Bevorderd, belangrijke missie (1811)

  Terug naar overzicht

De [oningevuld] ontvingen wij order om te vertrekken naar Hamburg. Wij passeerden langs Norden, een klein stadje waar men veel arm volk vindt; de inwoners zijn er meestal vissers. Wij zetten onze tocht voort over Leeuwarden, Groningen, Celle, Oldenburg, Bremen en Harburg, waar wij werden ingescheept om te water Hamburg te bereiken, waar wij werden gekantonneerd in een dorpken genaamd Billwärder am Bille [is nu een wijk van Hamburg] tegen een kleine rivier van dezelfde naam.

Alkmaar, Leeuwarden, Groningen, Norden, Oldenburg, Bremen, Celle, Hamburg

Na daar omtrent drie maanden verbleven te hebben, werd ik bij Kapitein Simon ontboden, die mij zei: "Kenis, het is nu al lange tijd, dat ik heb moeten wachten om voor u een gelukkige dag te vinden, zoals ik aan uw vader heb gezeid. Ik heb order van Baron Saint-Mars om u als wachtmeester [onderofficier] te ontvangen in de tweede compagnie. Ga voort met te dienen en vervolg uw gedrag, doe uw onderdanen hun dienst verrichten en wij zullen voortgaan met voor u te zorgen." En 's anderendaags werd het regiment verzameld en werd ik tot wachtmeester aangesteld.

Onmiddellijk daarna werd ik aan het hoofd van een detachement van 25 man naar Hamburg gezonden om ordonnantiedienst te verrichten bij generaal graaf Friant. Ik arriveerde er de 12de April 1811 en begaf mij bij de chef van de Generale Staf, die mij een biljet bezorgde om logement en levensmiddelen te bekomen. Hij deelde mij tevens mede, dat de chef van het detachement of wachtmeester bij bevel van de opperbevelhebber recht had op een gratificatie vanwege de stad van acht francs.

Geldtransport Waren naar Hamburg via Boizenburg, Lauenburg, Lüneburg en Winsen

Op 24 mei 1811 ontving ik order van generaal Bordesoulle om te vertrekken naar Winsen, waar toen ons regiment gekantonneerd was. Aldaar werd ik door de chef van het escadron aangewezen om verder te gaan logeren, op vier uren afstand van Lüneburg, een schone stad met een kasteel of hof en een hospitaal, waar er één afkomstig van Wuustwezel, met name Jan Van Gils, is gestorven.

Wij trokken vandaar verder naar Boizenburg aan de Elbe, een schone stad, waar de voorbijvarende schepen tol moeten betalen, en zo verder naar Waren, een klein stadje in Mecklenburg, waar ik vanwege generaal Bordesoulle opdracht ontving dadelijk de terugweg in te slaan en mij met een gesloten wagen en een wacht naar Hamburg te begeven met belangrijke documenten. Ik moest mij daar aanbieden bij de Betaalmeester-generaal van het Duitse leger om 80.000 francs te ontvangen tot betaling van remonte en soldij van het regiment. Onmiddellijk nadat ik het geld in mijn bezit had, vertrok ik met mijn wagen, doch onderweg werd ik bevreesd wegens de kleine escorte, waarover ik beschikte om mijn wagen te doen bewaken. Ik nam mij voor, overal waar wij doortrokken, aan de burgers te doen zeggen dat de wagen gevuld was met kruit en dat het verboden was met vuur in de nabijheid te komen. Vooral daar waar wij overnachtten, waarschuwde ik de bevolking tegen het grote gevaar, waarvoor zij mij veel dank betoonde. Zo vervolgde ik mijn weg langs Bergedorf, Lauenburg, Boizenburg, enz. tot Waren. Aldaar bood ik mij aan bij de Baron Saint-Mars, die mij complimenteerde voor de spoed met dewelke ik deze opdracht had vervuld en voor mijn trouwe dienst, die zeer wel beloond werd.

  Terug naar overzicht