Silezië (1808)

  Terug naar overzicht

Vandaar [Arnswalde] trokken wij naar Oppeln [Opole, Polen], gelegen in Oppersilezië aan de Otter in een plat land, met uitgestrekte bossen, waarin men veel wild aantreft. Er zijn grote ijzergieterijen. De bevolking is er zeer arm. Het is niet ver van Polen waarmede het veel gelijkenis vertoont.

Van Oppeln ging het naar Beuthen [Bytom, Polen], een klein stadje niet ver van daar. Wij werden er gekantonneerd en kort daarna vertrokken wij naar Peiskretscham [Pyskowice, Polen], eveneens een kleine stad. Oppersilezië is maar een arm land, evenwel nog wat beter dan Polen. De levensmiddelen zijn er goedkoop, doch er is weinig geld. De inwoners zijn er zeer onrein en dom. Men vindt er vele ijzermijnen en -gieterijen.

Silezië (winter 1807-08)

Vandaar marcheerden wij naar Schweidnitz [Świdnica, Polen], een mooie stad met een schone Jesuïtenkerk, liggend in een vruchtbaar land.

Verder naar Neisse [Nysa, Polen], een schone stad met een fraai, sterk kasteel, in hetwelk wij gekazerneerd werden en schier opgegeten van het ongedierte. Het is een vruchtbare streek, rijk aan granen en hoornvee. De inwoners zijn er aangenaam en proper.

Zo naar Landeshut [Kamienna Góra, Polen], alwaar wij bij de burgers gelogeerd waren. Men drijft er een grote handel in granen, vlas en lijnwaad. Men vindt er grote, schone blekerijen en fijn lijnwaad, dat er goedkoop is.

Te Schönbrunn [Słotwina, Polen], waar wij daarna aankwamen, is een put met kostelijk mineraal water, dat zeer gezocht wordt. Het heeft een bittere smaak en is geelachtig van kleur. Men zegt dat er ook diamantmijnen zijn.

  Terug naar overzicht