Luchtfoto kerk, ca. 1970

1813-1830 E.H. Guido Rosa

  Terug naar overzicht

Joannes-Martinus Rosa werd geboren op 18 november 1764 in Geel. Hij trad in bij de abdij van Sint-Bernards op de Schelde op 29 april 1785 en nam daar de kloosternaam Guido aan. Hij deed zijn plechtige beloften op 1 februari 1790 en ontving de priesterwijding op 19 maart 1791.

Inschrijving in de Catalogi Religiosorum van de abdij (archief nr. 252): geboren, geprofest, priester gewijd, overleden

In de abdij vervulde hij de functies van subprior en cantor.

Toen de abdij in 1796 vernietigd werd, ging hij terug naar zijn ouders in Diest.

Tijdens de vervolging van 1797 weigerde hij zijn geweten te bezoedelen (2) en werd daarom door het decreet van 14 Brumaire VII (4 november 1798) tot de ballingschap verwezen. Hij verborg zich zorgvuldig maar werd door een wraakzuchtige vijand ontdekt en aangehouden. Op 12 juli 1799 werd hij overgebracht van Diest naar Brussel, waar hij drie dagen later in Treurenberg werd opgesloten. Hij werd voor de correctionele rechtbank aangeklaagd als samenzweerder omdat hij in een vereniging opruiende liedjes had gezongen met als refrein: "Vivent l'empereur et l'abbé de St. Bernard". ("Leve de keizer en de abt van St. Bernards") Die aanklacht had geen gevolg maar op 27 juli werd hij met andere geestelijken afgevoerd naar Valencijn (Valenciennes in Noord-Frankrijk), waar hij in de gevangenis belandde.

Met de val van het Directoire werd hij in de citadel geplaatst en uiteindelijk kwam hij begin 1800 vrij. Hij keerde terug naar Diest en werd op 20 maart 1813 pastoor van Loenhout. Daar overleed hij op 10 juni 1830. (1)


 Uit de persoonlijke notities van E.H. Guido Rosa

In het Loenhouts kerkarchief bevinden zich enkele pagina's met notities van E.H. Rosa, geschreven tussen 1815 en 1830. Hierin behandelt hij heel diverse onderwerpen zoals de bouw van de pastorij, verfraaiing van de kerk, de afzetting van zijn voorganger, zijn houding tegenover de Franse bezetter, de slag bij Hoogstraten e.d.m. We geven de tekst hieronder weer in origineel handschrift, transcriptie en vertaling naar hedendaags Nederlands.

Notities in hedendaags Nederlands en van tussenhoofdingen voorzien. De letterlijke transcriptie en het handschrift volgen onderaan.

E.H. Hubertus De Munck en de bouw van de pastorij

Op 10 mei 1765 is begonnen met de bouw van de pastorij. De werkzaamheden stonden onder leiding van E.H. Jacobus Van den Boom, provideur van Coolhem. De pastoor van Loenhout was toen Hubertus De Munck, religieuze van de abdij van Sint-Bernardus aan de Schelde die toen geleid werd door prelaat Edmundus De Vylder(5).

In 1766 heeft deze pastoor bij de kerk een kamer laten bouwen voor de meid.

Op 10 april 1766 is hij een kamer beginnen bouwen naast de weide in het oosten. Op 13 maart 1767 begonnen ook de werkzaamheden aan de eetkamer. Hij heeft toen ook 3 spiegels gekocht voor een bedrag van 100 gulden.

E.H. Hubertus De Munck, geboren in Sint-Gillis-Waas, stierf op 5 november 1769.

 E.H. Gosuinus Delgado

Na hem kwam Gosuinus Delgado uit Mechelen. Hij bleef tot 1786 toen hij provideur werd in het refugie van Antwerpen. Hij overleed in Gastel op 29 oktober 1803.

E.H. Andreas Jongelincx...

Daarna kwam Andreas Jongelincx, ook uit Mechelen. Het is bij deze pastoor dat ik, Guido Rosa, en Maximiliaan Gorik zijn gaan wonen nadat we gesanctioneerd waren op 7 januari 1797. We woonden er tot april 1798. Toen werden we verjaagd door de Fransen en keerden terug naar onze familie.

Ik ging naar mijn vader in Diest en bleef er tot 6 september 1805 toen ik hier ben teruggekeerd als onderpastoor.

...vervolgd door de Fransen

In september 1797 werd de kerk gesloten omdat de pastoor weigerde de goddeloze eed van haat(2) af te leggen. Er mochten geen H. Missen meer gelezen worden, maar dit gebeurde toch in de huizen van de mensen. In december 1797 werd hij uit de pastorij gejaagd en ging wonen op het kasteel van dhr. Walkiers Gamerijs. Daarna verstopte hij zich nog in verschillende huizen. Uiteindelijk overleed hij op 4 augustus 1805 in een huis van Adriaen Roovers Smit, dat gelegen was achter het huis van Christiaen Compere genaamd Sinis.

E.H. Bernardus de Lausnay...

E.H. Jongelincx werd op 14 augustus 1805 opgevolgd door E.H. Bernardus de Lausnay van Opwijk. Hij bleef pastoor tot 5 maart 1813, toen hij ontslagen werd door het vicariaat in Mechelen. Hij bleef op de pastorij wonen zonder functie tot 22 november 1815, toen hij dankzij de steun van Joannes Lippens aangesteld werd als pastoor van Gastel. Daar overleed hij op 14 februari 1818. Moge hij rusten in vrede.

...en zijn verwezenlijkingen

  • Onder de pastorale zorg van E.H. de Lausnay werd hier de Rozenkrans ingesteld in 1805, en werd ook de kerk gewit.
  • Hij verkreeg ook van onze prelaat de relikwie van het H. Kruis in 1810.
  • In 181. kregen we van dhr. J.B. Torenborg, geboren in Bergen-op-Zoom en woonachtig te Hoogstraten, een beeld en relikwie van de H. Antonius van Padua. Jaarschrijft: "S. Anthonius Franciscanorum DeCor". J.B. Torenborg is ondertussen gestorven in Antwerpen bij boekdrukker Schoesetters(3). In dankbare gedachtenis aan dit mooie geschenk, vindt er hier jaarlijks een gezongen jaargetijde plaats op het doksaal.
  • E.H. de Lausnay verkreeg ook een aflaat van 7 jaar.
  • Op 12 april 1815 verkreeg hij een relikwie van de H. Bernardus.
  • De pastoor heeft ook gezorgd voor drie rode stoelen en een rood ciborievelum van onze abdij.
  • Hij heeft de kerk doen witten in 1806 en drie altaren gemeubeld in 1806.

Genezing in Kevelaar (D)

Derde Orde lid Catharina Van Dijck is geprofest op 6 maart 1808 door E.H. Luijten, onderpastoor van Brecht. Zij werd op wonderbaarlijke wijze genezen in Kevelaar op 19 augustus 1808. Vier jaar lang was ze verlamd geweest aan de benen, zodat ze moest rondgedragen worden. Ze overleed op 14 juli 1812. Moge zij rusten in vrede.

Over zichzelf

Joannes Martinus Rosa is geboren in Geel op 18 november 1764. Hij trad in bij de abdij van Sint-Bernardus op de Schelde, waar hij ingekleed werd op  29 april 1785 en geprofest op 1 februari 1790. Zijn  kloosternaam was Guido. Hij werd onderpastoor in Loenhout op 6 februari 1805 toen E.H. Bernardus de Lausnay pastoor was, ook een pater van deze abdij. De abdij werd opgeheven op 7 januari 1797.

Op de vooravond van de eerste zondag van maart 1813 heeft E.H. de Lausnay zijn ontslag gekregen van het bisdom Mechelen, waartoe Loenhout behoorde sinds de opheffing van het bisdom Antwerpen. Hij zou zgz. zelf zijn ontslag aangevraagd hebben.

Een tijdje daarvoor was hij ontboden geweest op het vicariaat in Mechelen, maar had toen schriftelijk geantwoord dat het tijdstip hem niet schikte en dat hij na Pasen zou langskomen. Hij zou dan eventueel zijn ontslag aanbieden, als Loenhout hem niet wilde uitbetalen.

Het vicariaat was hem echter niet gunstig gezind omdat hij weigerde het Te Deum te zingen en te bidden voor Napoleon. Daarom werd hij ontslagen.

Ik werd vervolgens aangesteld als dienstdoend pastoor en op 20 mei benoemd. Nochtans had ik niet moeten verklaren dat ik voor Napoleon zou zingen. Zelf heb ik geweigerd om de eed(2) af te leggen, die gevraagd werd bij mijn aanstelling als dienstdoend pastoor. Ik argumenteerde dat dienstdoende pastoors daaraan wettelijk niet gebonden waren zoals dekens of bisschoppen die als leiders de eed aflegden in naam van hun ondergeschikten. Bovendien was de eed lichtzinnig geworden. Zowel het vicariaat als onderprefect Baillet(4) hebben mij ontboden, maar ik weigerde overal om de eed af te leggen.

 Waarschijnlijk zouden ze me ontslagen hebben, maar toen verloor Napoleon de slag bij Leipzig en bleef het stil rond mijn zaak.

Eigen verwezenlijkingen

  • In september 1813 heb ik het grootvaan vernieuwd en daarin een schilderij laten aanbrengen, ter waarde van 22 gulden Brabantse courant (B.C.)
  • In augustus 1813 heb ik een zilveren verguld hart gekocht voor O.L.Vrouw. Kostprijs: 15 gulden, 14 stuivers B.C.
  • In augustus 1813 is de troon van O.L.Vrouw verguld en verzilverd. We betaalden 25 gulden, 10 stuivers en 3 oorden aan arbeid en loon en 26 gulden aan goud en zilver.
  • In 1813 werd er een blauwe zijden mantel gemaakt voor O.L.Vrouw met stof van het trouwkleed van mijn moeder Theresia Van Genechten.

De slag bij Hoogstraten, januari 1814

Tijdens de laatste dagen van december 1813 verschenen er hier kozakken. Zij werden verdreven door de Fransen, die Breda gingen belegeren. De Fransen moesten echter het beleg opbreken en terugtrekken voor de Pruisen, die meteen doorstootten en op 11 januari hier kwamen aanstormen rond 10u 's morgens. De Fransen boden weinig tegenstand en trokken zich terug, terwijl een ander Pruisisch leger dapper vocht bij Hoogstraten. 

Op de middag arriveerden de bevelhebbers van dit leger in Loenhout. De Pruisische generaal Von Bulow overnachtte bij dr. Pluijm, Prins Willem Carolus bij Frans Van Elsacker, de brouwer, en een andere generaal verbleef bij mij in de pastorij.


De dag nadien reisden ze hun troepen achterna richting Oost- en Westmalle en dreven ze de Fransen naar Antwerpen, waar zij versterking kregen en de Pruisen opnieuw in de verdediging duwden.

We zagen hier toen veel troepen langskomen onder leiding van generaal Von Borstell. Toen ik zag dat zijn dragonders zinnens waren om hun paarden in de kerk te stallen, smeekte ik de generaal om zijn mannen te doen vertrekken. Hij deed dit.

Enkele dagen later kregen we het bezoek van terugtrekkende Huzaren, die hier 17 dagen bleven. De gietmeester, een luitenant en acht huzaren logeerden bij mij, in het huis van dhr. Roubens in het dorp.

Op 26 januari 1814 arriveerden hier twee Lutherse dominees die 's anderendaags, ondanks mijn protest, hun dienst uitoefenden in onze kerk. Gelukkig richtten ze geen schade aan. Deze dominees waren ook bij mij gelogeerd voor één nacht.Nota
Door omstandigheden destijds is de Confrerie van het Allerheiligste onderbroken geweest, en is opnieuw opgericht onder de naam "Confrerie van de Lichtdragers van de H. Rozenkrans", op 2 oktober 1814.

Handschrift

 Letterlijke transcriptie

PAGINA 1

In't jaer 1765 den 10 mey is men begonst te bouwen alhier de pastorije onder de directie van den eerw. heer Jacobus Van den Boom, provideur tot Coolhem, pastoor sijnde Hubertus De Munck religieuzen van d'abdije van S. Bernardus op de Schelde, ten tijden van den prelaat mijnheer Dominicus De Vijlder.

In 't jaer 1766 heeft den bovenstaende pastor gebouwd een kamerken voor de meijt bij de kerken.

Item 1766, 10 april heeft hij beginnen te bouwen een camer liggende naest de wijde in den (oatten?)

Item 1767, 13 meert heeft hij beginnen te bouwen een eetplaets.

Item dan gekogt drij spigels voor 100 guldens C.

Hubertus De Munck gebooren van S. Gillis jubilarius, is gestorven den 5 Nov. 1769.

Hierop is gevolgt Gosuinus Delgado geboortig van Mechelen, gewoorden provideur in de refugie van Antwerpen 1786. Is gestorven tot Gastel den 29 october 1803.

Hierop is gevolgt Andreas Jongelincx gebooren van Mechelen. 't Is bij dezen pastor dat ik, Guido Rosa, en Maximilianus Gorik, gesupprimeert zijnde 1797 den 7. january, zijn gaen woonen, en kosten gekogt tot in april 1798, wanneer wij om de vervolginge van 't Frans gouvernement

PAGINA 2

bij onze familie zijn gaen; ik naar Diest bij mijn vader tot 1805 den 6. september toen ik hier ben wedergekeert als onderpastoor.

1797 in September omdat den pastoor den goddeloozen eed van haet niet wilde doen, wierd de kerck gesloten, en moegten geene mis lezen, hetwelk nogtans gedaen wierd in de huijsen.

Om deselve weijgering wierden wij in December 1797 van de pastorije gejaegt, en zijn gaen woonen op het Castiel toebehoorende aen mijnheer Walkiers Gamerijs, daer naer versteken geweest in verschijde huysen en ten langen laasten gestorven in een huysken achter Christiaen Compere genaemt Sinis toebehoorende aen Adriaen Roovers Smit, den vierden augustus 1805.

Hierop is gevolgt d'Heer Bernardus De Lausnay gebooren van Opwijck pastoor den 14. augustus 1805 tot den 5. meert 1813. Wanner hij zijn dimissie kreeg van 't vicariaet van Mechelen; hij is dan gebleven sonder functie tot den 22. nov. 1815, wanneer hij pastor wierd tot Gastel, door het bedancken van d'heer Joannes Lippens, alwaer Bernardus gestorven is den 14. febr. 1818 R.I.P. Door zijne zorg is hier ingestelt den H. Roosencrans in't jaer 1805. (bijgeschreven: oock de kerck gewit) Item heeft bekomen van onsen prelaet de reliquie van 't H. Kruijs 1810.

PAGINA 3

Item 181. van d'heer J.B. Torenborg gebooren tot Bergen op Zoom, woonende dan tot Hoogstraeten de reliquie met het beeld van den H. Anthonius bekomen.  D'heer Torenborg is gestorven tot Antwerpen bij Schoesetters boeckdrucker den ... en voor het schoon present geschiet er hier in d'ocsale van Anthonius Depadua een zingende jaergetijden

Jaerschrift: S. Anthonius Franciscanorum DeCor

alsoock aflaet voor seve jaere. Oock noch bezorgt in't jaer 1815 den 12 april de reliquie van den H. Bernardus.

Bernardus heeft hier bezorgt drij roode stoelen en het rood communie velum van onze abdije hij heeft de kerck doen witten 1805, drij autaere gemobeliseert 1806.

Catharina Van Dijck, lidmaat van den derden regel geprofest den 6. meert 1808 door d'heer Luijten onderpastoor tot Brecht naer vier jaere soo slap geweest te zijn in haere beenen dat zij van d'een plaets naer d'ander gedraegen wierd, is mirakuleuselijck genezen tot Kevelaer den 19. aug 1808, is gestorven den 14 july 1812 R.I.P.

PAGINA 4

Joannes Martinus Rosa gebooren tot Gheel den 18 November 1764 heeft op zijne kleeding den 29 april 1785 den naem ontfangen Guido is geprofest den 1 febr 1790, en priester geweijd den 19. meert 1791. Onderpastoor geworden tot Loenhout den 6. febr 1805 onder d'heer Bernardus De Launsnoij pastor ook religieus van d'abdije van S. Bernardus op de Schelde, gesupprimeert den 7. jan 1797.

In't jaer 1813, 's avonds voor den eersten sondag in meert heeft de heer Bernardus zijn dimissie gekregen van 't bisdom van Mechelen, waeronder Loenhout dan was ter occasie van de suppressie van 't bisdom van Antwerpen op pretext dat hij die gevraegt hadt; hij was ontboden tot Mechelen in't vicariaet, en schreef dat hij deze moment niet wel konde komen, maer dat hij naer Paeschen soude komen, misschien om zijn dimissie te vraegen, indien de gemeynte van Loenhout hem niet betaelde, en omdat hij niet aengenaem was aen't vicariaet door het wijgeren van te zingen Te Deum, en gebeden voor Napoleon, heeft het vicariaet hem zijn dimissie gegeven, en mij aengestelt als deservitor, en den 20 meij als pastoor van Loenhout, nogtans sonder te moeten te declareren, dat ik voor Napoleon soude zingen.

PAGINA 5

Selfst heb ik gewijgert den eed, die alsdan van de deservans gevraegt en gedaen wierd, op pretext dat ik konde toonen dat de deservans volgens de Wet daeraen niet verbonden waeren, gelijck de dekens, bisschoppen enz., maer dat wij maer stonden onder hun waeckzaemhijd van onze dekens, en vervolgens dat den eed lichtveerdig was; ik ben geroepen voor het vicariaet, en den onderperfect Baillet en over al gewijgert den eed te doen; waerschijnelijck soude ik van mijnen post afgezet geweest zijn maer op dien tijdt verloore Napoleon den Slag te Leijpsig, en mijn saecken bleven stil.

In september 1813 heb ik vernieuwt het grootvaen en daer in gestelt een schilderije die gekost heeft twee en twintig gulden Brab. Courant.

In augustus 1813 gekogt een zilveren hert verguldt voor onse L. Vrouw aen vijfthien gulden veerthien stuijvers Barb. Courant.

In augustus 1813 den troon van onse L. Vrouw verguld en verzilveert aen aerbijdt & loon gegeven vijf en twintig gld thien stuijvers drij oorden en aen goud en zilver zes en twintig gld Cour.

In 't jaer 1813 gemaeckt eenen blauwen zijde mantel voor onze L. Vrouw van het trouwkleedt van mijne moeder Theresia Van Genechten.

Op het laaste van December 1813 vertoonden hun hier de Cosacken, maer wierden verdreven door de Franschen, die Breda goncken belegeren, en deze moesten het beleg opbreken en wijken aen de macht van de pruischen, die doordrongen

PAGINA 6

en den elfsten van januarius 1814 's morgens ten thien ure hier stormenderhandt arriveerde, waerop de Fransche vertrocken naer wijnigen tegenstand, terwijle een ander leger der pruijsche dapper vochten aen Hoogstraeten op den middag arriveerde hier het hooftquartier te weten den pruijschen generael Bulow, gelogeert bij d'heer pluijm Doctoor, den prins Wilm Carolus gelogeert bij Frans Van Elsacker Brouwer, en eenen generael bij mij pastor.

Den 19 's morgens zijn zij het leger naer getrocken aen de kanten van Oost- en Westmael, en hebben de Franschen gedreven in Antwerpen, alwaer zij troepen bijkregen, waerop de pruijsche achteruijt trocken; Veel troepen zijn dan hier gepaseert onder bevel van den generael Borstel, bij wie ik geweest ben om de smeeken dat hij gebieden soude van de dragonders te doen vertrecken van de kerck, die met gezicht van sin waeren aldaer hun peerde te zetten, hetgene ik verkreeg. Eenige daegen daernaer arriveerde de husaren die oock achteruijttrocken en zijn hier 17 daegen blijven liggen. Den gietmeester, een luitenant en acht husaeren, waeren bij mij gelogeert, woonende in 't huis van d'heer Roubens op het dorp.

1814, den 26. januari arriveerde twee Luterse Domines, hebben tegen mijn protest sanderdaegs hunnen dienst in ons kerck uijtgeoefent, waerdoor nogtans de kerck niet gevioleert was, deze Dom. waeren oock bij mij ingequartiert voor eene nacht.


Voetnoten

Met dank aan Maria Gorissen voor het bezorgen van de archiefstukken.

(1) Naar: "Het martelaarsboek of Heldhaftig Gedrag der Belgische geestelijkheid ten tijde der Fransche omwenteling op het einde der achttiende eeuw" (1875). Dit boek werd geschreven door J.-B. Van Bavegem, oud-pastoor van Zwijndrecht en uitgegeven te Gent bij de Boekdrukkerij van J. en H. Vander Schelden. De hoofdbrok van het boek betreft de lotgevallen van meer dan 1000 Belgische geestelijken, priesters en kloosterlingen die in de jaren 1797 tot 1800 slachtoffer werden van de godsdiensthaat van de Franse Revolutionairen, die toen ons land geannexeerd hadden.

(2) Op 5 september 1797 verscheen er een decreet waardoor alle bedienden van de Staat, zowel geestelijke als wereldlijke, verplicht werden de volgende eed af te leggen ten overstaan van de gemeentelijke autoriteit (benoemd door de Franse centrale overheid): "Ik zweer haat aan het koningdom en aan de regeringsloosheid, gehechtheid en getrouwheid aan de republiek en aan de constitutie van het jaar III." Wie de eed weigerde, stelde zich bloot aan de ergste straffen, inbegrepen verbanning naar Guyana, een eiland in de Altantische Oceaan nabij Venezuela.

(3) Boekdrukker Schoesetters, Antwerpen. Jacobus-Simon Schoesetters, boekverkoper, aangenomen in de St. Lucasgilde in 1780, deken verkozen in 1784 en overleden op 17/6/1822. Hij was woonachtig op de hoek van de Kaasrui bij de Melkmarkt. Zijn wedeuwe zette met haar zoon de zaak voort onder de naam "Schoesetters, Wed. & Zoon".

(4) M. de Baillet, Auditeur van de Raad van State en onderprefect te Antwerpen, Almanach Impérial de France, Testu 1804.

(5) Ten tijde van abt Edmundus de Vylder (1740-1769) bereikte het aantal religieuzen in Hemiksem een hoogtepunt van 70 paters. Tijdens zijn abbatiaat werd een nieuwe sacristie aan de abdijkerk gebouwd (1743-1748). Hij kocht ook een nieuwe pastorie te Oudenbosch en zorgde voor de inrichting of verbouwing van de kerken van Puurs, Loenhout en Wouw. (Bron: Odis.be)