Luchtfoto kerk, ca. 1970

1788-1805 E.H. Andreas Jongelincx

  Terug naar overzicht

Hij werd gedoopt als Andreas Joseph Jonghelinckx te Mechelen op 7 januari 1742.

Zijn ouders waren  Nicolaus Josephus Jongelinckx (ged. 18 juni 1721 Mechelen St. Rombouts, overl. 9 mei 1794 Mechelen St. Rombouts) en Joanna Van Cr(a)(u)ijwinckel, Kraijwinckel (overl. 8 juli 1773 Mechelen St. Rombouts). Zij huwden op 27 februari 1740 te Mechelen St. Rombouts en kregen de volgende kinderen:

  1. Andreas Josephus Jonghelinckx, ged. 7 januari 1742 Mechelen St. Jan
  2. Jacobus Josephus Jonghelincx, ged. 24 april 1747 Mechelen St. Rombouts, overl. 26 september 1748 Mechelen St. Rombouts.
  3. Ambrosius Augustinus Jonghelinckx, ged. 2 november 1749 Mechelen St. Rombouts, overl. 19 mei 1751 Mechelen St. Rombouts.
  4. Anna Maria Jongelinghs, ged. 2 november 1751 Mechelen St. Rombouts, overl. 23 januari 1812. Zij huwde op 27 juli 1801 te Mechelen met Rumoldus Josephus Stalins (ged. 31 juli 1758 Mechelen St. Petrus & Paulus, overl. 14 december 1819 Mechelen, zoon van Franciscus Jospehus Stalins, procureur in de Grote raad en Maria Antonia Josepha Loquet). Het echtpaar bleef kinderloos. In 1795 leende zij aan haar priester-broer 1000 gulden om opeisingen door de Franse bezetter te kunnen betalen (cfr. infra)

Op 19 januari 1761 schreef hij zich in aan de Universiteit van Leuven.

Hij werd geprofest op 11 juli 1762. Als kloosterling nam hij de naam Andreas aan. Zijn priesterwijding volgde op 24 mei 1766. Eerst was hij koster in het klooster.

Op 7 maart 1778 werd hij onderpastoor te Loenhout en in december 1788 pastoor, in opvolging van E.H. Delgado, die zijn ontslag had ingediend.

Hij maakt de zwaarste periode door van de Franse revolutie.

Op 5 december 1795 moest hij van zijn zus Anna Maria Jongelincx de som van 1000 gulden Brabants courant lenen, zoals blijkt uit deze acte verleden bij notaris Petrus D. Roubens met getuige Joannes Mertens. Het geld diende "tot voldoening der quote ende contributie door de Fransche Republicq binnen de stadt Antwerpen gevraeght ende door de municipaliteit der selve stadt opgeschreven". In totaal moest hij 1900 gulden ophoesten. Hij beloofde de geldsom met interest terug te betalen en geeft daartoe "allen de goederen, middelen ende innekomen der voorschreve pastorije"

Op 2 augustus 1796 moest hij al de parochieregisters inleveren. In september 1797 werd de kerk gesloten omdat de pastoor weigerde de eed van haat af te leggen. Er mochten geen H. Missen meer gelezen worden, maar dit gebeurde toch in de huizen van de mensen. In december 1797 werd hij uit de pastorij gejaagd. De pastorij, vanaf 1765 gebouwd onder E.H. De Munck, werd aangeslagen en openbaar verkocht als "zwart goed". De pastoor ging wonen op het kasteel van dhr. Walkiers Gamerijs. Daarna verstopte hij zich nog in verschillende huizen. (1)

Op 13 juni 1805 voelde hij zijn einde naderen en maakte hij zijn testament op bij notaris De Keyser te Brecht.

Uiteindelijk overleed hij minder dan 2 maanden later, op 4 augustus 1805 in een huis van Adriaen Roovers Smit, dat gelegen was achter het huis van Christiaen Compere genaamd Sinis. Zijn grafsteen met opschrift is nog steeds te zien in de kerk van Loenhout. Dit is de tekst:

D.O.M.
Memoriam Reverndi Domini Andrae Jongelincx
Religiosi abbatiae Si.Bernardi ad Scheldam per 17 annos
Huius parochiae pastor
Obiit 4 augusti 1805
R.I.P.

Inschrijving in het Catalogi Religiosorum van de abdij (archief nr. 252): geboren, geprofest, priester gewijd, overleden

 


(1) Bron: Notities van zijn opvolger E.H. Guido Rosa.