Mecklenburg 1811-1812: Waren, Malchow, Güstrow, Schwaan, Rostock, Plau am See, Lübeck, Burg Stargard bij Neubrandenburg, Hagenow

Malchow, een klein stadje, ligt tussen twee waters of meren, genaamd Kölpiner- en Plauersee. Het is schier een eiland, zo is de stad bijna geheel door water omringd. Er blijft slechts genoeg ruimte over om wagens te laten passeren. Tegenover de Plauersee ziet men een schoon nonnenklooster. Die meren en waters zijn zeer rijk aan allerhande vis.

De 20ste juni 1811 vertrokken wij naar Gneissdorf, gelegen op twee uren afstand van Plau. Ik was gelogeerd bij een minister of dominee, die mij grote eer aandeed. Het was een oude man, evenals zijn vrouw. Zij waren zeer goedhartig en medelijdend. De 25ste juli 1811 waren wij weder op weg om op 2 augustus te Rostock aan te komen, reizend langs Güstrow en Schwaan.

Rostock is een schone stad, verdeeld in drie delen: de oude, de nieuwe en de middenstad. Zij is gelegen aan de Warne op een uur afstand van de Baltische Zee. Er is een schone haven en er wordt veel handel gedreven.

Malchow, "schier een eiland" omgeven door Plauer See en Kölpinsee, aldus Kenis

De 15de augustus 1811 ontving ik order van Kolonel Dejean de kantonnementen te gaan visiteren op omtrent vijf uren afstand van de stad en te informeren of de dorpen voorzien waren van voeder en levensmiddelen. Aldaar zijnde tekende ik zeer nauwkeurig op hoe zij gelegen waren en hoeveel er gelogeerd konden worden. Ik liet niet na voor mijzelf te zorgen en keerde weder naar Rostock. 's Anderendaags 's morgens logeerde ik de compagnie volgens mijn goeddunken.

Na daar [Rostock] ongeveer veertien dagen gelogeerd te hebben, kwam er bevel vanwege generaal Bordesoulle tot het passeren van de revue in de nabijheid van Plau [Plau am See, Duitsland], zodat wij voor enige dagen onze kantonnementen moesten verlaten. Deze revue had voor gevolg, dat ik op arrest werd gesteld of gestraft met uitgangsverbod, omdat de compagnie niet was, zoals het behoorde volgens zijn mening. Toen de revue geëindigd was vertrokken wij weder naar onze kantonnementen om er veertien dagen nog te blijven.

Daarna vertrokken wij naar Güstrow, waar wij bij de burgers gelogeerd waren. Het is een schone stad met een prachtig hof van de hertog. Men ziet er ook een mooie warande.

Ook daar bleef ik niet langer dan veertien dagen, want ik vertrok met Luitenant Regnier en dertig man naar Lübeck om gedurende een paar weken dienst te doen bij de gouverneur van de stad. Het is een zeer rijke, bloeiende en handeldrijvende stad, gelegen aan de Trave, dicht bij de Baltische Zee. De straten zijn er zeer breed en beplant met lindebomen. De landerijen rond Lübeck zijn zeer vruchtbaar, doch langs de zijde van Bergedorf vindt men grote weiden en zeer veel zand.

Van Lübeck vertrokken wij naar Neubrandenburg, de hoofdstad van Mecklenburg-Schwerin, waar de kolonel mij deed logeren op een hofken niet ver van de stad Stargard, op een mijl afstand van Neubrandenburg. Ik ben daar gebleven tot omtrent Nieuwjaar 1812. Stargard [Burg Stargard, Duitsland] is een klein stadje met een groot kasteel op een berg.

Op 6 januari 1812 ontving ik opdracht van Kolonel Dejean om seffens te vertrekken met mijn detachement en mij 's morgens te bevinden te Hagenow, een klein stadje, waar de hele brigade werd samengebracht om revue te passeren van de generaal. Tijdens deze revue werden er twee van het eerste regiment jagers gefusilleerd omdat zij in de eerste linie met arme et bagage overgelopen waren naar het Pruisisch leger. Het waren alle twee Brabanders. De ene heette Gauthier. Hij schreef enige uren voor zijn dood een brief aan zijn moeder om haar mede te delen in welke staat hij zich bevond en haar voor eeuwig adieu te zeggen. Vooraleer zijn vonnis gelezen werd vroeg hij de adjudant deze brief te willen laten bestellen op het aangeduide adres. Als de justitie voltrokken was, keerden wij terug naar onze logementen om er nog enige tijd te verblijven.

Op 12 januari 1812 deelde de kolonel het bevel mede ons te begeven naar een nieuwe bestemming en dat Friedland de verzamelplaats was, doch niemand wist waarheen of waarom. Het was de 13de dat ik mijn hofken moest verlaten, met tranen in de ogen van droefheid. Na omtrent drie maanden bij haar gelogeerd te hebben, in allerbeste vriendschap, moest ik haar verlaten: zij was een weduwe, die daar woonde met haar zuster en een inspecteur. Zij bezat een groot vermogen, was medelijdend en lieftallig, zodat wij elkander adieu zeiden met grote droefheid. Wij zeiden nochtans te hopen dat het niet voor eeuwig zijn zou.

  Terug naar overzicht